zondag 7 juni 2020

scherf 14


Verdronken paradijs

De 21-jarige beginnende journalist Gabriel Gárcia Márquez ontmoet in Cartagena de boomgrote Emilio Razzore, ‘de menselijkste mens die ik ooit had ontmoet’ (387). Razzore maakt deel uit van een circus, dat met beestenboel en al in Havana is ingescheept op de onder Spaanse vlag varende ‘oceaanstomer Euskera’. Razzore weet zo levendig te vertellen over hoe hij de roofdieren ‘met zijn liefde had vermenselijkt’ – een extreem antropocentrisch standpunt dat je vandaag niet meer zo gemakkelijk verkocht krijgt, de circusromantiek is er ondertussen helemaal uit – dat Márquez zich prompt engageert, ‘al was het maar om de kooien schoon te maken’. De toevoeging ‘als de tijgers er niet in zaten’ is een voorbeeld van márqueziaanse humor waarop ik tukker ben dan op zijn kritiekloze bereidheid om een archaïsche vorm van dierenmishandeling in stand te helpen houden. Maar goed. De Euskera kan niet snel genoeg de haven van Cartagena binnenlopen, het circus van Razzore kan niet snel genoeg Colombia veroveren. Althans niet als het van Márquez afhangt. Maar het hangt niet van Márquez af. Er steekt een storm op in de Caraïbische Zee en de Euskera vergaat met man en, nu ja, muis – ’t is te zeggen met dat hele zootje aan boord. Razzore is er het hart van in, hij keert terug naar Florida om er een nieuw circus op te bouwen. ‘Er is nooit meer iets van hem vernomen,’ rondt Márquez deze anekdote af.

Natuurlijk moest ik denken aan de dierentuin die in de openingspassage van Yann Martels Het leven van Pi onder de golven verdwijnt na een scheepsramp – waaruit enkel de jonge jongen Pi, een Bengaalse tijger en een ander gestreept dier, een zebra, zich weten te redden. (Ik geloof dat er nog een dier was, maar dat staat me niet meer zo voor de geest en ik heb het boek niet bij de hand.) En, bij uitbreiding, aan het Bijbelse verhaal van de Ark van Noach – al gaat die niet naar de haaienkelder maar strandt hij, zoals Frank Westerman in Ararat omstandig uit de doeken doet, op de berg met die naam.

Dat van deze drie de twee recentste drijvende diergaardes genadeloos door hun bedenkers worden gedecimeerd, zegt natuurlijk wel iets over de tijd waarin deze parabels tot stand zijn gekomen. Er zijn geen goden meer die drijvende zoo’s en circussen een hand boven het hoofd houden. Al was de oudtestamentische toch ook bijzonder wreed door van elke soort slechts één heteroseksueel en vruchtbaar koppel te willen redden.

200512

Gabriel Gárcia Márquez, Leven om het te vertellen
Yann Martel, Het leven van Pi
Frank Westerman, Ararat