vrijdag 3 augustus 2018

intensieve zorgen – 8


Het terrein, een dijk langs het kanaal, helde af. Lichtjes, maar toch genoeg om niet te kunnen blijven liggen als je er lag. En ik lag er. Ik lag scheef en aangezien ik niet kon bewegen, moest ik gestut worden. Dat deed F. Hij knielde naast me en liet me op zijn dijbenen rusten. Ik zei bijna: op zijn schoot, maar dat doet misschien te fel denken aan een piëtatafereel. Laat ons zeggen dat ik met mijn hoofd en goede schouder op zijn bovenbenen rustte. Meer dan een uur. Dat moet lastig zijn geweest voor hem, om het zo lang vol te houden. Achteraf hoorde ik dat hij het inderdaad zwaar te verduren had gehad. Niet zozeer omdat het lastig was, maar omdat hij zich zorgen maakte over mij. Dat deed ik zelf ook. Ik had nooit eerder zoiets ernstigs meegemaakt. Pijn had ik niet, het lichaam maakt stoffen aan die dat verhinderen. Zo heb ik van de diepe snijwond op mijn scheenbeen, nochtans een bijzonder gevoelige plek, pas gemerkt dat hij er was toen ik enkele dagen later zag wat er zich onder de pleister bevond die daar al die tijd had gezeten. 

Rogier van der Weyden - KMSK
 

foto: intervista.be
Ik merkte dat ik mijn benen niet kon bewegen. Was ik met mijn rug ergens tegenaan gevlogen? Het beeld van de verlamde triatleet Marc Herremans kwam mij voor de geest en ik raakte in paniek. Iemand vroeg me of ik mijn voeten kon bewegen. Dat kon ik, het stelde mij en die iemand enigszins gerust. De ambulance liet op zich wachten.

Het jaagpad langs het kanaal tussen Brugge en Sluis wordt, zeker op zondagvoormiddag, druk befietst. Tientallen wielertoeristen passeerden de plaats van mijn onheil. ‘Gaat het?’ ‘Is er al een hulpdienst verwittigd?’ Telkens opnieuw hoorde ik dezelfde vragen. Er waren ook enkele dokters bij. Ze stopten en vergewisten zich van de ernst van de situatie. Er was er zelfs een die zijn eed van Hippocrates op de letter nam en zijn maten liet voortrijden: hij zou bij me blijven tot de ambulance gearriveerd was.

Nog een geluk dat H. bovenop de brug was gaan staan om de plaats van het ongeluk daar beneden aan te wijzen, of de Hollandse ziekenbroeders waren ook daar weer aan voorbijgereden. Eindelijk zag ik hun auto parkeren, een met fluogeel en -groen beschilderde Volvo. Ik werd aan een vluchtig onderzoekje onderworpen. ‘Dat ziet er niet goed uit’ was een diagnose die, hoewel ik hem zelf ook wel had kunnen maken, mij niet meteen geruststelde. Ik kreeg het advies niet te bewegen. Makkelijk hoor, want ik kón niet bewegen. Voor het transport kreeg ik een verdoving ingespoten. Een uit twee helften bestaande brancard werd onder mij in elkaar gestoken.

De Nederlanders – zou ik later vernemen – gebruiken ter verdoving ander spul dan de Belgen. Een hallucinogeen goedje, als je het mij vraagt. Voor ik wég was (en pas in de spoedafdeling van het AZ Sint-Jan te Brugge opnieuw wakker werd), kreeg ik een lange gang te zien waarvan de wanden met vierkante felgekleurde vakjes waren aangekleed. Een beetje zoals het schilderij met de staalkaartkleuren van Gerhard Richter, dat ik had gezien op de overzichtstentoonstelling vorig jaar in het SMAK. Ik bewoog mij met toenemende snelheid voort in die gang, op weg naar een fel licht aan het eind. Shit, dit is een bijnadoodervaring, dacht ik nog. Naar verluidt zou ik allerlei gekke dingen hebben gezegd. IJlenderwijs, zeg maar. Ik werd iets heel raars gewaar, iets wat voor mij volstrekt nieuw was. Waar is mijn fiets?, vroeg ik mij af. Laat hem maar liggen. Waar ga ik heen? Ach, het maakt niets uit. Wat zullen ze op het werk zeggen? Who cares. Wat met mijn kinderen, mijn boeken, mijn huis? Die doen het wel allemaal zonder mij. De mensen die mij graag zien? De blog? Laat maar waaien. Het leven? Dat is toch niet zo belangrijk… Een voor een liet ik dat alles van mij af vallen. Het viel van mijn schouders. Al die lasten en verantwoordelijkheden en dingen die het leven de moeite waard maken liet ik varen. Vederlicht zoefde ik naar dat licht toe. Ik viel van de wereld…

SMAK - 171118