Moederportret
Ik kocht, zonder daarover veel te moeten nadenken omdat ik
indertijd Het land van de wangen zo goed vond, Het land van de handen
van Luuk Gruwez. Als het even goed is of zelfs een beetje minder
goed, zal het zeker geen miskoop blijken te zijn! Maar eerst wil ik de
wangen herlezen. Tot mijn steile verbazing merk ik dat dat alweer
tweeëntwintig jaar geleden is: ik las het boek onmiddellijk nadat het was
uitgekomen en ik het had gekocht. De prijs staat er nog in: 799 frank.
Ik beklaag mij dit herlezen niet. Wat schrijft Gruwez goed en
mooi! Hij krikt in brieven en dagboeken zijn persoonlijke en familiegeschiedenis
op van anekdotiek tot vertellenswaardige historiën, parabels zijn het bijna,
van onmacht en menslievendheid. Hoe hij zijn ouders portretteert! Vol mededogen
en respect, maar toch ook zonder te verbloemen.
‘Mijn moeder was de eenzaamste vrouw die ik heb gekend.’ (86)
Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Zij zat voortdurend te
wachten. Op bezoek dat nooit kwam, op de telefoon die nooit rinkelde.
‘Vriendinnen had zij amper.’ Het enige waar zij naar vroeg, was naar wat
anderen over haar zegden. Zij bestond ‘uit niets anders meer […] dan uit wat
anderen over haar zeiden.’ (87) Maar, aldus Gruwez, die zegt zich nu te
beklagen dat hij haar toen nooit voorloog over wat voor goeds de anderen over
haar zeiden: ‘de mensen vroegen nooit naar haar en des te meer naar mijn
vader’. En hij besluit: ‘in de schaduw van zijn indrukwekkend vlees verkommerde
zij en ging zij onopgemerkt en zonder te mopperen voorbij’. (87) Luister, en
passant, naar hoe de dichter hier proza schrijft – hoor in de aaneenschakeling
van korte o’s dat onopgemerkte verkommeren en mopperen. En hoor ook, in dat
onopgemerkt, de jammerklacht van Reve – zij het dat die het dan wel over zijn vader
had.
Dit schrijven over ouders doet mij natuurlijk reflecteren
over mijn schrijven over mijn ouders. Kan het? Jazeker. Als het met respect en
mededogen gebeurt. Als het mooi is. Het kan kritisch zijn – en het móet om
waarachtig te zijn kritisch zijn – maar de esthetica moet de kritiek
verzachten. Over de doden niets dan goeds? Over de doden niet dan moois.
Dat maakt Gruwez’ ouderportret aanvaardbaar – geen speld
tussen te krijgen. Hij schrijft niet hoe mooi en goed zijn ouders waren, neen,
hij schrijft goed en mooi over zijn ouders. Hij bespaart ons hun mindere kanten
niet. Bijvoorbeeld dat zijn moeder een tijd dronk (alvorens zij ‘van het ene op
het andere moment’ (89) daarmee ophield). Maar hij beseft: ‘mijn woord moest
haar weer aankleden’ (95). En: ‘Ik moest mijn moeder verzamelen.’ (95) Gruwez
kleedt en verzamelt zo goed, dat het een eerbetoon wordt. Niet dat hij er een
grote, belangrijke en in moreel opzicht uitmuntende vrouw van maakt, dat was ze
blijkbaar niet (al had ze wel haar dromen). Ze was enkel zijn moeder. En dat is
veel.
200526
Luuk Gruwez, Het land van de wangen, 1998