zondag 31 augustus 2014

zomer veertien 12



8 juli – dinsdag / Visart

Ik sta op met bijzonder weinig fut en haak me vast aan het beproefde dagelijkse stramien: de dagelijkse foto, de blog, de mails, Facebook… Daar ben ik toch altijd een drie kwartier mee zoet. Ondertussen drink ik een eerste koffie. Na dit alles eet ik een snede zwart brood met camembert en twee soldatenkoeken met boter en honing terwijl ik enkele bladzijden Cortazar lees, De autonauten van de kosmosnelweg. Na nog een koffie ben ik klaar om naar het station te vertrekken. (…)

Na een geschiedenisloze dag tref ik mezelf vrij vroeg terug thuis aan, vroeg genoeg in elk geval om nog de aankomst van de Touretappe te zien. (…)

Ik probeer mij nog aan de lectuur te begeven, maar zoals zo vaak dwalen mijn gedachten af en mijn ogen over de ruggen van mijn boeken. Een dag in maart van Pol Hoste. Tiens, ik wist niet dat ik dat boek had. Bibliotheeksticker op de rug: ’t zal een ‘afgevoerd’ boek zijn, door mij gered in een boekenverkoop van de Biekorf. Waarover zou het gaan? De titel lijkt te suggereren dat de schrijver zijn dagboek van een dag heeft uitvergroot tot een volledig boek over die ene dag. Dat is een theoretische mogelijkheid, dat zou ik gerust zelf ook eens kunnen proberen. Neem een willekeurige dag, bijvoorbeeld een dag zoals vandaag (…), en schrijf alles uit wat je hebt gezien, gehoord, gezegd… ’t Zou geen dag met alleen maar schrijven of lectuur mogen zijn, maar misschien ook niet een te avontuurlijke dag van reizen of onverwachte gebeurtenissen. Je zou elke waarneming kunnen laten uitdijen in bedenkingen, bespiegelingen, verwante anekdotes, connotaties, culturele zijsprongen, herinneringen… Het zou, denk ik toch, niet zó moeilijk zijn om aan de hand van de ervaringen van één dag een kloek boekdeel te schrijven. Maar er zou natuurlijk wel een extra structuur in moeten zitten, een die meer behelst dan de toevallige chronologie waarin de gebeurtenissen en overpeinzingen zich tijdens een gewone dag aandienen. Je zou motieven moeten aanbrengen, rode draden, een compositie, een weefsel… Misschien moet ik dat maar eens proberen.

Verder denk ik ook nog, bij het staren naar de rug van dat boek van Pol Hoste, dat ik nu uit de rij neem en bij de ‘binnenkort te lezen’ boeken plaats: wat bepaalt de volgorde waarin ik de boeken lees? Welke toevalligheden spelen daarin een rol? Misschien kan ik dát eens uitmelken in een blogpostje? Ik zou de arbitrariteit van die volgorde kunnen parodiëren door bijvoorbeeld met dit boek van Pol Hoste te beginnen, om vervolgens alle boeken te lezen met een bleekblauwe rug, zoals Een dag in maart er een heeft, die nu min of meer nieuw op mijn planken gestockeerd staan en op lectuur wachten: Het Museum van de onschuld van Orhan Pamuk, Het verborgen weefsel van Stefan Hertmans, Lichtjaren van James Salter, enzovoort…

Met stijgend ongeloof en met verbazing kijk ik samen met Sarah naar de halve finale op het wereldkampioenschap: Duitsland hakt gastland Brazilië met 7-1 in de pan. Vier goals in tien minuten, na een halfuur staat het al 5-0. Ik heb nooit eerder een ploeg zo in elkaar zien zakken, de overschatting van een ploeg zo nadrukkelijk zien blootleggen. Nu had ik wel verwacht dat de Duitsers efficiënter zouden zijn, maar dit? Brazilië zakte gewoon in elkaar, nooit eerder zag ik het begrip ‘los zand’ zo duidelijk geïllustreerd. Een echte deconfiture. Het werd op een bepaald ogenblik gênant – en ook beangstigend natuurlijk want je weet dat voor hetzelfde geld buiten het stadion een burgeroorlog wordt ontketend. Daar moeten die Duitsers toch ook aan gedacht hebben toen ze opvallend onuitbundig hun zoveelste goal vierden?

