wolkenfragmenten uit László Krasznahorkai, De melancholie van het verzet
2910
Ze nam een diepe teug van de intens koude lucht, keek
even omhoog naar de mistroostig blauwe koepel van de wolken en vroeg
zich af of er iets inspirerender was dan deze manhaftige, wrede
winterochtenden, wanneer alles wat zwak is zich verschuilt en ‘alles wat
levenskracht heeft naar buiten treedt’. (80-81)
2911
(…) dit moest uiteraard niet
letterlijk begrepen worden, dat kon ook niet, al was het maar omdat ‘Gods voor
de eeuwigheid geschapen’ volmaakte werk – althans hier in het door beschermende
bergen omringde Karpatenbekken – voortdurend achter dikke dampen dan wel
slijmerige mist of ondoordringbare wolken schuilging (…) (109)
2912
En als hij de hemel zag, zag hij ook de aarde en ook
de stad waarin hij woonde, en omdat hij de ervaring had dat elk verhaal en elke
gebeurtenis, elke beweging en elk voornemen steevast alleen zichzelf herhaalde,
ging hij met zijn vrienden om vanuit de onbewuste overtuiging van iemand die
niet in staat is veranderlijkheid waar te nemen waar die er niet is, en die
daarom ook niets anders doet dan onophoudelijk de taak uit te voeren die hem is
toebedeeld, als een neervallende regendruppel die zijn wolk heeft
losgelaten. (109-110)
2913
(…) hij zei dat hij eerst langs het
station moest om de verse kranten op te halen, want hoewel hij op zijn eigen
manier ook nieuwsgierig was naar de walvis, wilde hij eerst nog een tijdje
alleen blijven onder de lichter wordende hemel en even in de ‘hemelse welput’
kijken – overigens onzichtbaar door het dikke wolkendek – ‘waaruit het
licht tot vanavond weer onuitputtelijk zou blijven stromen’. (112)
2914
Zijn bezoeker vertelde al acht jaar lang hetzelfde
eindeloze verhaal, in een warrige aaneenschakeling van woorden, elke middag en
elke avond hetzelfde oneindige verhaal van zijn eigen zinsbegoocheling over de
planeten en de sterren, het zonlicht en de draaiende schaduw, de geluidloze
werking van de ronddraaiende hemellichamen daar boven, die hem ‘als stille
bewijzen van een niet te volgen intelligentie’ onder de overigens voorgoed bewolkte
hemel boven zijn eeuwige zwerftochten voor de rest van zijn leven hadden
betoverd. (141)
2915
(…) los van het feit dat van onder de
zware bewolking het hemelgewelf al sinds lange tijd niet meer zichtbaar
was (waardoor het ook niet meer als referentie kon worden gebruikt), was hij er
ook van overtuigd dat Valuska’s kosmos geen enkele relatie meer had met de
werkelijkheid (…) (142)