zondag 19 augustus 2018

intensieve zorgen – 22

Negen weken, waarvan zeven toch genoeg bij mijn positieven om geestelijk actief te zijn: dat is een behoorlijk lange tijd om weg te knijpen. Wat doet een mens zoal, in die omstandigheden?

Als er geen bezoek is – daar wijd ik nog een apart hoofdstukje aan – en er zijn geen beslommeringen – wassen, eten, verzorging, pilletjes, kamergenoten waar rekening mee te houden valt, revalidatie… –, resten enkel de televisie en de lectuur. En het schrijven natuurlijk, maar daar is in de kliniek niet veel van in huis gekomen omdat – ik had dat nooit eerder beseft – je daar blijkbaar ook je schouder voor nodig hebt.

Qua televisie kon ik het niet beter treffen: het volledige WK en een deel van de Tour vielen samen met mijn te doden tijd. Ik kijk graag voetbal en koers, maar het voelt toch aan als tijdverspilling. Zeker thuis. In het ziekenhuis kwam het perfect uit. Met een half oog en de volumeknop tegen het minimum aan, las ik mijn boek – ik werd het dan wel gewaar wanneer er een goal viel of een ontsnapping tot stand kwam. Of iemand het ravijn induikelde – herhalingen genoeg!

Verder leverde de televisie ook komkommerjournaals en actualiteitsprogramma’s, en als het een beetje meezat ook eens een film. Zo zag ik in die weken: American Hustler, Saving Private Ryan, The Big Lebowski, JFK, The Apartment, 12 Angry Men, Pauline à la plage, The Return, Three Billboards outside Ebbing en Dunkirk. Met de kamertelevisie kon ik ook naar de radio luisteren. Als er daarop naar mijn gedacht te veel gebabbel was – bijna altijd dus – zette ik die op een van de beschikbare continu-muziekkanalen. Ik had er een voor klassiek, een voor jazz en een voor jaren zeventig-deuntjes.

Maar ik zei het al: ik las ook. En véél. De voorrang ging uit naar de boeken die bezoekers me schonken. Ik vind: als zij die aandacht voor je hebben, moet je dat honoreren. Een ongelezen geschonken boek is een treurig ding.

Zo kwam het dat ik een verrassende lectuurlijst kon samenstellen. De eerste boeken die ik kon lezen nadat ik mij opnieuw op een min of meer normale manier kon concentreren, moesten wel de specifieke eigenschap hebben niet zwaar te zijn. En wel ‘zwaar’ in de beide betekenissen: niet te moeilijk en niet te veel wegend want ik kon mijn bed nog niet uit en moest, aangezien ik enkel op mijn rug kon liggen, het boek dus voor mijn ogen houden. De eerste twee boeken die aan die voorwaarde voldeden, waren Heer van de poorten van Jotie T’Hooft en Knetterende schedels van Roger Van de Velde, allebei afkomstig uit de bibliotheek van L., die naar een kleinere woning verhuist en dus zijn boekenbestand moet saneren. Toeval of niet, beide auteurs hebben het over hun ervaringen in een instelling, de eerste in een jeugdgevangenis en de tweede in een psychiatrische kliniek. Lichte lectuur vond ik in Met de neus in de boeken, columns van Simon Carmiggelt. Licht, vooral in de zin van niet veel wegend maar ook anderszins, waren Het antwoord van Peter Terrin, Vanwege een tere huid van Anton Koolhaas, Gabriëls gave van Hanif Kureishi, Twee vrouwen van Harry Mulisch, Op goed geluk van Toon Tellegen, Een tafel voor één van Eric de Kuyper, Tomate crevettes van Erik Vlaminck, Liefde is doof van Marc Didden (verrassend goed!) en, mét een toepasselijke titel, De gewichtlozen van Valeria Luiselli. Dank u, L., A. en W.! S. gaf me, ook toepasselijk, Een been om op te staan van Oliver Sacks te leen – ik kom er morgen op terug. Dat boek deed me naar Onderweg grijpen, Sacks’ autobiografie. Al bijna even lijvig was het uitstekende Een odyssee van Daniel Mendelsohn, een cadeau van H. en B. dat voor mij een voldoende reden vormde om de Odysseus zelf te herlezen, in de prozavertaling van M.A. Schwartz. Zwaar in beide betekenissen waren: Amerikaanse pastorale van Philip Roth, dat ik van thuis liet meebrengen, en Leven op de Mississippi van Mark Twain, dat ik van S. cadeau kreeg. Toen een kinesiste vroeg naar Een woord een woord van Frank Westerman (ook van S. gekregen), dat zij op mijn nachtkastje zag liggen, legde ik haar uit waar het bij de Molukse treinkapingen in de jaren zeventig, toen zij nog lang niet geboren was, om draaide – ik herinner mij nog de iconisch geworden beelden van die knalgele, stompneuzige trein in het nevelige Friese polderlandschap.

Als ik het lijstje zo overloop, denk ik: ‘Bon, je hebt je tijd toch nog redelijk goed weten te besteden!’ Enkele boeken die ik kreeg maar nog niet las, wachten nog op me: Lof der zotheid (in de vertaling van Harm-Jan van Dam; gekregen van R.), Honderd liefdessonnetten van Pablo Neruda (dank je, Y.) en Het ministerie van buitengewone zaken van Nathan Englander en Berlijnse trilogie van Philip Kerr (twee attenties van zus P.).

foto: nieuwsdossier.nl