vrijdag 12 juni 2020

vorig jaar 187 / droom # 127 en # 128


190610
(…) *

190611 
Ik ben met S. in het station, er moeten dringend tickets gekocht worden voor een trein naar een niet nader omschreven plaats in Duitsland die over een tiental minuten vertrekt. Ik ga mij daarover ontfermen en draag S. op intussen bij de bagage te blijven. Na heel wat administratief gerommel en veel vijven en zessen slaag ik er eindelijk in de loketbeambte de twee tickets te doen afdrukken. Maar hij heeft heen-en-terugtickets begrepen terwijl het enkele hadden moeten zijn. Onze trein staat daar al te wachten, toch vraag ik de man om de heen-en-terugtickets te annuleren indien dat nog zou lukken en mij enkele te bezorgen. Natuurlijk wacht de trein niet tot dit ook afgerond is. Ik moet nog naar een ander loket. Daar probeert een perronschoonmaker mij een briefje van 800 euro (!) te ontfutselen. Eindelijk lukt het me de gewenste tickets te bemachtigen, maar tegen dan is onze trein natuurlijk allang vertrokken. We moeten wachten op die van het volgende uur. S. vindt dat vervelend want dat betekent dat we – uiteraard – een uur te laat op onze afspraak in die niet nader bepaalde Duitse stad zullen aankomen. * De ikfiguur van Leen Huets roman Eenoog, waarvan ik nu de eerste veertig bladzijden heb gelezen, die ik bijzonder goed geschreven vind, leest in een kerk in Firenze de opschriften in de kleine ambachtswinkeltjes in de zijstraten. Een ervan luidt: ‘Het Echte Leven Is Beter Dan Dromen’ – dat gaat lijnrecht in tegen wat Murakami in Spoetnikliefde lijkt te suggereren. *

190612 
Zinnen in Eenoog van Leen Huet die mij persoonlijk aanspreken, die perfect zouden passen in, bijvoorbeeld, mijn verslag over mijn reis naar Praag. ‘Ik verdwaal en vertik het om op mijn stadsplan te kijken.’ (63); ‘(…) de eerste aanblik van de Alpen voor ogen die alleen maar vlaktes of lichte golvingen gewend waren (...)’ (65) ‘Ik geloof dat ik bijzonder gelukkig was in die tijdloze concentratie.’ (69) Niets met Praag te maken, maar voor mij evenzeer relevant is deze: ‘(…) ik zag je profiel naast me en voelde me plotseling volkomen gelukkig en vredig.’ (77) Niet alleen omwille van deze aansluiting op mijn persoonlijk leven lees ik dat boek graag. * Weeral een droom met G. in een hoofdrol. Het is al laat op de dag en ik herinner mij er niet veel meer van, enkel dit: dat hij in een groepje zit dat ik moet begroeten en dat ik iedereen een hand geef behalve hem. En dan wat later in die droom geef ik hem toch een hand. * (…) * (…) *