Ik schrijf een werk. Duizend en
drie maanden zal het als zerk
de urne dekken met wat
van mij rest: de as van wat
ik was, de gouden tanden
die ik nooit had. De gewrichts-
ijzers. Tot tandengeknars
leidt mijn tekst misschien hier of
daar, bij deze of gene.
Maar niemand zal zich stoten.