maandag 13 januari 2020

LVO 87

In de pêle-mêle aan de muur lachten de verblekende beeltenissen van intussen al volwassen geworden babykleinkinderen naar de camera en waren de door echtscheidingen uit de gratie gevallen schoonkinderen verwijderd – zoals ooit uit officiële foto's van bijeenkomsten van machthebbers in extreme regimes de in ongenade gevallen partijbonzen werden weggeknipt. Pril gezinsgeluk en veel goede bedoelingen. Onbezoedeldheid.

In de boekenkast stonden twee Pléiade-delen met de oeuvres complètes van Roger Martin du Gard al decennia te wachten op een eerste lezer, en een encyclopedie, die mijn ouders, zoals zovelen in hun tijd, zich aan de deur hadden laten aansmeren. Als kind had ik haar ooit deel na deel doorgebladerd op zoek naar chemische formules, die ik niet begreep maar die mij wel fascineerden en die ik om die reden in een notaboekje overpende. Maar de overgrote meerderheid van de lemmata was ongeraadpleegd, en die deden niets anders dan verouderen en irrelevant worden want de wereld, waarvan een didactische resumé in deze in de jaren zestig uitgegeven drieëntwintig boekdelen en twee supplementen was opgeslagen, had zich uiteraard niet verwaardigd om stil te staan – ja, de grootste versnellingen, waardoor mijn moeder en veel van haar generatiegenoten uit een nog analoge tijd volkomen verloren waren gelopen, moesten zich nog voordoen.

Boven het aanrecht in de kleine keukenhoek hing een aandoenlijk stilleventje, twintig op dertig centimeter of misschien zelfs iets kleiner, gemaakt van verschillende tinten en soorten fineerhout, kunstig geassembleerd door, ja door wie eigenlijk?, door een persoon die zijn opwachting had gemaakt in een van de vele jaren dat ik mijn moeder nauwelijks had gezien en waarin zij, uiteraard, relaties had gehad, vriendschappen, genegenheden, pragmatische of louter opportunistische relaties, relaties die gekenmerkt werden door sympathie of mededogen, relaties met mensen die inmiddels ook weer uit haar leven, of uit hét leven, verdwenen waren. Het met verschillende soorten ingelegd fineerhout samengestelde stilleven stelde een fruitschaal voor, met daarin een appel, een peer en een banaan, en vormde een merkwaardige pendant van de aartslelijke imitatiebronzen kom die als gebeiteld op de woonkamertafel bleef staan, een kom waarin mijn moeder een mix van echte en – om het recipiënt een gevulde en rijkelijke indruk te verlenen – plastic vruchten uitstalde die zo goed waren nagemaakt dat ze hun valsheid alleen maar verrieden doordat de echte appels en peren en druiven ernaast wél begonnen te rotten. Want veel fruit at moeder toch niet, had ik de indruk, en bovendien was ze zo zuinig dat ze het niet over haar hart kreeg om datgene wat duidelijk niet meer voor consumptie geschikt was tijdig weg te gooien. Over het fineerstilleven boven het aanrecht had moeder een reep plastic bewaarfolie aangebracht, ten einde de kunstig in elkaar gepaste houtknipsels niet te laten opkrullen of anderszins aantasten door de dampen die van het fornuis eronder opstegen. Wat zij wellicht niet meer zag, was dat deze folie in de loop der jaren zelf was beginnen op te krullen, waardoor het tafereel eronder zich alsnog, maar dan op een totaal andere wijze dan op de door haar gevreesde, aan het zicht onttrok. Niet dat dit een groot gemis opleverde – maar dat is een andere zaak. Ik nam mij iedere keer voor om aan deze situatie iets te doen, wat ik mijn moeder ten andere ook beloofd had, en iedere keer moest ik, wanneer ik in allerijl aan haar somberte was ontvlucht, vaststellen dat ik had vergeten mijn voornemen waar te maken door het fineerstilleven mee te nemen en het thuis in een passende lijst te steken, achter glas, waardoor het met veel liefde gemaakte en ook opgehangen kunstwerkje opnieuw in al zijn glorie zichzelf aan de wereld kon tonen – hoezeer ook onduidelijk was geworden om welke wereld het dan wel mocht gaan.





(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin