13.
Susan Sontag
lanceerde de notie ‘Camp’. Het is niet altijd duidelijk wat ze ermee bedoelde,
maar het heeft met een onernstige benadering van esthetiek te maken, met een
ironische attitude, met het opnemen van een rol in een rollenspel. Camp is
op-en-top postmodernistisch. Camp staat tegenover authenticiteit. Camp klutst
hoog en laag door elkaar, verkneukelt zich in kitsch, drijft de spot met hoge
standaarden. Alle grenzen worden doorbroken, er is geen onderscheid, alles is
evenveel waard, gelijkwaardig. Er heerst een soort van onverschilligheid. En
dat ontaardt natuurlijk al vlug in cynisme, waarbij de esthetische waarde heel
gemakkelijk wordt opzijgezet door een louter commerciële-financiële-pecuniaire
interesse.
Die
onverschilligheid, daar waar alles hetzelfde of om het even is, betekent ook:
de afwezigheid van het streven naar verandering en uiteindelijk is dat: de
dood. In Schaduwkind schrijft P.F.
Thomése over zijn erg jong overleden dochtertje. Het is een ingrijpende
gebeurtenis, uiteraard. De dood lijkt zich over alles uit te spreiden. ‘Ineens
zie je de waarheid overal, bij de slager en de bakker, in het park, tot in de
ogen der mensen zie je het sterven gebeuren. / Van rijmwoorden en
begraafplaatsen blijkt het sterven zich niets aan te trekken, net zomin als van
andere woorden of andere plaatsen. Als het erop aankomt, zegt dat allemaal
niets. Geen vorm die zich leeg genoeg kan maken. Er worden tijdens het sterven
geen grenzen getrokken, ze worden juist uitgewist. Geen verschillen meer, maar
on-verschil. Onverschilligheid.’
Dat niets
installeert zich ook in de taal. Ik moest aan dat rollenspel denken toen ik
onlangs iemand om de haverklap hoorde zeggen: ‘Ik ben iemand die…’ of ‘Ik ben
een persoon die…’ Bijvoorbeeld in een zin als: ‘Ik ben iemand die graag praat
over filatelie.’ Natuurlijk ging het in dat gesprek over iets anders dan
filatelie, maar daar gaat het hier niet over. Hier gaat het over mijn vraag
waarom die iemand niet gewoon zei, in plaats van ‘Ik ben iemand die graag praat
over filatelie’: ‘Ik praat graag over filatelie’. In dat soort talige sporen
sedimenteert de algemene tijdgeest. Wie over het nodige onderscheidingsvermogen
beschikt, is er gevoelig voor en hoort in de bewering ‘Ik ben iemand die…’ een
fundamentele onzekerheid doorklinken die veel verder strekt dan de psyche van
die ene persoon die weigert om zich rechtstreekser uit te drukken. Zei Václav
Havel niet: ‘de ervaring van de geschiedenis leert dat het leven van een
individu altijd iets universeels weergeeft’?
lees hier
vanaf aflevering 1 van dit stuk over grenzen