In streken in Midden- en Noord-Frankrijk waait vanaf de eerste dagen van
september een lichte, ietwat te frisse bries, die in het voorbijgaan plotseling
een mooi, felgeel boomblad plukt, dat zo sierlijk als een vogel draait, glijdt
en fladdert… Vlak daarna houdt het bos het voor gezien, wordt rood, dan schriel
en zwart, want alle bladeren zijn achter de zwaluwen aan weggevlogen toen de
herfst op zijn gouden trompet speelde.
Marcel Pagnol, Mijn kinderjaren in
de Provence, 243