Hij ging haar garrotteren.
Philip Roth, Ik was
getrouwd met een communist, 355
garrotteren /ȣɑrɔterә(n)/
(overg.; garrotteerde, h. gegarrotteerd) 1
wurgen met een touw 2 sterk
binden
132
Een meedogenloze oude stormram, die buitengewoon gesteld was
op dat soort gebbetjes, afgezien
waarvan hij erg dol op Ira was en haar niet zag zitten.
Philip Roth, Ik was
getrouwd met een communist, 361
gebbetje (het)
(volkst.) grapje, geintje: gebbetjes
maken
133
Zorgzame schippers aan de wal. Hun woonkamer lijkt een roef, het is een en al koper dat blinkt
– bloempotten met sanseveria’s en een stuurwiel met de naam van hun laatste
binnenvaartschip.
Jan Vanriet, Radeloos
geluk, 223
1roef 3 overdekt
deel van een vrachtschuit of een klein jacht dat tot verblijf dient; –
overdekte plaats in een trekschuit
134
Kareltje De Keizer wordt van school gehaald en krijgt een
ondergeschikt baantje bij een scheepvaartfirma, hij moet cognossementen ronddragen naar expeditiebedrijven tot diep in de
haven.
Jan Vanriet, Radeloos
geluk, 265
cognossement /kɔχnɔsәmɛnt/
(het) (kooph.) bewijs van recht van de afzender op goederen of de lading in een
schip aanwezig, door de schipper afgegeven en ondertekend, waarbij deze erkent
het goed ontvangen te hebben; tevens overeenkomst tussen schipper en inlader,
var. connossement, syn. zeevrachtbrief
135
Himmler bekommerde zich om de sibbe.
Jan Vanriet, Radeloos
geluk, 270
sibbe (de,
verzameln.; -n) de gezamenlijke verwanten, syn. familie, clan: in de Germaanse samenleving nam de sibbe een voorname
plaats in