zondag 26 januari 2020

LVO 99



Mijn ouders trouwden acht jaar na de Bevrijding. Zij waren toen allebei bijna 25. Dat was in die tijd al niet meer zo'n jeugdige leeftijd om in het huwelijk te treden en aan kinderen te beginnen.

De omstandigheden waren ongunstig. Het land likte zijn oorlogswonden, de economische heropleving zou nog enkele jaren op zich laten wachten. Het optimisme dat de jaren zestig zou kenmerken werd pas met de glitterbollen en de naar de toekomst wijzende pijlen van de Wereldtentoonstelling van 1958 als officiële ideologie ingeluid. De tastbare gevolgen hiervan zouden pas na het gênante debacle in de kolonie doordringen tot in de schamelste huishoudens.

Het eerste kind kwam al vlug – ja, misschien wel te vlug. Het was geen lang leven beschoren. Het stierf een wiegedood. Een jaar later kwam het tweede. Ziekelijk, maar een overlever. Hij werd mijn oudste broer. Ernest, geboortejaar 1955. Hij kreeg, tegen alle bijgeloof en ontradende adviezen van wie het beter meende te weten in, dezelfde naam als de eerstgeborene mee. Anderhalf jaar later, op de eerste dag van de laatste maand van 1956, werd mijn zus geboren. Pauline. Daarna volgde een vierde kind, ook een zoon. Walter bleef twee jaar in leven. Dat was voor mijn ouders blijkbaar lang genoeg om het eerstvolgende kind, hun vijfde, dit keer niet dezelfde naam te geven. Ik ben daar niet rouwig om, al kan ik mij maar moeizaam plooien, zoals ik al zei, naar de voornaam die ik dan wel heb meegekregen. Ik kwam enkele jaren nadat Walter plaats voor mij had ingeruimd ter wereld. Ik kan mij niet ontdoen van de gedachte dat ik ofwel niet meer gewenst was, ofwel een lege plaats moest invullen – beide mogelijkheden zijn op een nogal pijnlijke manier onaangenaam.

Er bestaat een foto van Walter – maar waar is die foto? Althans, ik denk dat het Walter was. Een peuter met het hoofd van een oude man, van iemand die heeft afgezien en alle illusies heeft laten varen, ligt languit op zijn rug in een met witte bloemen opgetuigd bedje. De ogen, door wanhopige vingers gesloten, diep in de kassen: twee donkere holtes. Ik heb nooit een kind van twee gezien dat er al zo oud uitzag, als een afgeleefde en verschrompelde grijsaard, overleden van miserie en na daar ondanks een leven lang hard werken niets tegen kunnen ondernemen.

foto: Dolf Kruger


(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin