woensdag 8 januari 2020

grenzen 13


13.

Susan Sontag lanceerde de notie ‘Camp’. Het is niet altijd duidelijk wat ze ermee bedoelde, maar het heeft met een onernstige benadering van esthetiek te maken, met een ironische attitude, met het opnemen van een rol in een rollenspel. Camp is op-en-top postmodernistisch. Camp staat tegenover authenticiteit. Camp klutst hoog en laag door elkaar, verkneukelt zich in kitsch, drijft de spot met hoge standaarden. Alle grenzen worden doorbroken, er is geen onderscheid, alles is evenveel waard, gelijkwaardig. Er heerst een soort van onverschilligheid. En dat ontaardt natuurlijk al vlug in cynisme, waarbij de esthetische waarde heel gemakkelijk wordt opzijgezet door een louter commerciële-financiële-pecuniaire interesse.


Die onverschilligheid, daar waar alles hetzelfde of om het even is, betekent ook: de afwezigheid van het streven naar verandering en uiteindelijk is dat: de dood. In Schaduwkind schrijft P.F. Thomése over zijn erg jong overleden dochtertje. Het is een ingrijpende gebeurtenis, uiteraard. De dood lijkt zich over alles uit te spreiden. ‘Ineens zie je de waarheid overal, bij de slager en de bakker, in het park, tot in de ogen der mensen zie je het sterven gebeuren. / Van rijmwoorden en begraafplaatsen blijkt het sterven zich niets aan te trekken, net zomin als van andere woorden of andere plaatsen. Als het erop aankomt, zegt dat allemaal niets. Geen vorm die zich leeg genoeg kan maken. Er worden tijdens het sterven geen grenzen getrokken, ze worden juist uitgewist. Geen verschillen meer, maar on-verschil. Onverschilligheid.’


Dat niets installeert zich ook in de taal. Ik moest aan dat rollenspel denken toen ik onlangs iemand om de haverklap hoorde zeggen: ‘Ik ben iemand die…’ of ‘Ik ben een persoon die…’ Bijvoorbeeld in een zin als: ‘Ik ben iemand die graag praat over filatelie.’ Natuurlijk ging het in dat gesprek over iets anders dan filatelie, maar daar gaat het hier niet over. Hier gaat het over mijn vraag waarom die iemand niet gewoon zei, in plaats van ‘Ik ben iemand die graag praat over filatelie’: ‘Ik praat graag over filatelie’. In dat soort talige sporen sedimenteert de algemene tijdgeest. Wie over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt, is er gevoelig voor en hoort in de bewering ‘Ik ben iemand die…’ een fundamentele onzekerheid doorklinken die veel verder strekt dan de psyche van die ene persoon die weigert om zich rechtstreekser uit te drukken. Zei Václav Havel niet: ‘de ervaring van de geschiedenis leert dat het leven van een individu altijd iets universeels weergeeft’?







lees hier vanaf aflevering 1 van dit stuk over grenzen