Zo duidelijk als het eerste voorwerp van
mijn clandestiene belangstelling was (maar toch geheimzinnig in de
verborgenheden die het ondanks alle, door mij nooit eerder aanschouwde, open-
en blootheid bevatte), zo mysterieus en onbegrepen bleef het tweede. Ik kan mij
nu niet meer goed voor de geest halen wat het precies was, maar het was iets
met een gummi peer waaraan een buis in hetzelfde materiaal bevestigd was, en
dan hoorde er nog een ringachtig iets bij. (Door die peer kon ik mij een paar
jaar later een voorstelling vormen van de fraude waaraan wielrenner Michel
Pollentier zich in de Ronde van Frankrijk van 1978 bezondigde, door een onder
zijn oksel verstopte gummi peer met daarin de urine van iemand anders, die zich
niet gedopeerd had uiteraard, naar de controle mee te nemen – om daar betrapt
te worden.) Neen, wat die peer, dat buisje en die ring te betekenen hadden,
daar had ik geen idee van. Maar ik wist wel, met stellige zekerheid, dat het
iets betrof waarover ik niet zomaar aan mijn moeder opheldering kon vragen, zelfs
niet indien aan dat vragen niet onvermijdelijk het verraad van mijn ongepaste
nieuwsgierigheid en mijn illegaal doorsnuffelen van bergruimtes in een op zich
al verboden vertrek zou verbonden zijn.
Dat mijn ouders seks zouden hebben, dat
was iets wat niet eens in mijn voorstelling voorkwam. Ik kreeg er in elk geval
niets van te zien – en ook niet van te horen, wat toch best mogelijk zou
geweest zijn aangezien onze bedden slechts door een scheidingsmuur van elkaar
gescheiden waren. Bovendien waren moeke en vake absoluut niet affectief
ingesteld: een aai of een kus, ik kan het mij niet herinneren hen ooit een
dergelijk gebaar van liefde of zelfs maar genegenheid te hebben zien
verrichten. Toen vond ik dat normaal, nu weet ik dat tussen mijn ouders al lang
een ijzige kilte was ingetreden. Toch moet het ooit anders geweest zijn – ik
was toch minstens verwekt? Bovendien staat mij toch nog één herinnering voor de
geest die ik, zij het niet zonder enige schroom te overwinnen, meen hier te
kunnen vertellen. Ik doe het toch, al was het maar omdat deze herinnering mijn
ouders dan toch ook enigszins rehabiliteert, voor zover het hun menselijkheid
ook op dat vlak betreft.
Op zondagmiddagen vielen zowel vader als
moeder vaak in slaap bij het beluisteren van het radioprogramma ‘Opera en Belcanto’
– dat zei ik al. En wat ik ook al zei, was dat ze soms, af en toe, naar boven
trokken. Ze zeiden dat ze moe waren en dat ze een tukske gingen doen. Ik vond dat niet erg, het gebeurde nu eenmaal en
ik stond daar verder niet bij stil. Maar op een van die zondagen dat mijn
ouders uit mijn zicht waren verdwenen, moet ik mijn moeder (nooit mijn vader!)
eens nodig hebben gehad voor het een of ander, ongetwijfeld een bagatel,
misschien omdat ik mij pijn had gedaan of zo, en toen ik vond dat ze nogal lang
boven bleven, ben ik dan maar zelf naar boven gegaan. Uiteraard beklom ik zo
stil mogelijk de trap want ik was ervan overtuigd dat ze sliepen en ik mocht
hen toch niet wakker maken! Boven op de pallier
bleef ik staan, om te luisteren of ik iets hoorde waaruit ik kon opmaken of
mijn ouders nog sliepen. Indien niet, dan kon ik aankloppen. Maar ik hoorde
niets. Ik sloop tot aan de deur en legde mijn oor te luisteren. Niets, geen
geluid. Ik boog mij voorover en keek door het sleutelgat.
Ik vond het vreemd, die toefjes haar. Dat
had ik niet verwacht. Ik keek maar een fractie van een seconde, deinsde
onmiddellijk terug omdat ik ook wel besefte dat ik niet hoorde te zien wat ik
zag, en maakte mij uit de voeten. Het aanschouwde staat nog altijd op mijn netvlies
gegrift. Mijn ouders lagen naast elkaar op bed, op hun rug, kennelijk in slaap
of toch in rust. Maar zonder iets aan en onbedekt door lakens. Ik zag hun bleke
huidskleur, en ergens halverwege hun lichamen die harige plekken. Dat verwarde
mij want harigheid was in dat uit Sluis meegesmokkelde standjesboek ook
volledig afwezig en ik had er op dat ogenblik nog geen idee van dat zoiets kon
bestaan, uitgerekend daar.
Het kan niet anders, besef ik nu, of mijn
ouders rustten uit van het liefdesspel. Nuja, liefde. Daar zal toen, zij moeten
al een eind in de veertig geweest zijn, wel al niet veel sprake meer van
geweest zijn. Maar ja, het hart blijft altijd achter op de geest, en de rest
van het lichaam struikelt daar nog een eind achter aan.
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2