zondag 12 januari 2020

LVO 86


In deze woonkamer – waar zij haar laatste jaren sleet en waar zij ook zou sterven op het sleetse tapijt tussen de stoel waarop ik meestal tegenover haar aan tafel zat en de buffetkast vol nutteloos geworden spullen – spanden alle voorwerpen samen om ervoor te zorgen dat ik hier niet graag was, dat ik hier zo snel mogelijk weer wég wilde. Allicht had mijn moeder haar bezittingen met liefde en verlangen verworven en verzameld en uitgestald – het tegendeel zou merkwaardig zijn. Maar toch leken ze levenloos, een vroegtijdige dood gestorven, gedoemd om liefdeloos behandeld te worden, uit elkaar getrokken, niet bewaard in elk geval door het nakomelingschap van dit schamele, moeilijke en grotendeels – zoals mijn moeder het zelf formuleerde – niet gelukte en ongelukkige leven.

De wandpendule met de koperen gewichten was al jaren geleden stilgevallen en zou dus alvast niet, zoals mystificerende biografieën soms niet nalaten te vermelden, op hetzelfde moment de geest geven als diegene die hem al die tijd leven had ingeblazen. Het was niet meteen duidelijk of het mechaniek defect was, dan wel of mijn moeder zich niet meer de moeite getroostte om de gewichten op te halen en, indien dat nodig was, ook nog eens de klok zelf juist te zetten door de grote wijzer in wijzerzin bij de zich immer voortspoedende maar hier in dit huis toch ook bijzonder traag verlopende tijd te draaien. Alsof het voortgaan van de tijd haar niet meer interesseerde of, sterker, alsof zij door de klok stil te laten staan dacht ook de tijd te kunnen stoppen en zo haar op til staande verscheiden uit te stellen. Na het ophalen van die gewichten – waarbij de kettingen waaraan ze waren opgehangen een ratelend geluid lieten horen – moest, zo herinnerde ik mij (want de klok had ook al in mijn ouderlijk huis de uren en halve uren en kwartieren gemarkeerd), ook nog eens de stilgelegde of stilgevallen slinger opnieuw in beweging worden gebracht.

Een penduleklok is een wonderlijke machine. Zij zet de zwaartekracht waaraan de gewichten onderworpen zijn in om de slinger te helpen bij het overwinnen van diezelfde zwaartekracht. Op eigen kracht slaagt die slinger daar niet in, ondanks zijn voortdurende streven naar links en rechts en weer links en rechts van de verticale lijn die neerwaarts leidt vanuit het punt waaraan hij is opgehangen. Zonder die gewichten zou de slinger niet bij machte zijn om op de wijzerplaat een gelijkmatig tijdsverloop te veraanschouwelijken. Hoe de constante zwaartekracht in, ten eerste, de compensatie van een uitdovende slingerbeweging en, vervolgens, middels een vernuftige constructie van radertjes en pennen en spiraalveren, in de trage rondgang van de grote wijzer en de nog eens twaalfmaal tragere rondgang van de kleine wijzer wordt omgezet, hoe dat precies verloopt, daar kan ik mij geen voorstelling van vormen. Komt daar ook nog eens bij dat het mechaniek om het kwartier met het juiste aantal slagen tegen een schrille bel duidelijk maakt welk tijdstip na alweer een uur, of zestig minuten, of drieduizendzeshonderd seconden, precies bereikt is. Ik herinner mij dat ik als kind vaak tijdens doorwaakte nachten deze slagen telde – de woonkamer waar deze zelfde klok aan de muur hing, bevond zich in het ouderlijk huis onder mijn slaapkamer. Op die manier wist ik of ik wanhopig moest blijven proberen de slaap te vatten dan wel al min of meer gerustgesteld op het ochtendgloren kon beginnen te wachten.

Het ratelende geluid dat had weerklonken telkens mijn moeder de koperen gewichten had opgehaald, was al geruime tijd verstomd, evenals het getik en het schrille slaan. Stil was die klok alleen maar een lelijk ding.

En zo waren er in dit uitdoofhuis nog wel meer dingen stilgevallen, verstomd en betekenisloos geworden, verkild en ontdaan van leven. Op de buffetkast zwommen al jaren drie tinnen eendjes van verschillend formaat achter elkaar aan: de grootste, zoals het hoort, voorop. Maar ze kwamen geen meter vooruit, ze peddelden nergens heen. In de buffetkast bewaarde mijn moeder al vele, vele jaren haar ongebruikte borrelglaasjes, olijfprikkers, servetringen, eierdopjes, cocktailglazen, onderleggers, kaarsen, tandenstokers, dessertvorkjes, taartscheppen, tafelkleden, tafelkleedklemmen...: de hele uitzet voor de festieve gelegenheden die in dit huis al lang niet meer werden aangericht. En ik ben zeker dat als ze al eens een borrelglaasje, olijfprikker of servetring nodig zou hebben gehad, ze niet zou weten waar ze die zou hebben moeten zoeken, en misschien niet eens dát ze deze voorwerpen bezat.





(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin