Zoals je een voor een je lichaamsfuncties opnieuw opneemt
en op die manier het geheel reconstrueert, zo bouw je tijdens zo’n langdurig
verblijf in het ziekenhuis als het ware ook je wereld opnieuw op. Door het
accident en de verwikkelingen is die wereld op zichzelf teruggeplooid, zeg maar
ineengeschrompeld, tot minimale afmetingen, tot iets wat nauwelijks de eigen
navel te buiten gaat. Het gaat om overleven, en dan is weinig wat daar niet
meteen en rechtstreeks mee te maken heeft van tel. Maar een mens leeft niet van
brood alleen – of van serum, antibiotica, pijnstillers… Naast je bed telt en
meet een apparaat wat in dat lichaam van je gebeurt, tegen de wand toont een
klok dat ook zonder jou de tijd zou blijven voorttikken, en achter het raam
vermoed je een werkelijkheid die uit méér dan voorbijdrijvende wolken bestaat.
Met de elementen die je worden aangereikt door bezoekers, televisiebeelden,
flarden tekst, herinneringen en de mortel en specie van je gedachten bouw je
van scratch opnieuw een wereld op. Je
kunt niet anders. En je geniet er ook van, hoe die nieuwe bouwstenen in elkaar
passen, met elkaar verbindingen aangaan.
Ik heb een
vriendelijke archeoloog van vijftig gekend, die, toen de dokter hem mededeelde
dat hij nooit meer werken mocht, regelrecht naar een winkel liep en zo’n trein
met toebehoren kocht. Hij heeft er nog twintig jaar mee gespeeld, blijer dan
tijdens zijn opgravingen. In de hemel bezit hij waarschijnlijk een nog veel
grotere, die van wolk naar wolk kan rijden, want daar is men niet gebonden aan
een budget. Vermoed ik.
Ik stip het citaat aan voor mijn wolkencollectie. Ik vind
het in een bundeltje Carmiggelt-columns: méér kan ik voorlopig niet aan. De
archeoloog en de modelspoorbouw blijven haken. Dat laatste komt alvast goed uit
wanneer een van de lotgenoten die tijdens mijn begankenis langs
ziekenhuisafdelingen een tijdje in mijn kamer samenspoort, vertelt over zijn
hobby. Hij bouwt modeltreintjes en haakt zo zijn wagonnetje vast aan de trein
die Carmiggelt op het spoor heeft gezet. Dat wordt een hele trein en kijk,
ginds in de verte zie ik, aan gene zijde van het kanaal naar Oostende de uit
die stad afkomstige trein naar Brussel door het polderlandschap glijden, of
door wat daar van overblijft – hij bolt al uit want straks houdt hij halt in
het station van Brugge, waar ik zelf heel vaak diezelfde trein moet halen. Maar
nu is het, door de afstand, een klein en geruisloos spoormodel, klein als de
treintjes van mijn buurman en als de modellen die de vroeggepensioneerde
archeoloog van Carmiggelt verzamelde. Die archeoloog klikt zich een week of
twee later, wanneer ik al iets stevigers kan lezen, vast aan het uitstekende
boek van Daniel Mendelsohn, Een odyssee,
waarmee H. & B. me erg veel plezier deden. De classicus Mendelsohn vertelt
over de reis die hij samen met zijn vader maakt naar de plekken waar ook Odysseus
zou zijn gepasseerd. Een odyssee doet
mij dan weer teruggrijpen naar Homeros – ik vraag G. om het boek voor me mee te
brengen, geef hem duidelijke instructies waar hij het kan vinden in mijn
bibliotheek.
En zo wordt de wereld van mijn ziekbed opnieuw een wereld
waarin ik vrij kan ademen. Ik fourageer gretig het geestelijk voedsel dat mij
wordt aangereikt in de vorm van gesprekken, de televisie, wat ik zie door het
raam, mijn stilaan opnieuw opgevatte lectuur – en ik associeer, verbind, puzzel
de stukken aaneen tot het nieuwe huis waarin ik de volgende fase van mijn leven
hoop te kunnen wonen.
lees hier de volledige reeks (scrollen naar beneden en dan klikken op 'oudere berichten'): https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/intensieve%20zorgen