maandag 27 augustus 2018

wolken 2942-2957


wolkenfragmenten uit Jan Vanriet, Radeloos geluk

2942
Schapenwolkjes, denk ik luidop. (18)

2943
Soms verschijnt hij in een wolk, een verscheurde vlag, een brandend huis. (47)

2944
Daarbij kijkt hij enkele tellen hoofdschuddend naar de wolken. (64)

2945
De weerspiegeling van lichtroze nachtwolken, de omlijning van zwarte roerloze eiken. Ik aarzel. Als ik nu duik, zal ik die spiegel verbrijzelen.
Ik sta naakt op de rand. Ik spring alsnog.
Voor ik het water raak, zie ik nog even het gespannen oppervlak, als een vlies. En dan is er de schok, de scheur, splets!
Ik glijd naar de bodem, stuw me met een korte slag van mijn bekken naar boven, draai op mijn rug en laat me dan drijven.
Het is bladstil. Slechts de golfslag tegen het beton van het zwembad. Deinend in het water kijk ik opnieuw naar de roze wolken, deze keer rechtstreeks. (127)

2946
Onder lage wolken werven reusachtige, rode letters voor LKW Tatra Motokow. (155)

2947
De avondlucht is dooraderd met vederwolken en dwarsstrepen. (169)

2948
Wolken spiegelen in een kilometerslange wering van glas en staal. (270)

2949
We reciteren de oudste woorden, de ervaren woorden, die weten wat je zeggen moet als een mensenkind sterft; we zingen de subliemste hymnen en chants; we begraven haar in een gat in de wolken. (Vanriet citeert Benno Barnard, 288)

2950
Dus ik kijk neer vanuit een wolkenhoge verdieping in een messcherpe toren van glas, twee blokken bezuiden Central Park. (311)

2951
Ik rij in de vlakheid van mijn land. Muisgrijze lage wolken, roestbruine fabrieksbeekjes met een zoom van knotwilgen. (350)

2952
Terwijl in Ljubljanka zestien oude partijleden worden geëxecuteerd, onder wie Zinoviev en Kamenev – leden van het eerste politbureau – vliegt André Gide terug naar Parijs en stuurt hij vanuit de wolken een gelukwenstelegram gericht aan het grote socialistische gastland: Mes chers amis, au revoir! (426)

2953
(…) / De wolken hangen laag / En dieprood als baksteen / (…) (431)

2954
Tussen de wolken hangt een glimlachende engel als een drone van God. (467)

2955
De hoogpotige stoel blijkt bestemd voor de geniale geest van de componist. Er is geen zitvlak, je kijkt er los doorheen, naar wolkjes die onschuldig voorbijdrijven. (474)

2956
De krant Libération beeldt Macron af als de oppergod van de Olympus, zoals Ingres hem schilderde, keizerlijk boven de wolken, met hemelvuur in zijn forse vuist. (495)

2957
Dit landschap, deze omgeving moet ik onthouden, denk ik: de nevels die opstijgen van nog nauwelijks besneeuwde bergflanken, de zijdeglans van het meer, stralenbundels die tussen de wolken doorbreken en uitgerekend één helling belichten, overal sparrenbossen, zelfs klimmend tot aan deze tuin, hun kruinen onder het betonnen zwembassin, de druppels die cirkels tekenen in het troebele water, regelmatige kringen als in een prent van Hokusai. (543-544)