Soms worden dingen pas zichtbaar als je ze stilzet en uit
de werkelijkheid wegsnijdt. Laat dat nu net zijn wat fotografie doet. Zeker op
straat, waar vanalles door elkaar heen gebeurt: zo druk is het, en zoveel interacties
doen zich voor, dat je het niet allemaal bewust kunt registreren. Straatfotografie
onderscheidt zich niet van het landschap, het stilleven of het geposeerde
portret omdat het om foto’s gaat die op straat zijn gemaakt, maar omdat het een
soort van fotografie is die situaties toont die normaal gezien aan onze
aandacht zouden ontsnappen – terwijl de fotograaf met landschap, stilleven of
geposeerd portret precies iets wat al ten volle aanwezig is wil tonen.
Uiteraard speelt het toeval in straatfotografie een grote rol. Zo ging het ook
bij deze foto. Maar dan rijst wel de vraag waaruit de creatieve verdienste bestaat?
In welke mate kan ik de
kwaliteit van deze foto op mijn conto schrijven?
Ik bekijk de foto. Ik zie een stilzetting en een
uitsnijding van een werkelijkheid die zich nooit eerder in deze constellatie
heeft voorgedaan, die ook nooit herhaald zal worden en die normaal gezien nooit
zou zijn opgemerkt. Ik zie met andere woorden iets wat pas door deze foto is
beginnen te bestaan.
(Een uitsnijding wordt kadrering genoemd. Ook daarin kan het toeval een rol spelen, zeker als het snel moet gaan of indien de foto is gemaakt zonder in de zoeker of op het schermpje of met behulp van de zoom het voorwerp of de interactie tussen de verschillende voorwerpen in de beschikbare, meestal rechthoekige, ruimte te vatten. Kadreren kan trouwens ook nog in een latere fase, door met het fotobewerkingsprogramma binnen het verkregen vlak een ándere uitsnijding te maken – maar daar ben ik zeker geen voorstander van.)
In deze foto spelen meerdere elementen een rol. Er is
om te beginnen de architectuur, met de dynamische draaibeweging van het bordes en
de – uitermate toevallig – mooi in het kader gepositioneerde zuilsokkels. Dynamiek
is er natuurlijk ook in de twee stappende figuren – bij de man is dat meer dan
duidelijk doordat zijn zwaaibeen onscherp is. Dat het om een man en een vrouw gaat, is zeker meegenomen; dit
contrast wordt nog versterkt door het feit dat beide een verschillende
richting uitgaan én zich op een ongelijk niveau voortbewegen. Maar het element dat nog het sterkst het
beeld bepaalt (zonder daarom opvallend te zijn), is het feit dat het
hoofd van de vrouw buiten het kader valt.
Het was niet mijn bedoeling om de spanning tussen
beide figuren op deze manier vast te leggen. Daar is trouwens in een fractie
van een seconde geen tijd voor. Blijft de vraag waarom ik dan wél afdrukte. Wat
had ik gezien, en wat wilde ik precies tonen? Ik kan niet anders dan voor het
antwoord op deze vraag het vage begrip ‘intuïtie’ in te roepen.
Londen (VK) - 040408