maandag 22 juni 2020

LVO 218



Mama, jij bent de liefste van de hele wereld!



Zie ons daar staan. Wij stonden te playbacken – al kenden wij dat woord nog niet. We zongen wel mee (de tekst was ons manu militari ingepeperd), maar het geluidsversterkte Heintje zong luider – dus hadden we net zo goed niet hebben kunnen staan zingen en hadden wij dus helemaal die tekst niet van buiten moeten leren.



Later, wanneer ik ga trouwen

zal ik een huisje gaan bouwen

Als je dan soms alleen zult zijn

Kom dan bij mij in mijn huis



Zie onze moeders, hoe zij ons zagen, om ter vertederdst. Zij zagen ons, en ongetwijfeld zag mijn moeder mij ook want zo talrijk was onze groep niet en ik stond ergens vooraan omdat ik bij de kleinsten was: houterig, stijf, onwennig. Bovendien toonde mijn omzwachtelde bovenbeen het stigma van mijn recent opgelopen verwonding. We hielden allemaal een stekelige roos in onze knuist want het was natuurlijk de bedoeling dat wij na het wegsterven van Heintjes laatste noot van het podium zouden nederdalen ten einde dit symbool van onze nog niet gekwetste of teleurgestelde en dus nog altijd onvoorwaardelijke liefde en dankbaarheid aan onze respectieve moeders zouden overhandigen.

‘Als een verdwaald kind zie ik mijn moeder terug in de menigte en ik hol naar haar toe, niets kan me nog tegenhouden. Alleen maar mijn wang tegen haar gezicht drukken. In haar armen kruipen. Ik ben drie. En zoek mijn moeder. Andere mensen krijsen en werpen zich voor mijn voeten, maar ze zijn niet mijn moeder. Ik zal haar herkennen. Ik mag haar niet missen, ze mag niet weggaan.’39

Ik was geen drie meer, maar toch ook nog altijd geen zes. Zij zag mij maar ik zag haar niet. Een redeloze paniek overviel mij toen het applaus uit de zaal Heintjes uitdovende moederode overstemde en alle kinderen rond mij naar het wezen snelden dat hen enkele jaren geleden uit zichzelf de wereld op had geperst, en naar het wezen naast dat eerste wezen dat negen maanden daarvoor zijn ding in haar had gestoken, al dan niet met de bedoeling dat zich als gevolg van deze daad, en de daarbij gepaard gaande lozing, het wonder der procreatie zou voltrekken, waarna het progenituur nauwelijks vijf jaar later (de tijd die de aarde nodig had om vijf keer rond de zon te vliegen, zonder daarbij, door toedoen van de wonderlijk wederzijds werkende en elkaar in evenwicht houdende zwaartekrachten, uit zijn baan te vliegen en op een uitzichtloze reis naar de verste uithoeken van het heelal te vertrekken) de onsterfelijke woorden van Heintje kon staan brullen in een vreemde mengeling van extase en wanhoop:



Mama, de liefste van de hele wereld ben jij

Mama, je bent en blijft altijd een voorbeeld voor mij



Bedremmeld. Dat is het woord dat op het gevoel dat mij toen overweldigde nog het meest van al van toepassing was. Bedremmeld bleef ik daar staan. Met mijn roos, mijn hart in mijn handen, mijn ziel bloot. Ik vond mijn moeder niet. En omdat ik niets beters wist te verzinnen, ging ik naar de eerste de beste vrouw die ik op de eerste rij zonder roos zag zitten, en overhandigde mijn bloem aan haar. Zij was de universele moeder, waarschijnlijk, en dat die van mij in gebreke bleef door niet mijn verwarring te zien en op te springen en mij uit mijn eenzame lijden te verlossen, kwam niet eens in mij op. De vrouw aanvaardde – waarom weet ik ook niet – mijn wanhopige gebaar, en ik keerde, omdat mij dat vooraf was opgedragen want er volgde nóg een act, terug naar het podium terwijl iedereen de knuffels van zijn of haar baarders en verwekkers in ontvangst stond te nemen.

Het is mij nooit duidelijk geworden wat mijn moeder tijdens dit voorval heeft gedacht en hoe zij zich erbij heeft gevoeld. Er is nooit een woord over gezegd. Niet onmiddellijk erna en ook niet in de zesenveertig jaren die zij toen nog te leven had. Vergeven heb ik het haar eigenlijk nooit. Ik heb nooit begrepen hoe het mogelijk was dat zij zo nadrukkelijk niet het juiste deed op het juiste moment. Er zijn niet zo heel veel van die momenten in een mensenleven. Eigenlijk zijn er heel weinig – daarom zijn ze beslissend.

39 Georgi Gospodinov, De wetten van de melancholie, 173





Hier eindigt deel 2 van mijn autobiografie Het leven als voorlopige oplossing.

Deel 1, Het sanatorium van Aalst

Deel 2, Populierendreef 29

Er volgt een pauze van enkele maanden. Volgende delen zijn in voorbereiding. Ondertussen werk ik ook aan het ‘materialiseren’ van wat nu al klaar is. Na de zomer wil ik de delen 1 en 2 in boekvorm kunnen aanbieden. Wie interesse heeft, kan vooraf intekenen. Geschatte prijs: maximum 15 € per deel. Mailadres: pascal.cornet@pandora.be