Hier
begint hoofdstuk 6, ‘De vlucht naar Egypte’ van deel 1 ‘Het sanatorium van
Aalst’
Waarvoor slaan mensen op de vlucht? Een droogte, een aardbeving,
een overstroming. Natuurrampen. Een tekort aan iets, of een teveel. Oorlog
natuurlijk. Geweld, bestaansonzekerheid in al zijn vormen. Een onzekere
toekomst. Angst voor pijn, straf, vergelding. Een barbaars beleid.
Machtsmisbruik. Racistisch geïnspireerde onderdrukking. Religieus fanatisme.
Uit de hand lopend nationalisme. Een krankzinnige dictator.
Het gaat hoe dan ook altijd om iets acuuts. Je huis laat je niet
zomaar achter. Je have en goed.
Mijn grootouders waren ook al emigranten. Het dolen zit mij in het
bloed. Zij ruilden het diepe Henegouwen, waar zij geen toekomst hadden, voor
Limburg, waar werk lonkte, een toekomst. Die lokroep was blijkbaar sterk genoeg
om de taalgrens te overschrijden.
Wat er precies gebeurd is om mijn ouders ertoe te bewegen om op
hun beurt alles achter zich te laten en uit Limburg weg te trekken: ik heb er
het raden naar. Het moet iets heftigs geweest zijn want mijn vader verliet er
zijn geboortegrond voor, en mijn moeder, hoewel zelf van de andere kant van het
land afkomstig, had zich er, door er vijf kinderen op de wereld te zetten en er
twee in te begraven, met de bodem verbonden.
Het vertrek uit Limburg was niet haar keuze geweest. Of juister,
zij had helemaal geen keuze gehad: zij was samen met haar kinderen verjaagd –
of verbannen, zoals zij zelf zei – en haar man, die moest dan maar volgen en
zijn familie achterlaten. Ik probeer mij deze Vlucht voor te stellen: met de
drie in leven gebleven kinderen – een jongen van zes jaar, een meisje van vijf
en de pasgeborene, gewikkeld in doeken en luiers (misschien werd ik meegevoerd
in de rieten boodschappenmand, met een extra deken over me heen want de winter
van '62 brak records) – verlieten mijn ouders na een hevig oplopende ruzie
waarvan ik de ware toedracht nooit heb begrepen, de Maaskant.
De richting van de vlucht lag min of meer voor de hand. In het
noorden en oosten was er de grens met Nederland en Duitsland. Wie vanuit de
Maaskant zuidwaarts trekt, komt in de Hoge Venen en de Ardennen terecht. Daar
zijn enkel donkere en vochtige bossen en is het leven te hard. Wellicht speelde
ook het heimwee van mijn moeder naar West-Vlaanderen een rol: terug naar haar
grond en taal. Zij zou uiteindelijk haar zin krijgen, maar de karavaan bleef
eerst wel nog een paar jaar hangen in de Borinage.
Mochten de omstandigheden daar een beetje hebben meegezeten, dan
sprak nu, in een andere taal, een Waal tot u.
Quod non, dus.
Maar goed, wat heeft die vlucht in gang gezet? Wat heeft mijn
ouders opgejaagd? Weggejaagd?
Onenigheid. Ruzie. Conflicten.
Ik heb, toen ik mijn moeder daarover ondervroeg, nog enkele
flarden opgevangen. Zij werd als West-Vlaamse vlasboerendochter door haar
schoonouders niet aanvaard. Zij sprak de taal niet, had niet dezelfde status.
Of dezelfde hunkering naar status. Maar hoe gaat dat? Vaak zijn ontheemden,
wier identiteit altijd onzeker en precair is, nog het hardst voor elkaar. Alsof
het aantal gegadigden te groot is voor de te begeven hoeveelheid identiteit. Er
waren hevige ruzies. De ouders van mijn moeders man vertikten het om op
kraambezoek te komen toen ik geboren was, vertelde mijn moeder. Dat was voor
haar de druppel. Zij weigerde daarom nog bij haar schoonouders langs te gaan.
Amper drie maanden na mijn geboorte nam zij definitief de wijk.
Vader was blijkbaar ook niet de chouchou van zijn ouders.
Hij zette zich af. Hij voelde zich ongelukkig, gesandwicht als hij was tussen
de oudste en de jongste broer, de brave leptosome Leon en de al even brave maar
ambitieuzere en ook meer gedrongen Gaston. Maar hij zat ook klem tussen het
vertrouwde van zijn omgeving en al dat vreemde, dat hij met die rosse Vlaamse
in zijn leefwereld had binnengebracht. Fernand was ziek, kon daardoor zijn
studies niet afwerken, leefde in onmin met zijn beknottende omgeving, zocht de
vrijheid op en had in mijn moeder een gedienstige gezellin gevonden. Zij wou en
zou weggaan. En als hij niet meeging, ging ze alleen. Met de drie kinderen
uiteraard. Ze was koppig en moedig, hij was hulpbehoevend. Hij had geen keus.
Lees hier
LVO vanaf het begin