Trillend op mijn benen en met tranen in mijn ogen betrad ik de woonkamer.
Die was op dat uur van de avond verboden terrein. De halve duisternis, het
rookgordijn, het gesproken Frans op het scherm verleenden de televisie het aura
van geheimzinnigheid en verbod – het witte vierkantje! – maar daar had ik
helemaal geen oog voor. Ik had maar één bekommernis, één drijfveer: ik moest in
leven blijven, niets minder dan dat. Want ik was ervan overtuigd dat ik zou
sterven. Opeens wist ik dat ik zou sterven, en ik zou dus meteen sterven: alle
tijd, elk tijdsbesef was volledig verdwenen. Ik had geen benul van wat mij was
overkomen – slijmprop in luchtpijp, wist ik veel wat dat was, hoe zoiets kon –
en ik ging ervan uit dat mijn laatste uur, of toch zeker mijn laatste nacht,
was aangebroken.
Ik had psychologische bijstand nodig. Enfin, zo zouden
wij dat nu noemen, behept als we zijn met het pathologiseren van alles wat
eigenlijk deel uitmaakt van elke normale evolutie van een kind. Bij wie kon ik
anders terecht dan bij mijn moeder?
Met haar moederlijke instinct zag zij meteen dat mij
iets ergs was overkomen. Of toch iets wat erg had kunnen zijn. Struikelend
over mijn woorden en verstrikt in tranen vertelde ik het haar. Zij maakte gelukkig niet de fout het weg te
sussen. Zij maakte zich los van het televisieprogramma dat zij samen met mijn
vader aan het bekijken was. Zij had oog voor mijn angst en ik ben haar daar nog
altijd dankbaar voor.
Die nacht mocht ik bij haar in bed slapen. Niet dat ik
dat uitdrukkelijk vroeg, zij regelde dat. Vader verhuisde naar het bed van mijn
op dat moment al uithuizige zus. Ik trilde nog na van de doorstane emotie, maar
wist mij toch gesterkt door de zekerheid dat mocht mij alsnog iets ergs
overkomen, ik daar dan toch niet alleen voor zou staan. Ik sliep aan vaders
kant van het bed, naast het nachtkastje met de asbak op.
Ik was nog een kind, het kon nog net – hoewel: er was al veel angst voor
nodig om het zich al aankondigende onbehagen, dat gepaard ging met het vertoeven
in het ouderlijke bed, te verdringen. Het klinkt misschien vreemd, maar ik was
op dat ogenblik al net iets te oud om mijzelf níet waar te nemen als deelnemer
aan een soort van, hoe moet ik het uitdrukken, incestueuze oerscène. Ja, heren
psychoanalytici, lik maar uw baarden.
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2