(…)

tour 137



17 mei 2014

dag 19.3

In Angrie, wanneer ik de bochtige baantjes in het bocagelandschap inruil voor een uitermate rechtlijnige route départementale, zie ik een tiental mensen in de weer met het opzetten van een tent. Ik stop want ik wil mijn waterfles laten bijvullen. Ze zijn bezig met de voorbereidingen van het vide grenier-feest dat vanavond plaatsvindt. Ze verwachten vierhonderd gasten, dat is nogal een contrast met de leegte die ik nu achter me laat en ik vraag me af waar al die mensen moeten gevonden worden. Terwijl ik met een van de mannen door de feestzaal van het gebouw tot bij de drinkwaterkraan in de keuken word gebracht, keuren een aantal anderen mijn fiets. Wanneer ik wegrijd en een foto maak, word ik nagekeken door een klein meisje.


Het is al een paar keer gebeurd dat een klein kind me nakijkt. Zo’n zwaarbeladen fiets, met die pupiter voorop op het stuur, dat zie je hier ook niet alle dagen. Waar komt die man vandaan en waar gaat hij naartoe?: je ziet het ze denken. En dan denk ik, misschien zaai ik hier een kiem. Misschien zegt dat kind: dat wil ik later ook doen, zo’n reis met de fiets maken.

Ik hoop dat ik zo’n kiem zaai.

Want vanmorgen op televisie was het weer prijs. In Télé Matin werd een krant vermeld die uitpakte met ‘een studie’ die ‘uitwees’ dat, en ik citeer, ‘de jongeren niet van plan zijn om de wereld te verbeteren’. Ze zijn vooral met zichzelf en materiële besognes bezig. En in dat artikel werd ook gewezen op een onderzoekje van een professor, die in zijn lessen vaststelde dat de jongeren opvallend apathisch zijn en nauwelijks reageren op schokkende of manifest onrechtvaardige feiten. De professor nam de proef op de som en begon onrealistische, onlogische en compleet nonsensicale anomalieën te verkondigen. Geen reactie. Niemand die rechtstond en het initiatief nam om te zeggen: ‘Wat zegt u nu daar?’ Een verpletterend conformisme. Waar ze onder andere wél mee bezig zijn, wees dan weer een ander onderzoek uit: naar hun beleving van seksualiteit. Ze zijn, zo blijkt, oversekst, totaal bandeloos, ze beleven hun seksualiteit zonder al te veel om waarden te geven. Jongens filmen hun exploten met meisjes en plaatsen het resultaat sans gêne op het net. Om porno geven ze geen kik.

Op arte was er een reportage over een Duitse schaapsherder en schapenkaasmaker die zijn bedrijf in één moeite van de negentiende naar de eenentwintigste eeuw had gebracht. Door middel van social funding was hij erin geslaagd om genoeg geld bijeen te brengen voor een hypermodern kaasbedrijf. Zijn gezin moest mee. De vrouw steunde hem, de oudste zoon voorlopig ook nog wel – al liet hij het al in het midden of hij bereid zou zijn om de onderneming over te nemen. De dochter was categoriek: ik doe het niet. Zij mocht ook enkele vragen beantwoorden. ’t Kwam er min of meer op neer dat ze niet graag op het platteland woonde want daar kon je niet uitgaan.

Toen ik wegreed uit Saint Florent-le-Vieil, weg van die onvriendelijke hotelier, zag ik op het fietspad op de brug over de Loire groene glasscherven liggen. Een gebroken fles. Wie breekt er flessen boven op de brug over de Loire? De oude mensen van het dorp? Ik herinner me nu dat ik de patron – die wel degelijk kan spreken – tegen een andere gast hoorde klagen over het lawaai dat les jeunes regelmatig op de verlaten camping op de overkant maakten.

Ik weet dat ik dingen over jongeren suggereer en denk. Ik weet dat ik niet mag veralgemenen. Maar er is een probleem. Zij zetten de toon in onze wereld en velen van hen willen er geen deel van uitmaken.

