woensdag 3 juni 2020

LVO 199



De vogelgids van Peterson was te duur, dus had ik mij tevreden te stellen met De Europese vogels in kleur van H. Heinzel, R.S.R. Fitter en J.F. Parslow, kortweg ‘de Fitter’. Voor dit allereerste met eigen spaarcenten aangekochte boek moest ik tegen de 300 frank ophoesten, en dat in een tijd dat een brood ongeveer zes keer minder kostte dan vandaag. Ik vermoed dat mijn moeder geholpen heeft bij het bekostigen van mijn aankoop, uiteraard na het behalen van een goed rapport.

In het aandoenlijk hoekige handschrift dat ik in die dagen had, staan in de rechterbovenhoek van het schutblad mijn naam en adres geschreven. Uiteraard met potlood! Zelfs ons telefoonnummer staat erbij – ik zal aan de mogelijkheid hebben gedacht dat ik mijn vogelgids ergens te velde zou kunnen verliezen: dan kon de eerlijke vinder mij zonder al te veel moeite op de hoogte brengen! Ja, het is zelfs nog het vijf cijfers tellende oude telefoonnummer. Ik doorstreepte het later en noteerde eronder het nieuwe, zescijferige, nummer. Een groot stuk van mijn leven heeft dat nieuwe telefoonnummer in mijn hoofd gezeten. Mijn moeder behield het zelfs na haar verhuizing weg uit de Populierendreef. En nu klinkt het ritme van de getallen vijfendertig-zevenendertig-achttien mij opeens weer zo vertrouwd in de oren, dat ik mij erover verbaas dat ik die cijfercombinatie ooit niet meer uit mijn geheugen wist op te diepen.

Ik heb het behoorlijk verkleurde boek (eerste druk van de Nederlandse vertaling, 1973) nog altijd binnen handbereik staan omdat ik het regelmatig raadpleeg, bijvoorbeeld wanneer een roofvogel hoog overvliegt. Wanneer ik het doorblader, herken ik meteen alle met Brits geduld gepenseelde portretten van de onderling soms zeer weinig verschillende soorten en ondersoorten. Op de tegenoverliggende bladzijde staan de summiere beschrijvingen die bij het determineren moeten helpen, en ook de kaartjes met de verspreidingsgebieden. En kijk, daar, met potlood aangebracht, prijken de kruisjes bij de soorten die ik ooit ergens heb gespot, of dacht te hebben gespot. Ja, ook hier mocht het competitie-element niet ontbreken: het kwam er natuurlijk op aan zoveel mogelijk soorten op het palmares te kunnen bijschrijven.

Samen met enkele BJN’ers maakte ik ooit een uitstap naar een plas in de buurt – ik weet niet meer welke, misschien was het die van Roksem. Daar was een ijseend gesignaleerd! Geen alledaagse verschijning, voorwaar, en voor veel vogelaars in elk geval de moeite waard om twintig kilometer heen en twintig kilometer terug te fietsen. Toen we op die vijveroever stonden, werd er druk gespot. Ik keek mee door de verrekijker die ik voor mijn excursies – zo heette dat toen – van mijn vader mocht lenen en zag in de verte enkele eenden dobberen. Een ervan was dus die dwaalgast. Op eigen houtje zou ik hem nooit hebben opgemerkt. Maar er staat nu wel al meer dan vijfenveertig jaar een potloodkruis naast zijn naam.






(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2