woensdag 17 juni 2020

vorig jaar 189


190616

De gortdroge, cynische stijl van Grunberg in Oude mannen bevalt me niet. (Ik lees het boek eigenlijk alleen maar omdat ik het cadeau kreeg (van F.) en omdat S. er zo lovend over deed in haar dubbelrecensie van Grunbergs recentste en Grand Hotel Europa van Pfeijffer.) Het gaat me toch, al kan dat geen literair criterium zijn (en zeker niet op deze Bloomsday), te veel over pis en kak en schamelheid. En toch blijf ik lezen, toch slaat Grunberg in dit proza een dwingende toon aan, hij houdt je bij je nekvel. Ik kan het niet benoemen. Hoe dan ook, mijn favoriete auteur zal hij nooit worden. * (…) * (…) Hoe oud is ze geworden, vijfenveertig? Zo wreed. De laatste weken was ze thuis. Ze zag er niet uit, naar verluidt. Bleek en mager, maar met een opgezwollen buik. Alsof ze zwanger was – van de dood in haar geval. Ze wou niet naar palliatieve – wat ze eigenlijk had moeten doen. Maar nu is ze thuis gestorven, en dat is dan weer mooi. In haar slaap dan nog, om drie uur ‘s nachts. (…) * (…) *

190617

Toch vervelend dat Grunberg de veearts die de zieke pony van Borys behandelt en uiteindelijk geneest aanvankelijk Klep noemt, met één p, bijvoorbeeld op bladzijde 90 van Goede mannen, en dan, bijvoorbeeld op bladzijde 112, Klepp, met twee p’s. * ‘Ze vocht tegen het snikken, ze vocht tegen zichzelf en het lukte haar niet, het vocht kwam uit haar ogen, ze trilde een beetje.’ (Goede mannen, 129) Waarom schrijft Grunberg ‘het vocht kwam’ en niet ‘de tranen kwamen’? Vanwege het ‘vechten’ en de herhaling van hetzelfde woord, maar ook omdat hij de emotionele lading van het woord ‘tranen’ wil vermijden; hij deconstrueert elke emotie tot fysiologische componenten. Lichaamssappen spelen bij hem een buitenproportioneel grote rol. * 
Grunberg schrijft vanuit de wanhoop, zegt S. Ik kan haar geen ongelijk geven. Zijn wanhoop is existentieel, psychologisch. Pfeijffer is een politiek schrijver, hij beschrijft een maatschappij. Maar hij heeft het niet over zichzelf, zijn wanhoop is niet verbonden met wat en wie hij zelf is. Bij hem spelen lichaamssappen geen rol. Wel ringen en dure stoffen en of de schoenen al dan niet gepoetst zijn, en het brokaat in de gordijnen of het damast op de tafels. Maar de stijl, zeg ik, de stijl is toch ook niet onbelangrijk. Ik houd niet zo van dat ascetisch-gedepouilleerde van Grunberg, geef mij maar de pfeijfferiaanse frullen en tierlantijnen. Geef mij maar het zwelgen in plaats van het hongeren. * Ondertussen is Melville naar de achtergrond verdrongen. Grunberg is urgenter, hedendaagser, dwingender en dringender. *