Het verhaal met de kan in De Duinse Polders is kort: bij het
ontbijt stootte iemand een kan hete koffie omver, de koffie stroomde op mijn
blote rechterbeen en ik liep daarbij een niet ernstige maar toch pijnlijke
brandwonde op. Ik had met het omvallen van de kan niets te maken – maar wie dan
wel? – en was dus louter slachtoffer, onschuldig en beklagenswaardig. Mijn
verbrande been werd onderhanden genomen met zalf en verband. De gunstige
uitkomst van dit incident was wel dat ik die dag werd vrijgesteld van de
onnozele activiteiten waarmee de animatrices, jobstudentes waarschijnlijk die
ook wel wat beters te doen hadden, de overvloedige tijd van de aanwezige
kleuters probeerden dood te maken. Ik geloof dat het toen was dat ik het album
van Nero kreeg en mij een namiddag lang een vredesapostel mocht wanen die met
een zelfgeperste muziekschijf in de internationale politiek de zeden moest
verzachten.
Er was echter toch nog een activiteit waaraan ik mij niet kon
onttrekken: de afsluiting van het Moederdagweekend, opgevat als huldiging van
alle aanwezige moeders. Alle ouders werden samengebracht in een zaal waarvan de
proporties mij in mijn herinnering van vandaag, zeg maar een halve eeuw later,
reusachtig groot lijken. In mijn poging om mij de omvang van die zaal voor te
stellen, komen mij zwart-witbeelden van massabijeenkomsten voor de geest, zoals
die ooit door Leni Riefenstahl in beeld werden gevangen.37
(Aangezien ik normaal gezien nooit overdrijf met hyperbolen, kan het voor deze
ene keer wel.) Wij, de kinderen dus, moesten de ouders, en vooral de moeders
natuurlijk, van op het podium entertainen en gelukkig maken – of toch minstens
tijdelijk even wat gelukkiger. Uiteraard waren wij ons, gezien onze prille
leeftijd, nog niet bewust van de weinig sympathieke meewarigheid waarmee de
meeste ouders, en zeker de vaders, zich dit vermaak lieten welgevallen. (Door
de verkleutering38 van de samenleving is dit er alleen maar erger op
geworden: zelfs als een kind een vochtige scheet laat, wordt tegenwoordig door
de volwassenen enthousiast gejuicht en aangemoedigd. O hoe mooi, o hoe
getalenteerd! Maar ik wijk af.)
Het lied van Heintje schalde al door de boxen. Heintje is nu – als
hij nog leeft tenminste (maar hoe zou Heintje ooit kunnen sterven?) – een
grijze rijzige Duitser van wie het keurig gestreken overhemd bovenaan openstaat
waardoor je op de gebronsde maar toch al flink wegrimpelende huid onder de
adamsappel wit-krullende borstharen ziet maar ook een gouden kettinkje.
Misschien is hij heden ten dage wel ereburger van Osnabruck of Donaueschingen,
maar toen was hij een wonderlijk-succesrijke zeer welopgevoede koorknaap uit
Kerkrade, die vrouwenharten deed wegsmelten met evergreens als ‘Ik hou van Holland (landje
aan de Zuiderzee)’ en natuurlijk vooral ‘Mama’.
37 Bijvoorbeeld in Triumph des Willens (1935).
38
De term werd gemunt door Piet Piryns.
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2