190604
‘Ja, het is allemaal de schuld van de media,’ zegt X. met een
mengeling van irritatie en ironie. Hij heeft dat al vaak moeten horen en is het
argument, dat meer een dooddoener is, beu. Begrijpelijk omdat X. journalist is,
maar helemaal onterecht is het verwijt toch ook niet. Alleen moet je proberen
het op een juiste manier aan te brengen. Poneren dat het te maken zou hebben
met gekleurde of onvolledige informatie, is niet hard te maken. Zowel VRT als
VTM probeert zo adequaat mogelijk te informeren. Hooguit kun je een discussie
voeren of het wel raadzaam is om bepaalde figuren, die tot voor kort achter het
cordon sanitaire opgesloten zaten, een forum te bieden. Ze zeggen nu wel
dat ze niet meer zo extreem zijn en bereid tot compromissen, maar dat moet
misschien eerst maar eens blijken. Je kunt je ook afvragen in hoeverre het
juist is om tegelijkertijd radicaal-links maar heel weinig spreekruimte te
bieden. Maar goed, over het algemeen heeft het probleem met de relatie tussen
de media en de politiek niet met inhoud van doen. Het gaat meer over de vorm.
Als je de politici laat opdraven in het circus van zogenaamde interviews en
debatten, waar alles wordt toegespitst op het meningsverschil en het
kortstondige conflict, op het spektakel zeg maar; als bepaalde lieden daar tout
et n’importe quoi kunnen zeggen omdat ze weten dat ze toch niet worden
gecheckt en dat er geen ruimte is voor tegenspraak; als de politici zich met
debatfiches en ingestudeerde oneliners wapenen tegen het voortdurend
onderbroken worden en tegen de formats waarin ze geprest worden door de pers;
als er volop ruimte is voor framen en het bewust inspelen op elkaars zwakheden,
allemaal trucs overigens om het echte debat uit de weg te gaan; als met andere
woorden de emotie prevaleert op het argument, en de leugen of toch minstens de
halve waarheid zwaarder weegt dan de waarheid – dan moet je niet verwonderd
zijn dat de kijkers, ook de minst snuggere onder hen, afhaken omdat ze voelen
dat dit een circus is, dat ze bedrogen worden, dat er een pantomime wordt
opgevoerd die er enkel is om er als populairste en meest spraakmakende
politicus uit naar voren te treden en niet als meest vertrouwenswaardige of
integere. Het publiek, dat authenticiteit wil, haakt af want het voelt ook wel
dat het niet au sérieux wordt genomen, alsof het niet het onderscheid zou
kunnen maken tussen waarachtigheid en een schijnvertoning, tussen werkelijkheid
en theater, tussen feit en fictie, en uit wraak kiest het voor datgene waarvan
het heeft begrepen dat de gevestigde politiek niet graag heeft dat het ervoor
stemt – en in dit geval, 26 mei 2019, de zoveelste ‘zwarte zondag’, was dat
eens te meer het Vlaamse fascisme. Het gevolg is dat heel Vlaanderen geel-bruin
kleurt, dat in 84 van de 300 Vlaamse gemeenten nu al meer dan 50 procent rechts
tot extreemrechts stemt (en niet centrumrechts tot rechts, zoals de denktank
van de N-VA zijn mandatarissen gebiedt te zeggen), en dat de pers geen grein aan
geloofwaardigheid heeft gewonnen, integendeel, het wantrouwen ten aanzien van
de voormalige zogenaamde vierde macht is nog nooit zo groot geweest. * Ik heb
het met W. over Praag. Dat ik die stad uiteraard niet ken na er slechts één dag
in te hebben rondgedwaald. Hoogstens heb ik een indruk. Ik heb even geproefd. Wanneer
ken je een stad? Wanneer kun je van een stad houden? Lawrence Durrell wist:
‘One loves a city when one loves one of its inhabitants.’ In ‘t algemeen heeft
elke esthetische appreciatie met erotiek te maken: je ziet door de ogen van de
geliefde, van de vriend. En W. voegt meteen de daad bij het woord door mij, die
wijsheid indachtig, de lectuur van Het oog van de meester van George
Steiner aan te bevelen. *