En in de jaren tachtig was ze betrokken
geraakt bij plaatselijk milieuactivisme, schreeuwde ze in megafoons bij
meetings, maakte ze pamfletten en confronteerde ze Congresleden met
statistieken over het grondwaterniveau in verband met bepaalde toxische
stoffen, waarbij cijfers en grafieken in rode inkt opdoken op de vellen van
haar gele schrijfblok. ‘Je moeder heeft een uitstekend verstand en nu heeft ze
dat aan het werk gezet,’ zei mijn vader soms in die extra assertieve fase, en
de bewonderende klank in zijn stem kon ons moeilijk ontgaan… Mijn moeder liet
de flesjes parfum die ze allang niet meer gebruikte graag staan op een plan van
het muurkastje in haar badkamer, exquise flaconnetjes van kristal of zwart glas
met exotische gouden etiketten (…)
Daniel Mendelsohn, Een odyssee, 348