190109
De voorlezer, 72: ‘Ik herinner me ook dat ik bij het zien van kleine
uitingen van liefdevolle zorg en aandacht een brok in mijn keel voelde,
ongeacht of die uitingen mij golden of iemand anders. Soms was een scène in een
film al voldoende. Dat naast-elkaar-bestaan van grote onverschilligheid en
sentimentaliteit vond ik zelf verdacht.’ Dat is precies wat ik zelf ook voel:
die neiging tot sentimentaliteit, zeker bij attenties die mij te beurt vallen.
(...) Maar hoe komt dat? Welk psychologisch mechanisme zit daar achter? (…) *
Gisteren een ontmoeting op de trein met C. en P. Ze komen terug van Leuven,
waar ze naar de overzichtstentoonstelling René Heyvaert zijn geweest, en naar
het kasteel van Gaasbeek. C. hoopte daar sporen terug te vinden van een van
haar voorouders, een Praagse aristocraat die ergens in de zeventiende of
achttiende eeuw naar onze contreien was afgezakt. Van de
Heyvaert-tentoonstelling had P. de catalogus gekocht. Die zat nog in zijn
plastic verpakking. ‘Hier, jij mag hem openmaken,’ zei hij. Ik voelde meteen
naast mij de afkeurende blik van C. ‘Neen,’ zei ik tegen P., gespeeld: ‘Ik vind
niet dat het mij toekomt om dit boek uit zijn verpakking te bevrijden.’ P.
begreep mijn ironie en maakte prompt zelf de verpakking open. ‘Maar je mag er
wel als eerste in kijken.’ Dat voorrecht aanvaardde ik dan weer wel. Het was
niet de enige keer tijdens de rit dat C. P.’s zottigheden probeerde te fnuiken.
Of ze stribbelde dan toch minstens tegen. Gôh, hij is altijd zo. En: Gôh,
P. doet altijd van die zotte dingen. Ik ontwaarde een patroon en vroeg mij
af: als ze dit doet met een halve vreemde erbij, hoe gaat het er dan aan toe
als er niemand in de buurt is? Krijgt P. dan voortdurend af te rekenen met
dergelijke inperkende opmerkingen? Anderzijds vond ik hen wel vriendelijk met
elkaar omgaan. De catalogus gaf mij hetzelfde overzicht te zien als wat ik ook
in de tv-documentaire over René Heyvaert had leren kennen. Dat programma leek
mij derhalve tamelijk volledig te zijn geweest. Toch wees ik erop dat ik had
vernomen dat sommigen zich erover hadden beklaagd dat bepaalde belangrijke
figuren uit Heyvaerts leven niet aan bod waren gekomen, terwijl omgekeerd
iemand anders, met name de galeriehoudster, in het programma te veel de kans
had gekregen om het laken naar zich toe te trekken. ‘Je zult het met dergelijke
figuren altijd hebben, en eigenlijk zelfs in het algemeen wanneer iemands
definitieve portret wordt gemaakt: objectiviteit is een schier onmogelijk te
verwezenlijken doel.’ P. en C. beaamden mijn wijze opmerking! * Zowel in De
laatste hand als in De voorlezer (166) het gegeven van de
eenrichtingscorrespondentie: de man weigert consequent de liefdevolle brieven
van zijn vriendin te beantwoorden. De macht die gepaard gaat met de weigering
de communicatie aan te gaan. (...) Uiteindelijk slaat die macht om in onmacht.
Enfin, dat is mogelijk. Het gebeurt allicht niet altijd. * Ik begin aan de Idyllen
van Leonard Pfeijffer. *