zaterdag 11 januari 2020

LVO 85


De eerste keer dat ik naar de bioscoop ging, was ik een jaar of zes, misschien al zeven. Ik mocht mee met mijn vriend Michiel, die zelf werd meegetroond door zijn oudere broers. We gingen naar Jungle Book.57 Ik herinner mij de overweldigende indruk die, nadat het gordijn opzij was geschoven, het grote scherm op mij maakte. Maar ook de omvang van de zaal verpletterde mij, de rode pluchen zetels waarvan het zitvlak opklapte wanneer je rechtstond, het volume van het geluid, de volledig met klank en beeld ingenomen ruimte, het volledig wég zijn daarin. En dan, achteraf, die vreemde, ontnuchterende terugkeer naar de realiteit, waar alles zijn gewone gang was blijven gaan – het onbegrip over het feit dat de mensen die buiten cinema Het Zwart Huis op straat liepen in leven waren gebleven zonder anderhalf uur aan diezelfde betovering te zijn blootgesteld.

Iets gelijkaardigs, zo’n tijdelijk verlies van realiteitszin en tijdsbesef, overkwam mij ongeveer twintig jaar later, toen ik in 1985 in Leuven eens alleen naar de bioscoop ging, naar Back to the Future.58 Het was een namiddagvoorstelling. Ik ging in die tijd bijna nooit naar de cinema, en zeker niet alleen, en al helemaal niet overdag. Toen ik na het bekijken van deze plezierige en vernuftige amusementsfilm, waarin chronologie en tijd en het afwijken van de gangbare verwachtingspatronen dienaangaande een belangrijke rol spelen, terug op straat stond, was het nog klaar. Ik herinner mij hoe gedesoriënteerd ik mij voelde, hoezeer een paniekachtige stemming mij overviel bij de gedachte dat de dag nog lang niet beëindigd was, dat ik op een volkomen ongepast uur het gewone reilen en zeilen achter mij had gelaten en dat ondertussen het leven gewoon was doorgegaan. Ja, op een vreemde manier, en ongetwijfeld onder invloed van de film die ik net had gezien, had ik het gevoel – maar dat kan natuurlijk ook retrospectieve hineininterpretierung zijn – dat ik de cinema verliet op een tijdstip dat voorafging aan het moment waarop ik naar binnen was gegaan, dat, met andere woorden, de tijd, terwijl ik naar die film had zitten kijken, een eind was teruggedraaid en zich pas nu weer kon hervatten, min of meer op het moment dat ik eruit was gestapt om in die bioscoop een film te bekijken die precies de onwrikbare richting die de tijd uitgaat als onderwerp heeft.

57 Wolfgang Reitherman, The Jungle Book, 1967
58 Robert Zemeckis, Back to the Future, 1985







(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin