wolkenfragmenten uit Marcel Pagnol, Mijn kinderjaren in de Provence
2929
De toren is wat breder dan hoog, maar omdat hij op
zeshonderd meter oprijst uit de rots verheft hij zich hemelhoog in de
Provençaalse hemel, en soms is er in juli een witte wolk die er even
komt uitrusten. (15)
2930
Rechts van me begon de zon rood te kleuren, achter wolkenslierten,
net als op de doosjes met snoepjes die tantes geven als kerstcadeau. (192)
2931
(…) toen was er een glazen fluit, een
dunne, scherpe fluit, die daarboven in de wolken de stem begeleidde van
een klein meisje dat zong aan de oever van een beek. (236)
2932
Een koel zeebriesje duwde langzaam de donkere wolken
voort. (242)
2933
Toen zette hij zijn handen aan zijn mond en riep naar
de wolken: ‘Het kan beginnen!’ (246)
2934
Paarse wolken schoven over onze hoofden heen,
en het blauwige licht werd beetje bij beetje minder, als van een lamp die
uitdooft. (246)
2935
En eindelijk spleet plots een snelle bliksemschicht de
wolken, gevolgd door een droge, daverende donderslag, waarna het water
met een enorm geknetter neerstroomde op het lage kreupelhout. (247)
2936
Bovendien kwamen er in grijze golven wolken
naar ons toe, schuimend als opkomend tij, en algauw waren we verdronken: we
konden geen tien passen voor ons zien. (249)
2937
Had hij alleen daaraan gedacht tussen de tijm, de
rozemarijn en de lavendel, bij het zingen van de krekels en cicaden, onder de
felblauwe hemel waarin wolken uit het westen zeilden? (267)
2938
Om ons heen drong de dageraad door de bleke mist: in
diffuus licht bleven kleine katoenen wolken hangen onder de takken van
de pijnbomen en boven in het struikgewas. (293)
2939
Maar juist toen ik in de verte de kegel van de grote
Tête Rouge in het oog kreeg, verdween ineens de zon. Hij veranderde niet in een
triomfantelijke, glorieuze zonsondergang boven paarsrode en helrode lagen, maar
leek schielijk, haast tegen wil en dank, weg te glippen onder grijze wolken
zonder vorm en zonder reliëf. (321)
2940
Maar ik was blij en trots toen ik een buizerd kon
doden, die zo groot was als een van opzij geziene paraplu; onder in het ravijn
van Lancelot staand had mijn vader hem neergehaald uit een wolk (…) (330)
2941
De cementen bedding was maar drie meter breed en het
transparante water weerspiegelde de witte wolken van de aprilhemel. (340)