7 maart 2006
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
Hij is als een spionnetje: door niet op je eigen ogen te
zijn gericht, zie je er, zelf onopgemerkt blijvend, dingen in die enkel
onrechtstreeks kunnen worden waargenomen. De blik van verstandhouding, of is
het verveeldheid, diagonaal gecommuniceerd door de ogen van een onbereikbare op
de achterbank terwijl ze met de onzichtbare achter je in een oninteressant
gesprek is verwikkeld. Een tafereel van haat of liefde – dat is niet meteen
duidelijk – tussen twee mensen op het trottoir terwijl je in de geparkeerde
auto zit te wachten op een lang verbeid rendez-vous. De zon die felrood achter
je ondergaat terwijl je met honderd twintig per uur voortsnelt naar een duister
land (met idealiter uit de in de deuren ingewerkte boxen schallend een
bloedrode frase uit een dramatische song van
Pink Floyd op een ooit grijs gedraaid album:
In my rear view mirror the sun is going down
Sinking behind bridges in the road
And I think of all the good things
That we have left undone
And I suffer premonitions
Confirm suspicions
Of the holocaust to come.
– op de rijvakken aan de andere kant van de middenberm
rijden al de eerste wagens met ontstoken koplampen).