woensdag 10 juni 2020

Haruki Murakami, Spoetnikliefde

vorig jaar 186

190609b

Spoetnikliefde van Haruki Murakami heb ik gelezen als verpozing, als tussendoortje. Ik moet bekennen: Murakami neemt je wel in een houdgreep en je blijft lezen, maar nergens geraak ik overtuigd van het belang van deze literatuur. In Spoetnikliefde stoorde ik me aanvankelijk aan de stijl, met de talrijke flauwe en vergezochte vergelijkingen (zie vorig jaar 177). Daarna kwam er die magisch-realistische, pseudofilosofische, esoterische typische Murakami-flauwekul bij waarmee hij personages doet verdwijnen, hun identiteit doet verliezen en in elkaar doet opgaan, deuren doet opengaan waarachter zich een ándere wereld blijkt te bevinden, het heden en het verleden in elkaar doet overgaan enzovoort – alles in die mate even onwaarschijnlijk en bij het haar getrokken dat de serieuze lezer die ik dan toch voorwend te zijn er zijn aandacht bij verliest en in hoge mate onverschillig wordt. Murakami dient die thematiek geleidelijk aan op. Eerst verloopt alles normaal, je krijgt te maken met normale personages in normale situaties – maar stilaan sluipt dat geheimzinnige element binnen. ‘Misschien werd ik door een of andere omstandigheid onherroepelijk meegesleept in een stroom van dromen van iemand anders.’ (107) Dat ‘misschien’ en ‘een of andere’ is samen met het onbepaalde ‘iemand anders’ en de passieve werkwoordvorm wel bijzonder vaag. ‘Misschien kwam het daardoor dat ik de grens tussen wat werkelijkheid was en wat werkelijkheid leek niet goed kon onderscheiden.’ (143) ‘In het reuzenrad in een Zwitsers stadje ben ik om de een of andere reden definitief in twee personen uiteengescheurd.’ (182) ‘Ik keek op naar de hemel en in het maanlicht keek ik toevallig naar mijn eigen handen. Plotseling viel me op dat het mijn eigen handen niet meer waren. Ik kan het niet goed uitleggen.’ (198) ‘Na een tijdje had ik het idee dat alles wat ik had achtergelaten helemaal nooit had bestaan.’ (206) Als morgen de ochtend aanbreekt, ben ik hier niet meer. Een ander persoon is dan dit lichaam binnengestapt.’ (210) ‘Ik kan niet helder meer het verschil onderscheiden tussen het een en het ander, tussen wat wel bestaat en wat niet bestaat.’ (240) Enzovoort. Er zijn nog vele andere plaatsen waar Murakami die geheimzinnigdoenerij progressief introduceert. Maar het raakt mijn kouwe kleren niet. *