donderdag 4 juni 2020

vorig jaar 180


190604

‘Ja, het is allemaal de schuld van de media,’ zegt X. met een mengeling van irritatie en ironie. Hij heeft dat al vaak moeten horen en is het argument, dat meer een dooddoener is, beu. Begrijpelijk omdat X. journalist is, maar helemaal onterecht is het verwijt toch ook niet. Alleen moet je proberen het op een juiste manier aan te brengen. Poneren dat het te maken zou hebben met gekleurde of onvolledige informatie, is niet hard te maken. Zowel VRT als VTM probeert zo adequaat mogelijk te informeren. Hooguit kun je een discussie voeren of het wel raadzaam is om bepaalde figuren, die tot voor kort achter het cordon sanitaire opgesloten zaten, een forum te bieden. Ze zeggen nu wel dat ze niet meer zo extreem zijn en bereid tot compromissen, maar dat moet misschien eerst maar eens blijken. Je kunt je ook afvragen in hoeverre het juist is om tegelijkertijd radicaal-links maar heel weinig spreekruimte te bieden. Maar goed, over het algemeen heeft het probleem met de relatie tussen de media en de politiek niet met inhoud van doen. Het gaat meer over de vorm. Als je de politici laat opdraven in het circus van zogenaamde interviews en debatten, waar alles wordt toegespitst op het meningsverschil en het kortstondige conflict, op het spektakel zeg maar; als bepaalde lieden daar tout et n’importe quoi kunnen zeggen omdat ze weten dat ze toch niet worden gecheckt en dat er geen ruimte is voor tegenspraak; als de politici zich met debatfiches en ingestudeerde oneliners wapenen tegen het voortdurend onderbroken worden en tegen de formats waarin ze geprest worden door de pers; als er volop ruimte is voor framen en het bewust inspelen op elkaars zwakheden, allemaal trucs overigens om het echte debat uit de weg te gaan; als met andere woorden de emotie prevaleert op het argument, en de leugen of toch minstens de halve waarheid zwaarder weegt dan de waarheid – dan moet je niet verwonderd zijn dat de kijkers, ook de minst snuggere onder hen, afhaken omdat ze voelen dat dit een circus is, dat ze bedrogen worden, dat er een pantomime wordt opgevoerd die er enkel is om er als populairste en meest spraakmakende politicus uit naar voren te treden en niet als meest vertrouwenswaardige of integere. Het publiek, dat authenticiteit wil, haakt af want het voelt ook wel dat het niet au sérieux wordt genomen, alsof het niet het onderscheid zou kunnen maken tussen waarachtigheid en een schijnvertoning, tussen werkelijkheid en theater, tussen feit en fictie, en uit wraak kiest het voor datgene waarvan het heeft begrepen dat de gevestigde politiek niet graag heeft dat het ervoor stemt – en in dit geval, 26 mei 2019, de zoveelste ‘zwarte zondag’, was dat eens te meer het Vlaamse fascisme. Het gevolg is dat heel Vlaanderen geel-bruin kleurt, dat in 84 van de 300 Vlaamse gemeenten nu al meer dan 50 procent rechts tot extreemrechts stemt (en niet centrumrechts tot rechts, zoals de denktank van de N-VA zijn mandatarissen gebiedt te zeggen), en dat de pers geen grein aan geloofwaardigheid heeft gewonnen, integendeel, het wantrouwen ten aanzien van de voormalige zogenaamde vierde macht is nog nooit zo groot geweest. * Ik heb het met W. over Praag. Dat ik die stad uiteraard niet ken na er slechts één dag in te hebben rondgedwaald. Hoogstens heb ik een indruk. Ik heb even geproefd. Wanneer ken je een stad? Wanneer kun je van een stad houden? Lawrence Durrell wist: ‘One loves a city when one loves one of its inhabitants.’ In ‘t algemeen heeft elke esthetische appreciatie met erotiek te maken: je ziet door de ogen van de geliefde, van de vriend. En W. voegt meteen de daad bij het woord door mij, die wijsheid indachtig, de lectuur van Het oog van de meester van George Steiner aan te bevelen. *