dinsdag 14 augustus 2018

intensieve zorgen – 17


Ik werd voor een continue monitoring overgebracht naar Intensieve Zorgen, waar ik aan allerlei apparaten en baxters werd vastgeklonken. Toch drong de ernst van de situatie niet tot mij door. Ik kende het woord ‘embool’ niet eens, het werd mij ook niet helder uitgelegd. Of misschien werd het mij wel helder uitgelegd, maar luisterde ik niet goed. Of ik luisterde wel goed, maar liet het niet tot mij doordringen en verdrong het meteen – dat kan ook. Het was maar door de bezorgde blik in de ogen van de verpleegsters en dokters en bezoekers die aan mijn bed verschenen dat ik begon te beseffen dat iets allerminst onschuldigs mij overkwam.

Uiteindelijk drong het dan toch tot me door. Ik zette een paar beschikkingen op papier, in verband met mijn bezittingen en met betrekking tot mijn kinderen en zo. Ik was daar dus rap mee klaar. Nu vind ik dat papiertje nergens terug en dat zegt natuurlijk ook veel. Overigens vertelde mijn notaris, die hier vandaag toevallig voor iets helemaal anders was, dat je moet uitkijken met dergelijke inderhaast neergepende wilsbeschikkingen. Voor je het weet – nu ja, je kúnt niets meer weten als je er niet meer bent – valt dat vodje in handen van iemand voor wien het niet bestemd is, die er dan het zijne, of hare, mee doet. Of het wordt helemaal niet gevonden, en dan komt er van die hele beschikking niets in huis.

Hoe dan ook, een van de richtlijnen die ik daar met verkrampte vingers neerschreef was dat H. en W. een behoorlijke bestemming aan mijn bibliotheek moesten geven, waarbij ze alle boeken een voor een door hun handen moesten laten gaan want ik weet wel dat tegenwoordig 95 procent, wat zeg ik, 98 procent, van zo’n bibliotheek niets hogers dan de papiermolen kan ambiëren en dat dus de verleiding kan bestaan om meteen maar de hele zwik in de container te kieperen, maar hier en daar tussen mijn boeken zit er toch iets van waarde, iets gesigneerds of zeldzaams waarvan het jammer zou zijn dat het zomaar verloren zou gaan.

Maar dat van die boeken geheel en al terzijde: ik leef nog en zij (die boeken) moeten mij nog een tijdje omringen, zoals ik hen nog een tijdje levend moet houden.

Ik heb altijd een fototoestel bij, en dat was die eerste week van mijn ziekenhuisverblijf, dat op castorpiaanse wijze uiteindelijk bijna negen weken zou duren, niet anders. Iemand heeft toen, op Intensieve Zorgen, met dat toestel een foto van mij gemaakt. Ik herinner me niet, of hoogstens vaag, dat ik die persoon de toestemming heb gegeven om dat te doen, en ik herinner me ook niet wie het was. Feit is dat ik, toen ik enkele dagen nadat ik eindelijk thuis was de foto’s naar mijn computer overbracht, behoorlijk verrast was door de aanblik van dat onverwachte portret. Het was, zacht gezegd, een hoogst bevreemdende, of vervreemdende, ervaring. Ik zag mezelf, of een getekende, afgepeigerde, sterk verouderde en vermagerde versie van mezelf, in dat ziekenhuisbed, met links en rechts van me de apparatuur en de staander met de baxters. Het was dus wel degelijk waar, dat ik dat allemaal had meegemaakt en doorstaan! Wat er ook van zij, de afstand die tussen mijn huidige zelf en de foto bestaat, lijkt in zekere zin een afspiegeling van de onwetendheid die ik toen, op dat moment, had met betrekking tot de precieze omvang en ernst van wat mij overkwam.

Het embool werd gedurende de tien dagen dat ik op Intensieve Zorgen verbleef te lijf gegaan met een straffe bloedverdunner. Dat was Plan A. Mocht er zich alsnog een noodsituatie voordoen, dan werd in de ijskast Plan B klaargehouden. Maar dat mocht enkel bovengehaald worden als het echt niet anders kon want het medicijn waaruit dat Plan B bestond – en dat ‘shot’ werd genoemd – had als nadeel dat het schade kon veroorzaken in bepaalde – niet nader genoemde – organen. Als ik het goed begreep zou ik, indien Plan A ontoereikend bleek, hoe dan ook gehavend uit de strijd komen.
 
Ik liet het niet aan mijn hart komen en lag mijn dagen uit. Rechts achter mij piepte het apparaat, de incontinente baxter loosde zijn druppels in mijn aderen, en de klok aan de muur sleepte zijn grote wijzer op hoogst betrouwbare wijze steevast tien minuten achter de feiten aan.