Ik zou mijn beschrijving kunnen voortzetten van de woonkamer annex
keuken van de bescheiden verkavelingswoning die mijn moeder een kwarteeuw
geleden had laten bouwen. En dan zou ik het kunnen hebben over de
licentiaatsverhandelingen van de kinderen die in een tweede boekenkast werden
bewaard – dus niet die eerste waarin Roger Martin du Gard en de nimmer
geconsulteerde encyclopedie pronkten. Ik zou de eerste verhandeling ter hand
kunnen nemen: over gezagsverhoudingen in een pedagogische situatie. Ik zou
kunnen zien dat de tweede ging over warmtepompinstallaties (en dateerde van
voor de opkomst van het woord ‘duurzaamheid’). En ik zou ten slotte zien dat
het derde werkstuk de frivoliserende ondertitel Geborgen in een wankel huis voerde, een titel die onmiskenbaar
hunkering uitdrukt naar warm onthaal en gastvrijheid. Ik zou kunnen vaststellen
dat deze verhandelingen grotendeels ongelezen waren gebleven. Uiteraard. Maar
goed, uit trofeebekers drink je ook geen wijn. Ik zou de drie verhandelingen
terug op hun plaats hebben gezet, naast Liefde
is een werkwoord van Alfons Vansteenwegen en Menslief, ik hou van jou van Phil Bosmans.
Ik zou het verder kunnen hebben over de lage salontafel waaraan ik
meermaals tijdens mijn korte bezoekjes mijn scheenbeen had gestoten en waarop
mijn moeder, in de hoedanigheid van oma, in een uit nepedelmetalen opgetrokken
gedekseld kommetje de snoepjes bewaarde voor de kleinkinderen. Omdat de
kleinkinderen al geruime tijd nauwelijks nog langskwamen, sneukelde ze van
lieverlede zelf dat snoep op.
Ik zou het kunnen hebben over de aan de muur van de opengewerkte
keuken opgehangen kaart van België. Het driehoekige, geel ingekleurde, pistool-
of vogelbekdier- of hagedisvormige land, of dan toch een land waarvan het
grondgebied in zijn vorm de schematische voorstelling van een van die wezens
benaderde, strekte zich uit tussen advertenties van firma’s of merken die al
vele jaren verdwenen of van naam veranderd waren. Reizen De Zwaluwen, Poeders
Mann. De kaart was minstens veertig jaar oud. De meeste snelwegen die het land
nu rijk is stonden er nog niet op. Hij had ook in de keuken van het ouderlijk
huis gehangen, en daarna in het appartement aan de stadspoort dat mijn moeder
had betrokken nadat ze, na het vertrek van haar man en jongste zoon, het huis
met de tuin aan de rand van het bos had verkocht. Vaak had ik, staande voor die
kaart, in mijn hoofd ontsnappingsroutes uitgetekend en de namen van mijn
ingebeelde bestemmingen en tussenstations gememoriseerd: Geraardsbergen,
Tongeren, Bastenaken.
Ik zou het kunnen hebben over de relaxstoel waarin mijn moeder
haar talloze uren doorbracht, of over de zwarte bakelieten telefoon, nog met
draaischijf en een rinkelgeluid dat nu als vintage
ringtone op smartphones wordt
geïnstalleerd. De telefoon stond op de secretaire en ik was gehecht geweest aan
dat meubel omdat het destijds, toen het nog in het ouderlijk huis stond, in
zijn laatjes onbereikbare geheimen leek te bevatten. Mij was toen de toegang
tot een aantal van die laatjes ontzegd. Nu huisvestte de secretaire enkel nog
prullen: een verlopen adresboekje, een inktpot met een restje versteend
koningsblauw, een rekenmachine om franken in euro’s om te zetten (een
geschenkje van de mutualiteit), speelkaarten die werden samengehouden met een
bijna verstorven elastiek, een hoeveelheid nietjes waarmee mijn moeder, als zij
het nietjesverbruik handhaafde dat zij aan de dag legde in haar laatste
levensjaren, twee eeuwigheden voort zou kunnen. Waar, overigens, was die
nietjesmachine?
En dan laat ik de keukenkasten buiten beschouwing, gevuld met een
leven lang meegesleurd materiaal dat nu tot niets meer diende, of de groezelige
kleden op de grond, de bronzen haardplaat in de haard die geen haard was maar
alleen maar een nephaard, de cd’s met operette en zogeheten music for the millions, de geurkaarsen
in de buffetkast, en aan de muren de drie Kempische olieverflandschappen van
Jos Beerden, een neo-impressionist die een tijdlang een toogmaat was geweest
van mijn vader in café Bonanza of café Derby langs de Astridlaan en die duidelijk
wist dat hij niet té ver van de werkelijkheid mocht afwijken om zijn doeken
verkoopbaar te houden.
Over dat alles zou ik het kunnen hebben maar waartoe? Waartoe?
Waar is dat alles naartoe?
Hier
eindigt hoofdstuk 5 ‘Gekrompen wereld’ van deel 1 ‘Het sanatorium van Aalst’;
vanaf morgen hoofdstuk 6, ‘De vlucht naar Egypte’
Lees hier
LVO vanaf het begin