En dan ben ik blij als zo’n kind naar me kijkt wanneer ik voorbijrijd met m’n gekke fiets.

3706

S. en C. - 130416

zaterdag 30 augustus 2014

zomer veertien 11

7 juli – maandag / De Panne

Om kwart voor zeven zit ik al te schrijven en te lezen (Kerouac en Scruton) aan de eettafel. De in een halve ovaal geschikte ramen kijken uit op de keurig geschoren twee meter hoge haag van de buren en op de bovenste verdiepingen van het sjieke appartementsgebouw dat ze bewonen. De lucht is staalblauw en er is geen zuchtje wind en het valt moeilijk te begrijpen op zo’n ochtend dat de mensheid op de ondergang afstevent en dat wij eerst allemaal ook nog onze individuele dood zullen moeten sterven. Daar is iets fundamenteels scheef aan, aan die situatie.

Op weg naar Brugge luisteren we naar de radio. Het programma is gewijd aan muziek van de jaren tachtig, de muziek waarmee ik volwassen ben geworden en waarna er nooit nog een muzikale periode is geweest waarmee ik mij zo intensief heb beziggehouden. Songs en namen worden genoemd die ik al lang vergeten was. ‘Kristallnacht’ van BAP is er een van.
 
Ik had mij voorgenomen boodschappen te doen en te gaan fietsen, maar het komt er niet van. Ik mis de energie. In plaats daarvan houd ik mij bezig met lectuur (ik vat, in functie van mijn tournotities, Autonauten van de kosmosnelweg aan) en met schrijven: het lemma ‘Astronomie’ voor Mijn woordenboek. Voor de geplande verkoop van mijn Hasselblad-met-toebehoren en mijn digitale Leica X1 maak ik foto’s van dit materiaal, om op te sturen naar de fotozaak Rembrandt in Maastricht die ook in tweedehandse toestellen handeldrijft. (…) Op de achtergrond dreint de Tour-etappe die, vreemd genoeg, vandaag in Engeland wordt gereden, met aankomst in een uitgeregend Londen.

Gerard (…) zal niet tijdig thuis zijn van het festival in Gooik. Ik heb geen zin om voor mezelf te koken. (…) ’s Avonds kijk ik naar Top Gear (!) en naar een Tour-talkshow op Nederland, nog altijd met die eeuwige Mart Smeets.

tour 136



17 mei 2014

dag 19.2


Het eerste stuk vandaag, de eerste 30, 35 kilometer, is heel bijzonder. Ik vertrek om acht uur, het is zaterdag. Dat verklaart al iets. Maar toch, de stilte, de leegte, de afwezigheid van elk menselijk wezen over die hele afstand is… onwezenlijk. Ik rijd in een licht golvend landschap, de zon staat laag, er hangt nog wat nevel. Er zijn koeien, dat wel, maar die herkauwen zwijgend en gunnen mij nauwelijks een blik. Er zijn de talloze zangvogels. Deze die ik te zien krijgen doordat ze met hun schrikreactie hun aanwezigheid verraden, om vervolgens feilloos in het labyrint dat elke haag is te verdwijnen, en de vele tientallen die ik niet te zien krijg maar enkel hoor. Wat een leven in die hagen langs de weg! Heggemussen, mezen, distelvinken, gorzen – al dat kleine grut. En dan zijn er ook de zwaluwen die in de lucht wentelen en wieken, de spechten die in een golfvlucht over de akkers naar de zoom van het bos surfen, de kraaien, de roofvogels. Af en toe laat er zich een opwaarts tillen door de thermiek. Of hij zweeft in een bos van de ene kant van de weg naar de andere en verdwijnt daar, ondanks de reikwijdte van zijn vleugels, feilloos tussen de takken. Het indrukwekkends zijn die beesten als je eerst hun schaduw ziet en dan pas, opkijkend, hun volle vlucht vlak boven je domme kop. Soms zijn ze daarbij zo dicht dat je de schittering kunt zien in die ogen, die, jawel, geringschattend kijken.