Er kwamen op
het perron drie jonge zwarte vrouwen met drie kinderen aanrennen, schaterend en
roepend. De vrouwen waren clichés van prachtige negerinnen, gehuld in
schitterende lange jurken, met hoofddoeken, fel rood en groen en geel, en alle
vrolijkheid die daarbij past, belichamingen van de idee Mooie Mensen, en
bovendien van de misschien dan toch mogelijke grootsheid van het menselijk ras,
ik overdrijf niet, een uitverkoren volkje.
Joris Note, Het uur van ongehoorzaamheid, 161-162