Die voornemens kun je niet waarmaken, vergeet het
maar. Maar er blijft toch iets van over, merk ik. Toch nu, in die eerste dagen
en weken van de geleende tijd. Namelijk dit: bij alles wat ik meemaak, zie,
lees, ervaar…, rijst de vraag of ik het zou gemist hebben indien ik wél zou
zijn meegenomen door Magere Hein. Het is alsof ik nu over een nieuwe maatstaf
beschik om mijn levenskwaliteit te meten. Doordat de tijd die ik nu besteed
anders aanvoelt, een andere kwaliteit heeft, kan ik, neen, móet ik de dingen
die ik ermee doe, waaraan ik haar besteed, op een andere manier evalueren. Ik
zag die film, las dat boek, bracht mijn namiddag of avond met die of die
persoon door: zou ik die film, dat boek, die ontmoeting gemist hebben indien er
na 25-26 mei geen vervolg meer zou geweest zijn? Dat klinkt streng en wellicht
ook wat negatief, maar ik wil het positief uitdrukken: het accident en alles
wat erop gevolgd is leggen een nieuwe glans over de dingen. Ik ben dankbaarder
dat ik ze mag meemaken, maar ook kieskeuriger, strenger. Er valt geen tijd meer
te verliezen, ik moet mijn aanwezigheid hier verdienen. Ik ben blij dat ik leef
en moet het dus goed doen.
Tussen dat ene moment van verstrooidheid op 20 mei,
pal op de landsgrens in de Hoekse Vaartstraat en het ogenblik waarop ik dit
schrijf, is een gat in de tijd gevallen. Iemand heeft met een grote schaar drie
maanden weggeknipt. Maar nu val ik opnieuw samen met mijn tijd, en ik ben blij
dat ik de kloof heb kunnen dichten met de boeken die ik in die periode heb
gelezen, de films die ik heb gezien, de mensen die mij hebben bezocht. En met
deze notities, waarin ik heb vastgelegd wat anders reddeloos zou zijn verlorengegaan.
Dit verslag eindigt op 21 augustus aan de Noordzee. Ik
ben, na weken revalidatie, nog altijd niet goed ter been maar strompel toch het
duin over en mank over het geribbelde strand, tot ik met mijn voeten in het
aanrollende water sta. Ik blijf op dezelfde plek staan, mijn blote voeten zakken
weg in de bodem. Opeens, als viel mij een steen op het hoofd, overvalt mij in
al zijn helderheid nog maar eens – maar nooit eerder zo hevig – het besef dat
ik er net zo goed niet meer had kunnen zijn en dat ook dán deze golven zouden
zijn aangerold. Of ik er nu nog was of niet: het maakt niets uit. Dit besef is
tegelijk troostrijk én verbijsterend. Mijn excuses voor de pathetiek, maar ik
kan mijn tranen niet bedwingen, ze vallen uit mijn ogen in de Noordzee en
vermengen zich met het water dat aan mijn in het honderd miljoen jaar oude zand
verzinkende voeten likt.
Ik draai mij om en keer terug aan land.
Ik draai mij om en keer terug aan land.
Lees hier de volledige reeks vanaf het begin.