woensdag 22 augustus 2018

intensieve zorgen – 25


Er zijn grosso modo twee soorten bezoekers. In een bepaald opzicht dan want er zijn vele opzichten en mengvormen mogelijk.

De eerste soort bezoekers beginnen na korte tijd over zichzelf te praten, over iets vergelijkbaars dat ze hebben meegemaakt. Op die manier zitten er als het ware twee patiënten samen, elk met zijn of haar ziektebeelden en symptomen, en komt er een grotere gemeenschap van lotgenoten tot stand, wat het lijden lijkt te verzachten. Dat, vermoed ik, moet de onderliggende bedoeling zijn van de bezoeker die het eigen lijden memoreert en daarbij onwillekeurig het mijne ermee vergelijkt. Niet dat ik dat betreur of zo, het is zeker geen wedstrijd – ik stel het alleen maar vast. En ja, ook stel ik vast dat het mij op een bepaalde manier goed uitkomt om niet nog maar eens over mijn eigen sores verslag te moeten uitbrengen.

De tweede soort bezoekers praten niet over zichzelf en stellen alleen maar vragen. Misschien omdat ze niet iets vergelijkbaars hebben meegemaakt, ofwel vinden ze dat het niet hoort het over zichzelf te hebben. In dat geval, zo stel ik vast, praat ik vrijuit en wijdlopig over wat ik heb meegemaakt en doorstaan. Ook dat lijkt een heilzaam effect te sorteren: ik val onvermijdelijk in herhaling en die herhaling verkleint de impact en de omvang, de ernst van wat mij is overkomen. Betekenisverlies door herhaling. Het steeds opnieuw vertellen, aan verschillende bezoekers (en soms aan dezelfde, want ik heb geen boekhouding bijgehouden van wat ik aan wie heb verteld), krijgt iets bezwerends, iets autosuggestiefs… Ook dat lijkt het lijden te verzachten.

In beide gevallen leg ik mezelf op om zelf ook vragen te stellen, ten einde het gesprek te verleggen, weg van wat mij in het ziekenhuis heeft doen belanden en er mij nog een tijdje aan zal binden. Ik informeer of de bezoeker op reis is geweest of dat nog van plan is, hoe het is met de kinderen of kleinkinderen, of het niet te warm is buiten tijdens deze zomer die naar verluidt hevig is maar die volledig aan mij voorbijgaat, enzovoort. Het lijkt mij hoe dan ook, evengoed in andere situaties dan een ziekenbezoek, nastrevenswaardig om in een gesprek vragen te stellen.

Interessant zijn ook de toevallige combinaties van bezoekers: mensen die elkaar al heel lang niet meer gezien hebben, of mensen die elkaar hier voor het eerst ontmoeten omdat ze uit twee verschillende segmenten van mijn kennissenkring komen. Dan is het altijd boeiend om toe te kijken hoe die bezoekers elkaar aftasten en altijd wel een aanknopingspunt vinden. Ook dat leidt het gesprek een poosje weg van mij – en dat is goed.

L. en S. - 180612