donderdag 16 januari 2020

vorig jaar 63


190116

(…) Wij hebben, om goed te kunnen luisteren en dus te ervaren, hulp nodig. De pedagoog of criticus kan ons daarbij helpen. Hij moet daarbij tegelijkertijd bescheiden zijn én zelfzeker. Hij moet zich bewust zijn van zijn dienende taak en mag nooit uitgaan van apodictische waarheden. Hoed u, waarschuwde Wyslawa Szymborska, voor lieden die de waarheid zeggen in pacht te hebben. Toch mag, neen moet de criticus uitgaan van een zekere pretentie. Hij mag, neen moet enthousiast zijn, en vanuit een genereuze instelling moet hij dat enthousiasme willen delen. Zijn taak is het ook anderen enthousiast te maken. Maar tegelijk moet hij die anderen ook kritische zin bijbrengen. (…) Dit is een tijd die de cultuur en de kunsten aanvalt. Kunst wordt op valselijke wijze gedemocratiseerd, gecommercialiseerd. Wij moeten het beleven dat journalisten zich voor kunstenaar uitgeven. Denk aan Thomas Van der Veken, die in een halfjaar een pianoconcerto van Sibelius meent te kunnen uitvoeren, of aan Hanne Decoutere, die zich zomaar eventjes tot ballerina laat omturnen. Daarmee ondergraven ze zowel hun eigen geloofwaardigheid als het kunstenaarschap. De kunsten staan ook onder druk door het terugschroeven van de subsidies en door het alom heersende anti-intellectualistische klimaat. Het willen delen van het eigen enthousiasme is in zo’n klimaat meer dan nodig. (…) Hier blijkt de betekenis van de ontmoeting (…). De ware ontmoeting is inderdaad ook een ontgrenzing (…): echt luisteren is de eigen afbakeningen, het eigen systeem, loslaten. Het is vooral: niet in het gesprek met de ander op zoek gaan naar bevestigingen van het eigen gelijk. In de ontmoeting moet je bereid zijn de eigen zekerheden los te laten. Enkel op die manier kunnen wij ons voorbereiden op de duisternis van de tijd die op ons afkomt (…) en waarop wij moeten reageren (…) met verontwaardiging. *