vrijdag 24 augustus 2018

intensieve zorgen – 27 (slot)


Die voornemens kun je niet waarmaken, vergeet het maar. Maar er blijft toch iets van over, merk ik. Toch nu, in die eerste dagen en weken van de geleende tijd. Namelijk dit: bij alles wat ik meemaak, zie, lees, ervaar…, rijst de vraag of ik het zou gemist hebben indien ik wél zou zijn meegenomen door Magere Hein. Het is alsof ik nu over een nieuwe maatstaf beschik om mijn levenskwaliteit te meten. Doordat de tijd die ik nu besteed anders aanvoelt, een andere kwaliteit heeft, kan ik, neen, móet ik de dingen die ik ermee doe, waaraan ik haar besteed, op een andere manier evalueren. Ik zag die film, las dat boek, bracht mijn namiddag of avond met die of die persoon door: zou ik die film, dat boek, die ontmoeting gemist hebben indien er na 25-26 mei geen vervolg meer zou geweest zijn? Dat klinkt streng en wellicht ook wat negatief, maar ik wil het positief uitdrukken: het accident en alles wat erop gevolgd is leggen een nieuwe glans over de dingen. Ik ben dankbaarder dat ik ze mag meemaken, maar ook kieskeuriger, strenger. Er valt geen tijd meer te verliezen, ik moet mijn aanwezigheid hier verdienen. Ik ben blij dat ik leef en moet het dus goed doen.

Tussen dat ene moment van verstrooidheid op 20 mei, pal op de landsgrens in de Hoekse Vaartstraat en het ogenblik waarop ik dit schrijf, is een gat in de tijd gevallen. Iemand heeft met een grote schaar drie maanden weggeknipt. Maar nu val ik opnieuw samen met mijn tijd, en ik ben blij dat ik de kloof heb kunnen dichten met de boeken die ik in die periode heb gelezen, de films die ik heb gezien, de mensen die mij hebben bezocht. En met deze notities, waarin ik heb vastgelegd wat anders reddeloos zou zijn verlorengegaan.

Dit verslag eindigt op 21 augustus aan de Noordzee. Ik ben, na weken revalidatie, nog altijd niet goed ter been maar strompel toch het duin over en mank over het geribbelde strand, tot ik met mijn voeten in het aanrollende water sta. Ik blijf op dezelfde plek staan, mijn blote voeten zakken weg in de bodem. Opeens, als viel mij een steen op het hoofd, overvalt mij in al zijn helderheid nog maar eens – maar nooit eerder zo hevig – het besef dat ik er net zo goed niet meer had kunnen zijn en dat ook dán deze golven zouden zijn aangerold. Of ik er nu nog was of niet: het maakt niets uit. Dit besef is tegelijk troostrijk én verbijsterend. Mijn excuses voor de pathetiek, maar ik kan mijn tranen niet bedwingen, ze vallen uit mijn ogen in de Noordzee en vermengen zich met het water dat aan mijn in het honderd miljoen jaar oude zand verzinkende voeten likt.

Ik draai mij om en keer terug aan land.

Lees hier de volledige reeks vanaf het begin.