vrijdag 10 januari 2020

LVO 84

Ik hervat mijn memoires met hoofdstuk 5 ‘Gekrompen wereld’ van deel 1 ‘Het sanatorium van Aalst’.





Waar de herinneringen aan het verre verleden schaars waren, maar toch nog bestonden, daar kwam er in het kortetermijngeheugen nauwelijks nog iets bij.

Over haar wekelijkse kaartersbijeenkomst van de Patria-bejaardenclub wist mijn moeder vaak niet méér te vertellen dan dat de soep lekker was geweest, of te flets. En net zomin herinnerde ze zich van de busuitstap méér dan dat de pannenkoek in de op de terugweg aangedane afspanning haar toch zo goed gesmaakt had. Wat de bestemming was geweest van de excursie, daar had ze geen flauw idee meer van. Eén keer – maar toen liep het al tegen het einde aan – meende ze zich zelfs te herinneren dat ze op de eindbestemming niet samen met de anderen was uitgestapt, daar was ze te moe voor geweest. Ze had de hele tijd in de bus zitten wachten. ‘Ik denk dat ik geslapen heb,’ zei ze toen ik vroeg of ze dat dan niet erg had gevonden.

Zij klampte zich aan lekkernijen vast om de woede om haar geheugenverlies te sussen.

De Patria was een parochiezaal, nu zegt men ontmoetingscentrum, aan de Kerklaan op Ver-Assebroek. Daar kwamen de bejaarden van de wijk samen, daar werden ze na een uitstap terug afgeleverd. Sommigen bleven dan nog even nakaarten en sloten de dag af met een pint, maar de meesten gingen naar huis omdat ze Thuis niet wilden missen.

Daar, in de Patria, heb ik ooit, als kind, een keer op het podium gestaan. Het moet naar aanleiding van de prijsuitreiking aan het einde van het derde of vierde leerjaar zijn geweest, vlak voor de zomervakantie. Ik moest een gedicht voordragen. Daar zag ik geweldig tegenop. Voor mij zat een zaal vol ouders, vooral moeders.



Vreemd, ik weet niet wat ik heb,

maar ik voel zo'n drang vanbinnen



Het heeft mij altijd veel moeite gekost om teksten uit het hoofd te leren. Nu gaat het helemaal niet meer, toen kon zo'n eenvoudig gedicht nog net wel. Tegen de tekst had ik geen bezwaar, dat was het probleem niet. Ik vond de gebaren waarmee wij de uitgesproken woorden moesten illustreren belachelijk. Bij 'vreemd' de hand naar het voorhoofd, bij 'van binnen' diezelfde hand naar de borst – enzovoort. En dan had men ons geleerd een zwaaiende beweging te maken bij



tot het weven van een web.56



Ik vond het nogal knullig, eigenlijk.

Een andere herinnering aan de 'Feestzaal Patria' betreft een optreden van Willem Vermandere. De rosse bard uit Zuid-West-Vlaanderen had nog al zijn lange lokken en mummelde de evergreen die wij allemaal kenden, over Blanche en z'n peerd. Ik was danig onder de indruk: dat muziek die de radio uitzond of die met behulp van een grammofoonplaat ten gehore kon worden gebracht ook live kon worden uitgevoerd, met een echt ensemble en een levende mens die zong, dat was voor mij een revelatie. Het was de eerste keer dat mijn ouders mij naar een optreden meenamen – en het is bij die eerste keer gebleven: nooit ofte nimmer gingen zij naar optredens, toneelvoorstellingen, cinema, tentoonstellingen, voordrachten of wat dan ook. Hun cultuurconsumptie bleef beperkt tot wat zij thuis konden doen: films of theater bekijken op de tv, naar platen of naar de radio luisteren, lezen. Wij, de kinderen, werden op dat vlak niet gevoed.



56 Annie M.G. Schmidt, ‘De spin Sebastiaan’







(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin