donderdag 9 augustus 2018

intensieve zorgen – 12


Zoals je een voor een je lichaamsfuncties opnieuw opneemt en op die manier het geheel reconstrueert, zo bouw je tijdens zo’n langdurig verblijf in het ziekenhuis als het ware ook je wereld opnieuw op. Door het accident en de verwikkelingen is die wereld op zichzelf teruggeplooid, zeg maar ineengeschrompeld, tot minimale afmetingen, tot iets wat nauwelijks de eigen navel te buiten gaat. Het gaat om overleven, en dan is weinig wat daar niet meteen en rechtstreeks mee te maken heeft van tel. Maar een mens leeft niet van brood alleen – of van serum, antibiotica, pijnstillers… Naast je bed telt en meet een apparaat wat in dat lichaam van je gebeurt, tegen de wand toont een klok dat ook zonder jou de tijd zou blijven voorttikken, en achter het raam vermoed je een werkelijkheid die uit méér dan voorbijdrijvende wolken bestaat. Met de elementen die je worden aangereikt door bezoekers, televisiebeelden, flarden tekst, herinneringen en de mortel en specie van je gedachten bouw je van scratch opnieuw een wereld op. Je kunt niet anders. En je geniet er ook van, hoe die nieuwe bouwstenen in elkaar passen, met elkaar verbindingen aangaan.

Ik heb een vriendelijke archeoloog van vijftig gekend, die, toen de dokter hem mededeelde dat hij nooit meer werken mocht, regelrecht naar een winkel liep en zo’n trein met toebehoren kocht. Hij heeft er nog twintig jaar mee gespeeld, blijer dan tijdens zijn opgravingen. In de hemel bezit hij waarschijnlijk een nog veel grotere, die van wolk naar wolk kan rijden, want daar is men niet gebonden aan een budget. Vermoed ik.

Ik stip het citaat aan voor mijn wolkencollectie. Ik vind het in een bundeltje Carmiggelt-columns: méér kan ik voorlopig niet aan. De archeoloog en de modelspoorbouw blijven haken. Dat laatste komt alvast goed uit wanneer een van de lotgenoten die tijdens mijn begankenis langs ziekenhuisafdelingen een tijdje in mijn kamer samenspoort, vertelt over zijn hobby. Hij bouwt modeltreintjes en haakt zo zijn wagonnetje vast aan de trein die Carmiggelt op het spoor heeft gezet. Dat wordt een hele trein en kijk, ginds in de verte zie ik, aan gene zijde van het kanaal naar Oostende de uit die stad afkomstige trein naar Brussel door het polderlandschap glijden, of door wat daar van overblijft – hij bolt al uit want straks houdt hij halt in het station van Brugge, waar ik zelf heel vaak diezelfde trein moet halen. Maar nu is het, door de afstand, een klein en geruisloos spoormodel, klein als de treintjes van mijn buurman en als de modellen die de vroeggepensioneerde archeoloog van Carmiggelt verzamelde. Die archeoloog klikt zich een week of twee later, wanneer ik al iets stevigers kan lezen, vast aan het uitstekende boek van Daniel Mendelsohn, Een odyssee, waarmee H. & B. me erg veel plezier deden. De classicus Mendelsohn vertelt over de reis die hij samen met zijn vader maakt naar de plekken waar ook Odysseus zou zijn gepasseerd. Een odyssee doet mij dan weer teruggrijpen naar Homeros – ik vraag G. om het boek voor me mee te brengen, geef hem duidelijke instructies waar hij het kan vinden in mijn bibliotheek.

En zo wordt de wereld van mijn ziekbed opnieuw een wereld waarin ik vrij kan ademen. Ik fourageer gretig het geestelijk voedsel dat mij wordt aangereikt in de vorm van gesprekken, de televisie, wat ik zie door het raam, mijn stilaan opnieuw opgevatte lectuur – en ik associeer, verbind, puzzel de stukken aaneen tot het nieuwe huis waarin ik de volgende fase van mijn leven hoop te kunnen wonen.


lees hier de volledige reeks (scrollen naar beneden en dan klikken op 'oudere berichten'): https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/intensieve%20zorgen