donderdag 16 januari 2020

LVO 90



Ik zou mijn beschrijving kunnen voortzetten van de woonkamer annex keuken van de bescheiden verkavelingswoning die mijn moeder een kwarteeuw geleden had laten bouwen. En dan zou ik het kunnen hebben over de licentiaatsverhandelingen van de kinderen die in een tweede boekenkast werden bewaard – dus niet die eerste waarin Roger Martin du Gard en de nimmer geconsulteerde encyclopedie pronkten. Ik zou de eerste verhandeling ter hand kunnen nemen: over gezagsverhoudingen in een pedagogische situatie. Ik zou kunnen zien dat de tweede ging over warmtepompinstallaties (en dateerde van voor de opkomst van het woord ‘duurzaamheid’). En ik zou ten slotte zien dat het derde werkstuk de frivoliserende ondertitel Geborgen in een wankel huis voerde, een titel die onmiskenbaar hunkering uitdrukt naar warm onthaal en gastvrijheid. Ik zou kunnen vaststellen dat deze verhandelingen grotendeels ongelezen waren gebleven. Uiteraard. Maar goed, uit trofeebekers drink je ook geen wijn. Ik zou de drie verhandelingen terug op hun plaats hebben gezet, naast Liefde is een werkwoord van Alfons Vansteenwegen en Menslief, ik hou van jou van Phil Bosmans.

Ik zou het verder kunnen hebben over de lage salontafel waaraan ik meermaals tijdens mijn korte bezoekjes mijn scheenbeen had gestoten en waarop mijn moeder, in de hoedanigheid van oma, in een uit nepedelmetalen opgetrokken gedekseld kommetje de snoepjes bewaarde voor de kleinkinderen. Omdat de kleinkinderen al geruime tijd nauwelijks nog langskwamen, sneukelde ze van lieverlede zelf dat snoep op.

Ik zou het kunnen hebben over de aan de muur van de opengewerkte keuken opgehangen kaart van België. Het driehoekige, geel ingekleurde, pistool- of vogelbekdier- of hagedisvormige land, of dan toch een land waarvan het grondgebied in zijn vorm de schematische voorstelling van een van die wezens benaderde, strekte zich uit tussen advertenties van firma’s of merken die al vele jaren verdwenen of van naam veranderd waren. Reizen De Zwaluwen, Poeders Mann. De kaart was minstens veertig jaar oud. De meeste snelwegen die het land nu rijk is stonden er nog niet op. Hij had ook in de keuken van het ouderlijk huis gehangen, en daarna in het appartement aan de stadspoort dat mijn moeder had betrokken nadat ze, na het vertrek van haar man en jongste zoon, het huis met de tuin aan de rand van het bos had verkocht. Vaak had ik, staande voor die kaart, in mijn hoofd ontsnappingsroutes uitgetekend en de namen van mijn ingebeelde bestemmingen en tussenstations gememoriseerd: Geraardsbergen, Tongeren, Bastenaken.

Ik zou het kunnen hebben over de relaxstoel waarin mijn moeder haar talloze uren doorbracht, of over de zwarte bakelieten telefoon, nog met draaischijf en een rinkelgeluid dat nu als vintage ringtone op smartphones wordt geïnstalleerd. De telefoon stond op de secretaire en ik was gehecht geweest aan dat meubel omdat het destijds, toen het nog in het ouderlijk huis stond, in zijn laatjes onbereikbare geheimen leek te bevatten. Mij was toen de toegang tot een aantal van die laatjes ontzegd. Nu huisvestte de secretaire enkel nog prullen: een verlopen adresboekje, een inktpot met een restje versteend koningsblauw, een rekenmachine om franken in euro’s om te zetten (een geschenkje van de mutualiteit), speelkaarten die werden samengehouden met een bijna verstorven elastiek, een hoeveelheid nietjes waarmee mijn moeder, als zij het nietjesverbruik handhaafde dat zij aan de dag legde in haar laatste levensjaren, twee eeuwigheden voort zou kunnen. Waar, overigens, was die nietjesmachine?

En dan laat ik de keukenkasten buiten beschouwing, gevuld met een leven lang meegesleurd materiaal dat nu tot niets meer diende, of de groezelige kleden op de grond, de bronzen haardplaat in de haard die geen haard was maar alleen maar een nephaard, de cd’s met operette en zogeheten music for the millions, de geurkaarsen in de buffetkast, en aan de muren de drie Kempische olieverflandschappen van Jos Beerden, een neo-impressionist die een tijdlang een toogmaat was geweest van mijn vader in café Bonanza of café Derby langs de Astridlaan en die duidelijk wist dat hij niet té ver van de werkelijkheid mocht afwijken om zijn doeken verkoopbaar te houden.

Over dat alles zou ik het kunnen hebben maar waartoe? Waartoe? Waar is dat alles naartoe?

Hier eindigt hoofdstuk 5 ‘Gekrompen wereld’ van deel 1 ‘Het sanatorium van Aalst’; vanaf morgen hoofdstuk 6, ‘De vlucht naar Egypte’





(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin