zondag 31 maart 2024

14 * 52,9 * 26,9 * 746,5

Dudzele - Oostkerke - Hoeke - Siphon - Damme - Sint-Kruis



afscheid van mijn digitaal bestaan 345

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

28 november 2013

ARCHIVEREN

Het is altijd te laat, maar als je dan toch begint met archiveren, betekent dat twee dingen: het overzicht is weg en het einde nabij. En eigenlijk nog een derde: het geloof in het feit dat de situatie niet in die mate hopeloos is dat er niets meer aan te doen is.

Het archiveren wordt altijd te laat aangevat, als het kalf al bijna verdronken is. Van meet af aan, van bij het eerste item, dient het zich niet aan omdat dan het besef ontbreekt van het belang van datgene wat nog tot een collectie moet uitgroeien. Daarna, tijdens het uitbouwen van de collectie, ontbreekt de tijd. Pas wanneer de groei al wat vertraagt, wordt de tot stand gekomen onoverzichtelijkheid als een gebrek ervaren en wordt aan archiveren gedacht, en dan gaat er opnieuw heel wat tijd voorbij want het vinden van het juiste ordeningssysteem blijkt geen sinecure. Ontelbaar zijn de aanzetten tot archivering die in goede bedoelingen blijven steken.

Archiveren doe je altijd met een ander in gedachten: zelf ga je waarschijnlijk dat archief nooit nog volledig ontsluiten. Je houdt een – wellicht denkbeeldige en dat is uitermate tragisch – andere voor ogen. Een die dat, minstens in theorie, wél zou kunnen doen. Een die, op een dag dat jij er zelf niet meer zult zijn, je mooi gerangschikte schat aantreft en er nieuwsgierig in gaat delven, op zoek naar de goudader: het systeem en de zin die je erin hebt gestoken.

Maar dat is, geef het nu al maar toe, al te vaak een ijdele hoop. Je beseft dit, je ijver zakt in, je levert de dingen uit aan hun beloop.




7150

Brussel, Centraal Station - 240319


zaterdag 30 maart 2024

7149

240318

 

vrijdag 29 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 344

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


11 november 2013



Een dag of tien geleden werd in Schaarbeek het Gesù-klooster ontruimd. Heel wat daklozen die lange tijd dat pand hadden gekraakt en er in erbarmelijke omstandigheden hadden gewoond, waren al gevlucht. De overblijvenden, iets minder dan honderd mensen onder wie ook heel wat kinderen, werden overgebracht naar een sportcentrum. Daar werden de beelden gemaakt die bij de – naar verluidt nogal gewelddadige – ontruiming niet konden worden geschoten en die nodig zijn om in het journaal van feiten nieuws te maken. We zagen de sporthal, maar dan wel van achter de netten van een doel . Geen neutraal beeld is dat want het rastermotief op de voorgrond drong ons meteen alle mogelijke associaties van gevangenschap en deportatie op.

We zijn ondertussen meer dan een week verder. Niemand vraagt nog naar wat met die mensen is gebeurd. Waar zijn ze nu? Waar zijn ze nu in onze hoofden? Wij worden geconditioneerd door wat de journalisten interesseert: spektakel en emotie, en waren dus enkel geïnteresseerd in de ontzetting uit dat pand, niet in de ontzetting in de hoofden van die mensen, in hun harten. Wij waren, en zijn nog altijd, niet geïnteresseerd in die mensen. We zijn ze vergeten. We zitten zelf gevangen, in de waan van onze dagen, in het net dat ‘de media’ dag in dag uit over ons bevattingsvermogen spannen.


7148

Izegem - 240317

 

donderdag 28 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 343

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

14 augustus 2013

De winkel komt langsgereden op de camping. Achter het stuur van zijn bestelwagen die is volgestouwd met elementaire voedingswaren en met het vooraf bestelde brood (alles superduur) zit een vlotte kerel – sportief, getaand – met zijn haar in een paardenstaart. Het type waar vakantie houdende vrouwen van middelbare leeftijd al eens een boon voor durven te hebben. Heel vriendelijk en geduldig wacht hij de aansloffende kampeerders op – de meerderheid van zijn clientèle bestaat uit ouden van dagen, die dus niet meer de fut hebben om helemaal met de auto naar de kruidenier in het 9 kilometer verderop gelegen dorp te tuffen.

Kijk, dat zou ik nog graag doen. Halftijds, welteverstaan, en alleen in de mooie maanden, wanneer deze streek niet in zijn jaarlijkse winterslaap van een halfjaar gedompeld is: rondrijden met zo’n mobiele winkel en oude mensjes in afgelegen boerderijen en op de camping ravitailleren. Het gevoel welgekomen te zijn, goedgemutst en altijd in de openlucht. ’s Ochtends m’n karretje bijvullen en ’s avonds nakijken of alle rekeningen kloppen. Ja, dat zou ik zien zitten. Ik kan mij indenken dat ik zingend alle haarspeldbochten zou negotiëren. En al van een heel eind toeterend mijn komst zou aankondigen, zodat iedereen mooi klaar staat met zijn centjes om zijn bestelde waren in ontvangst te nemen.



 

7147

Meetkerke - 240314

woensdag 27 maart 2024

13 * 58,4 * 26,3 * 693,6

 Damme - Oostkerke - Hoeke - Moerkerke - Donk - Oedelem - Moerbrugge - Steenbrugge



afscheid van mijn digitaal bestaan 342

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschene


20 oktober 2013


ARCHITECT

Enkel wie bereid is rekening te houden met de menselijke psychologie, het klimaat, de plaatselijke tradities, ambachtelijkheid, de beschikbare excellente grondstoffen, de ecologie, het landschap en over al die zaken het nodige weet; enkel wie bereid is zich te verdiepen in politiek, ideologie, mens- en wereldbeelden, filosofie, kunst, literatuur, geschiedenis, kunstgeschiedenis; enkel wie benul heeft van vormgeving, compositie, harmonie, kleurzetting; enkel wie zich bewust is van de impact van bouwkundige ingrepen op de omgeving en op de mensen die er gebruik van maken – enkel diegenen die aan al deze voorwaarden voldoen, en die daarenboven ook ‘met vrucht’ een gepaste opleiding hebben voltooid en stage hebben gelopen bij een leermeester die al ruimschoots heeft bewezen al zijn (of haar) kennis, vaardigheden, vermogens en kwaliteiten in de praktijk te kunnen omzetten, dat wil zeggen in de verwezenlijking van een bouwwerk dat past in de omgeving, dat rekening houdt met het milieu en dat de mensen die er gebruik van maken gelukkig maakt – enkel zo iemand zou zich architect mogen noemen.

Helaas is een architect tegenwoordig al te vaak een obligaat in het zwart geklede techneut annex jurist-boekhoudkundige met een modieuze bril op de neus die zich op tijd en stond in een blitse kar naar een verkaveling rept om daar met min of meer malafide aannemers of inderhaast uit een of ander Oosten hierheen geïmporteerde loonslaven te negotiëren over de manier waarop middelmatige grondstoffen kunnen worden gebruikt om een middelmatig bouwsel op zulkdanige wijze neer te poten dat de verzakking of instorting toch minstens een generatie op zich laat wachten.







7146

Brugge, Gieterijstraat - 240309


dinsdag 26 maart 2024

12 * 53,2 * 26,5 * 635,2


Dudzele - Oostkerke - Hoeke - Damme - Moerkerke - Vivenkapelle - Damme - Sint-Kruis

afscheid van mijn digitaal bestaan 341

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

9 augustus 2013




De uitbater van het Hôtel des Voyageurs in Cronat heet François. Zijn hotel moet zowat het enige overgebleven hotel zijn in de wijde omtrek. En zo afficheert hij het ook op het kaartje dat hij ons trots toestopt wanneer we ’s ochtends aan het ontbijt zitten en aan de praat geraken. We zien een schematische voorstelling van de D979, die, op de zuidgrens van Bourgondië, van Nevers over Decize en Bourbon naar Digoin voert. Nevers en Digoin liggen ongeveer honderd kilometer uit elkaar. En ergens halverwege, tussen Decize en Bourbon, ligt hotel des Voyageurs. Annex bar annex restaurant annex cybercafé annex pizzeria annex brasserie. En je kunt er ook sigaretten kopen. Vooral dat laatste lokt veel klanten, en vele rokers blijven er verstokt aan de toog hangen voor un demi of un rouge. Op zo’n momenten zou je het zelfs nog gaan betreuren dat die stamgasten niet meer aan de zinc kunnen paffen, hun voeten geplant in een poel van peuken. Kijk, daar stapt er weer eentje de zaak binnen. Toogwaarts, blauwe Gauloises, een fris landwijntje voor de neus. Er wordt nauwelijks een woord gezegd: dit is een dagelijks ritueel. Klant en patron voeren een onduidelijk handeltje. Enkele flappen van vijftig veranderen van eigenaar, ik heb de indruk dat het iets met paardenrennen te maken heeft maar dat wordt niet helemaal duidelijk. Wel duidelijk is dat deze hotelier een soort van schaduwburgemeester is, een die zijn zaakjes drijft met gokverslaafde en alcoholische Cronatianen, een die nooit vies is van een onderhandse transactie annex confirmerende tractatie. Daar staat de tweede rouge al klaar. François heeft de hele onderwereld van Cronat en omstreken in zijn zak en wordt daar zelf absoluut niet slechter van.

Het wordt helemaal fraai wanneer François uitpakt met zijn persoonlijke geschiedenis. J’ai mené une vie de patachon. Hij voert hier al veertig jaar de zaak. Nooit iets anders gedaan? Wacht, zegt hij, en hij haalt in de aanpalende ruimte een paar foto’s boven water. Een van een vliegdekschip, een ander van een paddenstoelwolk. François heeft gediend in de Force Navale. Hij is in vijf en een half jaar overal geweest: Corée, Chine, Mururoa. Ja, de Franse atoomproeven. Neen, bij het kelderen van de Rainbow Warrior was hij niet aanwezig. Gelukkig maar, zeg ik, of je was mijn beste vriend niet meer. Maar ik kan die paddenstoel niet uit mijn hoofd zetten. François toont fier de tekening van het vliegdekschip op zijn T-shirt. De Charles de Gaulle, pocht hij. Glunderend.

En dan komt er weer iemand binnen die naar sigaretten taalt en François verdwijnt achter zijn toog.

François runt het hele zaakje alleen, krijg ik zo de indruk. Zeven dagen op zeven, elke week, maand, jaar in jaar uit. Tabak, bar, restaurant – maar ook: salle de fêtes en achterin een heus zwembad met massagetafel. Het lijken wel leuke feestjes, de bijeenkomsten die hier worden georganiseerd. Het duurt niet lang of François – daar is ie weer, blij met de belangstelling! – vertrouwt ons zijn hartsgeheimen toe: hij is getrouwd met een vrouw die veertig jaar jonger is dan hij. En hij is niet de enige! In de regio zijn er wel meer huwelijken tussen ongelijke leeftijden. Ook van oudere vrouwen met jonge mannen! Ja, we organiseren hier privéfeestjes. Daar is toch niets mis mee? De ontboezeming van François lijkt in tegenspraak met iets wat hij gisterenavond zei, toen we aperitiefden op zijn terras. We hadden het over zijn leeftijd. Dat hij over enige tijd met pensioen zou gaan. (Hoewel ik niet de indruk had dat hij dan meteen zou stilvallen.) Ik bestelde een biertje. Hij had Heineken en 1469. Dat werd dus een quatorze-soixante-neuf: alles liever dan Heineken. Ik lokte François uit zijn kot: soixante-neuf, année érotique! Hij beet onmiddellijk: Je le fais encore tous les jours… En na een korte pauze tijdens dewelke ik gespeeld sceptisch een wenkbrauw optrok: …dans mes rêves.

Een ferm kaliber, die François. Hij zei ook nog, ’s avonds op dat terras, dat er een groep wielertoeristen op komst was – maar die groep kregen we nooit te zien. Wel had hij een gezelschap Italiaanse seizoenarbeiders te gast. Ze aten ook van het buffet, speelden buiten op het terras (want ze rookten) nogal luidruchtig maar toch gedisciplineerd kaart (hoewel het niet duidelijk was of ze nu ruzieden of alleen maar discuteerden) en gingen vroeg naar bed. Ze spraken een dialect dat, bij navraag, Milanees bleek te zijn. Een van hen had een onbeschaamde blik, vond S. Een ander was opvallend afzijdig en stil. Melancholie in de ogen. Heimwee wellicht.

Toen wij de volgende ochtend opstonden, was hun busje al verdwenen. En stond de tv alweer aan, en aan de toog hing een verzopen schuit die niet zo’n belangwekkende oorlog had verloren als deze die François, ook al druk in de weer, in de Pacific had gewonnen.

7145

Meetkerke, Lege Moerstraat - 240309


maandag 25 maart 2024

getekend 447


 

7144

Sint-Andries, E. bij 't Boompje - 240308

 

zondag 24 maart 2024

getekend 446



driekleur 547

In tegenstelling tot hun geloofsgenoten in West-Europa en Amerika bij dergelijke gelegenheden hadden de mannen geen zwart pak met stropdas gedragen, maar een nylon windjack, en was hun hoofd bedekt geweest door een roodgeel honkbalpetje.

Paul Auster, Baumgartner, 160

7143

240307

 

zaterdag 23 maart 2024

7142

 



Brugge, Karel de Stoutelaan - 240307










vrijdag 22 maart 2024

11 * 43,8 * 26,2 * 582,0

Nieuwege - Plassendale - Oudenburg - Ettelgem - Sint-Andries


afscheid van mijn digitaal bestaan 340

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


17 september 2013


ARCEREN

Ik heb leren arceren op de kunstacademie, meer bepaald de avondschool. Ik was vijftien en had er waarachtig toch al veel tekenlessen opzitten, van kleuterklas tot en met lager middelbaar. Maar niet één tekenleraar die mij had geleerd hoe je moet arceren. Vreemd want dat lijkt me toch wel een essentieel onderdeel van de tekenkunst. Hoe moet je anders je benul van volume overbrengen? En van lichtinval? En hoe kun je nog maar denken aan het weergeven van een slagschaduw als je niet weet hoe dat te doen zonder er een vlekkerige boel van te maken?

Ik dacht niettemin dat ik het kon, arceren. (Ik dacht in die tijd dat ik veel kon.)

Arceren is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Of het is niet datgene wat je denkt dat het is als je er ongeïnstrueerd aan begint. Je kunt het arceren in verschillende technieken en op verschillende dragers toepassen – zo is arceren met een burijn in een koperplaat niet hetzelfde als arceren met een penseel op doek. Of met een bic op een nutteloos gefotokopieerd document tijdens een oeverloos-saaie vergadering, wanneer het droedelen alsnog enig soelaas vermag te bieden. Hier heb ik het uitsluitend over het arceren met een potlood op papier.

Ik leerde hoe ik de punt van het potlood altijd in min of meer dezelfde hoek over het papier moest laten glijden; dat ik er altijd een gelijke druk op moest uitoefenen; dat ik bij voorkeur korte, elkaar snijdende lijntjes moest plaatsen, waarvan de richting telkens een klein beetje varieerde. De gradaties van licht naar donker konden worden verkregen door het aantal lijntjes te vermeerderen of, anders gezegd, door de ruimte (het wit) ertussen te laten afnemen. Je moest er in elk geval voor zorgen dat je aan de verleiding weerstond om de donkerste plekken van het te arceren vlak zwart in te ‘kleuren’.

Het volume kon worden gesuggereerd door in de arcering gradaties aan te brengen. Dat is een kwestie van wéten ook, want als je het niet weet, zie je vaak niet hoe bij een bol de schaduwkant opnieuw lichter wordt naar de randen toe van de cirkel die hij (de bol, tweedimensionaal naar het blad overgebracht) vormt. Hetzelfde geldt voor de cilinder: de – vanuit het standpunt van de kijker bekeken – ‘randen’ van dit volume kunnen nooit de donkerste zijn: het is alsof het licht dat van de andere kant komt zich rond het volume krult, maar in werkelijkheid is het natuurlijk de weerkaatsing van het licht die, via andere objecten of via het draagvlak van de cilinder, de schaduw verdrijft.

De geavanceerde arceerder kan ook proberen om door middel van de aangehouden richting en eventueel de buiging van de arceerstreepjes iets van de textuur en het reliëf van het weergegeven object te evoceren. Hij kan daartoe ook de lengte van zijn streepjes variëren, of met op zijn tekenpotlood een variërende druk uitoefenen.

Maar dat voert misschien te ver in het universum dat in het arceren wordt geopend.




7141

Meetkerke - 240306


donderdag 21 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 339

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

6 augustus 2013

ARCADISCH

Waaruit is het dat ik ben verjaagd? Wanneer is dat gebeurd? En wil ik nog terug? Zou het kunnen? Zoveel is zeker: ik ben er ooit geweest. Of laat ik mij dat denkbeeld opspelden: et in arcadia ego? Wat er ook van zij, het is iets van lang geleden, iets vers. Of is het niet meer dan een belegen verhaal? Een mythe, die elk van ons nu eenmaal koestert omdat het onze levens ordent? De oorspronkelijke harmonie, de verstoring – en dan: hoe met die verstoring om te gaan. Kindertijd, puberteit, volwassen leven. Wat zou Arcadië voor mij kunnen geweest zijn – en laat ons het niet hebben over de gedachteloze koestering tegen de moederborst aan of, nog verder en fundamenteler, de schier oceanische kabbeling in het duistere vruchtwater van de moederschoot want dat schurkt me net iets te dicht tegen het plantaardige aan, daar kunnen we niets mee aanvatten. Dat is prepsychologie. Neen, ik heb het over een Hof die ik ooit als individu mocht betreden, toerekeningsvatbaar en verantwoordelijk. Een Tuin van Onbegrensde Mogelijkheden die afgebakend was in tijd en ruimte en, zoals dat hoort in een tuin, overzichtelijk. Toch voor een tijdje. Tot er een storm doorheen ging, minstens ten dele een hormonale storm – en alles lag uiteen, was voorgoed onwedersamenstelbaar, definitief onrecupereerbaar. De oorspronkelijke eenheid ging verloren, ik viel ten prooi aan wat ik ooit iemand zeer poëtisch ‘de wezensfractuur’ heb horen noemen. Een en ander was nog mogelijk, dat wel, maar lang niet álles meer. Er was verlies, er was schuld. Schade. Een eerste vermoeidheid ook. En het zou decennia duren vooraleer de arcadische rust, of een rust die aan het arcadische deed denken, een arcadische reminiscentierust, zou terugkeren.




