wolkenfragmenten uit Tommy Wieringa, Caesarion
3534
Het wolkendek boven zee
opende zich, een wak in de grijze hemelkoepel, flonkeringen op de golven ver
uit de kust alsof daar zilveren dolfijnen opdoken. (14)
3535
Overweldigd door de herinnering
stond ik daar, en zag hoe het gat in de wolken zich weer sloot, hoe
alles verviel tot het grijs van een voorjaar dat niet kwam. (15)
3536
Torenhoge wolken schoven uit elkaar, zonlicht gutste ertussen
vandaan. (67)
3537
Wolken van donkerblauwe inkt rolden in zichzelf op, als een dier dat leed. (73)
3538
In het licht van de maan dat soms
door het jachtende wolkendek brak, zagen de mensen hoe die nacht al hun
aardse bezittingen vergingen. (79)
3539
Soms was in de verte een
concentratie van wolkenkrabbers te zien, een klontering, alsof ze door
thermonucleaire hitte met elkaar waren versmolten. (140)
3540
Ik luister naar de jeugd van een
onbekende, een meisje dat bergen met besneeuwde toppen zag in het westen, en
hevig onweer boven de prairie, met bliksemschichten die vanuit de wolken
tot aan de grond reikten. (215)
3541
Groepjes wolken snelden
boven de vlakte, soms werd de monotonie doorbroken door een eenzame, stompe
bergtop. Plastic vuilnis spoelde aan tegen de lage struiken. In het oosten
hoopte zich bewolking op. (239)
3542
Tussen de wolken door vielen
eilanden van zonlicht op de aarde. (240)
3543
De lage zon viel onder een
duifgrijs wolkenbed door.
We reden verder. Een bord langs de
kant van de weg schreef BRINGING THE
LIGHT OF JESUS CHRIST TO A DYING WORLD. De weg ging omhoog, het
stoplicht stond op rood, en toen zagen we het, hoe de hemel brandde boven
Barstow. Sarah zette de auto op de parkeerplaats van een garage, we keken in de
zekerheid dat een zonsondergang als deze zich aan onze uitdrukkingsmogelijkheden
onttrok. Een smalle streep tussen het wolkenbed en het San
Bernardino-gebergte in het westen, daar concentreerde zich het licht. Het
schroeide de onderkant van de wolken, werd in stralen uitgeworpen en
vonkte op de daken van de auto’s in Barstow. (242)
3544
Boven de velden kolkte het wolkendek,
sluiers van regen hingen uit de hemel neer. (301)
3545
Een kleine maan, lichte bewolking.
(331)
3546
Hoe ik eens, lang geleden, mijn
slapende lichaam had verlaten en pijlsnel naar de wolken steeg, hoger,
voorbij de sferen rond de aarde, als licht andere hemellichamen tegemoet, een
reis zonder terugkeer (…) (364)