dinsdag 7 augustus 2018

afscheid van mijn digitaal bestaan 83


voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

Vrije meningsuiting

17 februari tot 6 maart 2006

Verdomme, dacht hij, die Deense cartoonkwestie is nu al een paar weken oud en zowat iedereen heeft daar al zijn mening over uitgesproken – en ik, dacht hij, nog niet.

De vraag is of hij daar wel een mening moet over hebben, over die Deense cartoonkwestie – ’t is ook een vorm van tirannie natuurlijk, over alles een mening te moeten hebben, en die dan nog te moeten uiten ook want over ‘vrije meningsuiting’ gaat het toch, niet?

En hij dacht er dus over na, over die Deense cartoonkwestie en over de vrije meningsuiting die daarbij in het geding zou zijn en hij kwam tot de volgende conclusie. ‘Vrije meningsuiting’, concludeerde hij, ‘is een contradictio in terminis. Geen enkele mening is vrij. Ja, je bent wel vrij om een mening te uiten, maar inhoudelijk ben je altijd aan handen en voeten gebonden en dus kan die uitingsvrijheid niet veel voorstellen.’ Hij vroeg zich dus af waarom er zo heftig met dat argument ‘vrije meningsuiting’ werd geschermd. ‘Je kunt het alleen belangrijk vinden als je aanvaardt dat er meer dan één waarheid bestaat. Want als er maar één waarheid is, ja, wat is dan zo interessant aan het vrij uiten van een mening?’ Hij besefte dat zijn redenering verdacht veel had van een cirkelredenering – maar vond de uitgang niet. Hij recapituleerde. En kwam dan toch een stap verder. ‘Vrije meningsuiting kan maar interessant en het verdedigen waard zijn als er verschillende meningen en dus ook waarheden naast elkaar kunnen bestaan. Dus ook meningen die eventueel niet zo hoog oplopen met het recht op vrije meningsuiting. Je kunt maar vrije meningsuiting als recht verdedigen als je aanvaardt dat er mogelijk waardensystemen zijn die het recht op vrije meningsuiting niet waarborgen. Maar, en dat voelt iedereen aan’, besefte hij, ‘de verdedigers van het recht op vrije meningsuiting willen dat iedereen dat recht erkent. Het waardensysteem dat het recht op vrije meningsuiting voorschrijft is in deze totalitair, het verdraagt er geen andere naast zich. Het waardensysteem dat totalitair schermt met het recht op vrije meningsuiting, is het (tegenwoordig over de hele planeet uitgedragen) totalitaire westerse, kapitalistische, geglobaliseerde, rationele waardensysteem.’ (Had hij niet op tv Baroso horen verklaren in het Europees Parlement dat het Westen zijn waarden moet verdedigen alsof die universeel zijn.) Hij besefte: ‘Hier klopt iets niet.’

Hij dacht verder na. ‘Net zo min als een toeval verdiend of onverdiend kan zijn, een esthetische voorkeur kan worden afgedwongen, een verkeersreglement naar eigen goeddunken kan worden nageleefd – zo kan ook een meningsuiting niet vrij zijn.’ Hij vond dat mooi geformuleerd. ‘Er lijkt een groot misverstand te heersen’, overwoog hij. ‘De vrijheid waarvan sprake in de uitdrukking “recht op vrije meningsuiting” is een vrijheid die slaat op het uiten van de mening, niet op wélke mening er wordt geuit. Bijvoorbeeld dat alle terroristen moslims zijn, zoals toch, min of meer (want natuurlijk met ironie – maar dat snapt niet iedereen), door die Deense cartoons wordt gesuggereerd. Of erger nog: alle moslims terroristen (want ook die interpretatie circuleert, je houdt het niet voor mogelijk). Of in elk geval dat de islam meer dan het christendom tot terrorisme aanzet. (Waarbij in één moeite alle intoleranties, kruistochten, inquisities en missioneringen uit het christelijke verleden, en christelijk geïnspireerde ethische fundamentalismen, bijvoorbeeld inzake seksuele geaardheid, celibaat of aidspreventie, uit het christelijke heden worden "vergeten".)’ Dat overdacht hij allemaal.

‘Welnu’, zo ging hij verder, ‘als dat zo is, dat de “vrije meningsuiting” vooral wordt verdedigd om der wille van het kúnnen uiten veeleer dan om wát er wordt geuit, moet die vrijheid dan niet wél aan beperkingen onderhevig zijn? Zoals alle handelingen met een sociale dimensie aan beperkingen onderhevig zijn: fietsen, chatten, sporten, verleiden, politiek, filantropie, kleurenwiezen. Zolang het over één plus één gaat, wetenschappelijke of mathematische aangelegenheden, bestaat er geen discussie en is vrije meningsuiting een loos begrip. Maar het gaat hier natuurlijk niet over wetenschap of wiskunde. Het gaat bij de kwestie van de vrije meningsuiting over domeinen waar verschillende waarheden, verschillende meningen naast elkaar kúnnen bestaan: het gaat over de ethische, religieuze, esthetische, sociale, gevoelsmatige… waarheden van mensen, die al eens kunnen verschillen in de mate die mensen mannen en vrouwen zijn, vaders en zonen, natuurmensen en stedelingen, homo’s en hetero’s, moslims en christenen, westerlingen en oosterlingen, liberalen en socialisten, modernen en postmodernen en wat weet ik allemaal wat voor onderscheiden je nóg kunt maken. Al die soorten mensen hebben allemaal hun eigen, binnen elk van hun contexten te bekijken en deels onvermijdelijk ook altijd op onverantwoordbare autoriteit of overlevering gebaseerde waarheden. Zolang die context of autoriteit of overlevering overeind blijft staan, kun je niet zomaar om het even wat zeggen. Je moet je afvragen of het zinvol is om, schermend met het argument “vrijheid van meningsuiting”, alles onderuit te halen en mensen hun houvast te ontnemen… Je kunt een niet te verantwoorden waarheid (“God bestaat”; “God is dood”; “Het leven is heilig”; “Geen pedagogie zonder autoriteit”; “Schoonheid schenkt zin”; “Het recht op vrije meningsuiting is heilig”; “Er is maar één waarheid”) met een eigen mening onderuithalen – vraag is alleen: wat zet je in de plaats?; wordt het leven er echt gemakkelijker op? Hier komt respect in het geding. Respect is dan, in deze: de ander in zijn zekerheden laten.’

Hij besefte dat zijn redenering uitermate moeilijk was en wellicht te allen kante aanvechtbaar. De ander in zijn zekerheden laten? Ja, in de waan laten! Respect wordt op die manier paternalisme, laatdunkendheid, onverantwoordelijkheid. Hij anticipeerde op een mogelijke kritiek: ‘Juist ja, voorbehoud dient te worden gemaakt voor ethische kwesties die diametraal tegenover ons westers-christelijke aanvoelen staan, die dat aanvoelen bedreigen. Clitoridectomie, om maar dat voorbeeld te geven. Je kunt als westerling niet niet de mening hebben, en uiten, dat dit een barbaarse, achterhaalde, achterlijke praktijk is. Maar je moet je, als westerling, altijd goed realiseren vanuit welk waardensysteem je dat doet – en dat je tegelijk met dat terechte bestrijden van zo’n barbaars, achterhaald en achterlijk gebruik die cultuur, die op dat punt voor verbetering vatbaar is, ook opzadelt met een hele reeks “westerse” waarden en praktijken die misschien niet zo verdedigbaar zijn: kapitalisme, consumptiedemocratie, vrouwonvriendelijke reclame, roofbouw op de planeet, etc…’

Zo ongeveer dacht hij over de Deense cartoonkwesties en over het recht op vrije meningsuiting, en hij overdacht het nog eens en hij was er al bij al een tijdje mee bezig. En hij aarzelde om het op te schrijven omdat het – zo leek het hem – politiek niet erg correct leek. Maar hij schreef het toch op, al was het maar om zijn gedachten over deze ingewikkelde materie te ordenen en om, de volgende keer dat hij een mening zou uiten, bijvoorbeeld over ‘de vrije meningsuiting’, wat steviger in zijn schoenen te staan en zich niet te laten verleiden tot het uit eigen beweging produceren of gewoon gedachteloos reproduceren van obligate en weinig overwogen klanken en kreten – zoals nu zowel zij die de vrije meningsuiting verdedigen als zij die haar aanvallen lijken te doen. ‘Ja, je kunt wel vrij je mening uiten, en misschien heb je wel de vrijheid om het recht daarop te verdedigen – maar dat ontslaat je niet van de plicht om erover na te denken.’ Zo dacht hij. En ook nog: ‘Overigens en a fortiori is sinds het Vlaams Blok de term “vrije meningsuiting” als slogan heeft geadopteerd, voorzichtigheid bij het gebruik ervan sowieso geboden.’