maandag 20 augustus 2018

intensieve zorgen – 23


S. bracht Een been om op te staan van Oliver Sacks mee. Hij leende me het boek uit: ‘Moet je echt eens lezen, dat is nu voor jou wel heel toepasselijk.’ Oliver Sacks heeft het over de wederwaardigheden van hemzelf en zijn been – tijdelijk twee gescheiden entiteiten, niet omdat zijn been was afgezet maar omdat het zich aan Sacks controle leek te onttrekken – na een wandelaccident in Noorwegen. Spannend vertelt de neuroloog hoe hij hoog boven een fjord ternauwernood aan een gewisse dood ontkomt door net wanneer het er echt niet goed begint uit te zien te worden gered door een toevallig passerende boer. Hij heeft zich op dat ogenblik al uren aan een stuk zittend verplaatst met een been dat volkomen uit de haak zit en op geen enkel commando nog reageert. Sacks’ boek gaat over zijn herstel, maar ook over de mysterieuze connecties tussen lichaam en geest, waarover hij op zijn ziekbed nadenkt.

Ik noteerde enkele passages, vooral ook omdat ik inderdaad zelf in een situatie verkeerde waarin ze mij meer aanspraken dan dat ze wellicht anders zouden hebben gedaan.

38 ‘de realiteit van de opname, de systematische depersonalisatie waarmee elke patiënt-in-wording te maken krijgt. Je eigen kleren worden vervangen door een onpersoonlijk nachthemd, je pols wordt gevat in een identificatiearmband met een nummer. Je wordt onderworpen aan de regels en bepalingen van een instituut. Je bent niet langer een onafhankelijke persoon, je hebt geen rechten meer, je hoort niet meer bij de grote wereld.’

70 (over zijn been maar het geldt ook voor de plasfunctie): ‘Als het in de kloof, de leegte, het niet verdwenen was, dan moest het ook weer uit de kloof, de leegte, het niet tevoorschijn komen: het verbluffende mysterie van zijn verdwijning kon alleen worden geëvenaard door een even groot mysterie van wederkomst of wedergeboorte.’ Het doet mij denken aan een mop op de Druivelaar, die hier in elke kamer hangt: ik heb een lot gewonnen naar Madagascar; nu spaar ik om een lot te winnen voor de terugreis.

95 ‘Ik had gedacht, met de overmoed van het verstand, in het middaglicht van de rede, dat al wat in het leven het volbrengen waard is, altijd volbracht kan worden door de rede en de wil, door dat “sterke mannelijke gevoel... ondernemend, waakzaam en actief” dat mijn vroegere activiteiten kenmerkte. Nu had ik, misschien voor het eerst van mijn leven, geproefd – moeten proeven – van iets heel anders; ik had als patiënt de diepste passiviteit moeten ervaren en beseffen dat dit op het moment de enig juiste houding was.’ (Wat verderop wijst Sacks op het etymologische verband tussen ‘patiënt’ en ‘patience’ (geduld).)

139 de patiënt wordt ingeperkt (letterlijk in de ruimte maar ook figuurlijjk in zijn mogelijkheden en verantwoordelijkheden), en hij schikt zich daarin: luiheid, comfort, uit handen geven; de aangename afhankelijkheid – cfr. het Stockholmsyndroom

152 eenzaamheid van de patiënt: oncommuniceerbaarheid van het lijden, versus de communicatie tussen patiënten onderling, soms wildvreemden, toch een soort van solidariteit, ook al weet je dat je elkaar maar even vergezelt – hier komt mij nu ook de jaloezie die ik voelde (tijdens het bekijken van een reportage over een springkasteelevenement voor volwassenen op tv), en zelfs afgunst (ten aanzien van vrienden die naar Albi op reis vertrokken, of naar andere voor jou onbereikbare bestemmingen)

164-165 mijlpaal: ‘Ik besefte dat zich in mijn leven een ernstige crisis had voorgedaan en dat ik voortaan en voorgoed ingrijpend was veranderd. Ik zou minder dingen vanzelfsprekend, eigenlijk niets meer vanzelfsprekend vinden. Ik zou het leven, het gehele bestaan, als de kostbaarste gave beschouwen, kwetsbaar, hachelijk en waard eindeloos gewaardeerd en gekoesterd te worden.’

(Ik vergat gisteren nog het chicste cadeauboek te vermelden, het monumentale De jaren zestig van Geert Buelens, dat ik van J. kreeg – merci, J.!)