Mijn ouders trouwden acht jaar na de Bevrijding. Zij waren toen
allebei bijna 25. Dat was in die tijd al niet meer zo'n jeugdige leeftijd om in
het huwelijk te treden en aan kinderen te beginnen.
De omstandigheden waren ongunstig. Het land likte zijn
oorlogswonden, de economische heropleving zou nog enkele jaren op zich laten
wachten. Het optimisme dat de jaren zestig zou kenmerken werd pas met de
glitterbollen en de naar de toekomst wijzende pijlen van de
Wereldtentoonstelling van 1958 als officiële ideologie ingeluid. De tastbare
gevolgen hiervan zouden pas na het gênante debacle in de kolonie doordringen tot in de schamelste
huishoudens.
Het eerste kind kwam al vlug – ja, misschien wel te vlug. Het was
geen lang leven beschoren. Het stierf een wiegedood. Een jaar later kwam het
tweede. Ziekelijk, maar een overlever. Hij werd mijn oudste broer. Ernest,
geboortejaar 1955. Hij kreeg, tegen alle bijgeloof en ontradende adviezen van
wie het beter meende te weten in, dezelfde naam als de eerstgeborene mee.
Anderhalf jaar later, op de eerste dag van de laatste maand van 1956, werd mijn
zus geboren. Pauline. Daarna volgde een vierde kind, ook een zoon. Walter bleef
twee jaar in leven. Dat was voor mijn ouders blijkbaar lang genoeg om het
eerstvolgende kind, hun vijfde, dit keer niet dezelfde naam te geven. Ik ben
daar niet rouwig om, al kan ik mij maar moeizaam plooien, zoals ik al zei, naar de voornaam die ik dan wel heb meegekregen. Ik kwam enkele jaren
nadat Walter plaats voor mij had ingeruimd ter wereld. Ik kan mij niet ontdoen
van de gedachte dat ik ofwel niet meer gewenst was, ofwel een lege plaats moest
invullen – beide mogelijkheden zijn op een nogal pijnlijke manier onaangenaam.
Er bestaat een foto van Walter – maar waar is die foto? Althans,
ik denk dat het Walter was. Een peuter met het hoofd van een oude man, van
iemand die heeft afgezien en alle illusies heeft laten varen, ligt languit op
zijn rug in een met witte bloemen opgetuigd bedje. De ogen, door wanhopige
vingers gesloten, diep in de kassen: twee donkere holtes. Ik heb nooit een kind
van twee gezien dat er al zo oud uitzag, als een afgeleefde en verschrompelde
grijsaard, overleden van miserie en na daar ondanks een leven lang hard werken
niets tegen kunnen ondernemen.
foto: Dolf Kruger |
Lees hier
LVO vanaf het begin