7140

Sint-Pieters, tuincentrum De Knotwilg - 240306

 

woensdag 20 maart 2024

10 * 52,1 * 25,9 * 538,2

Damme - Dudzele - Oostkerke - Hoeke - Damme - Moerkerke - Vivenkapelle - Male - Assebroek



afscheid van mijn digitaal bestaan 338

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

29 mei 2013

We worden – het is het seizoen! – meegenomen naar de aspergeteelt op een of andere Kempense zandgrond. Zangerig legt aspergeboer X ons uit hoe de oogst verloopt. Plastic zeilen worden gekeerd, witte respectievelijk zwarte kant naar boven: dat maakt zes graden verschil. De scheuten schieten opwaarts, lucht en licht tegemoet. Vreemd, denk ik, hoe kunnen ze, diep in grond en duisternis gehuld, weten waar ‘boven’ is? Dat zou ik X vragen. Maar X legt iets anders uit: dat de grond perfect gekorreld moet zijn want de aanwezigheid van stenen zou kromme asperges opleveren omdat die op hun weg naar ‘boven’ rond die stenen zouden moeten groeien, en kromme asperges, die lust niemand. Ze laten zich ook niet makkelijk verpakken en schillen. Ook daarom moeten ze recht zijn. Wanneer de scheuten de gewenste omvang (lengte en dikte) hebben, kunnen ze worden uitgegraven en afgekraakt. Kraakwit, goed stijf en kakelvers worden ze gesorteerd en klaargemaakt voor verkoop en consumptie. Echt vers zijn asperges als ze, wanneer je twee exemplaren tegen elkaar aanwrijft, een piepend geluid voortbrengen. Niet klaaglijk maar eerder een beetje kirrend, frivool, genietend. Ja, inderdaad, een uit de kluiten gewassen asperge heeft wel iets van een penis in erectie. Dat hele aspergegedoe staat trouwens bol van de dubbelzinnigheid. En de makers van deze bijdrage voor het kookprogramma ‘Dagelijkse Kost’ doen er nog een schepje bovenop. Op de voorgrond zien we zo’n stevige witte fallus de kop opsteken. Straks wordt hij uitgetrokken maar nu staat hij nog fier in de grond. Op de achtergrond ontfermt een aspergeplukster zich over de oogst van een volgende rij. Zij buigt voorover – de aspergepluk vergt stevige ruggen – en zie, door de halsopening van haar wat losjes zittende T-shirt zien wij hoe haar rijke natuur zich, in het beeld vlak boven de reikhalzende asperge op de voorgrond, mild aan ons toont. Voorwaar een smakelijke hors d’oeuvre.






7139

Sint-Pieters, Oostendse Steenweg - 240306

 

dinsdag 19 maart 2024

7138

Brugge, Karel de Stoutelaan - 240303

 

maandag 18 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 337

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


11 mei 2013



Een paar dagen geleden was ik op de opening van de World Press Photo-tentoonstelling in CC Scharpoord in Knokke. Al tijdens de toespraak waarschuwde de schepen van Cultuur dat de beelden niet altijd ‘prettig’ waren. ‘Het is geen prettige tentoonstelling.’

Je zou hieraan een gemakkelijke sociologische sneer kunnen verbinden en zeggen: ‘De Knokse beau monde was gewaarschuwd.’ Je zou je zelfs kunnen verwonderen over het feit dat het Knokse gemeentebestuur überhaupt middelen vrijmaakt om elk jaar opnieuw de World Press Photo-tentoonstelling te organiseren want, inderdaad, de beelden die er worden getoond zijn hoogst ongemakkelijk. Ik flaneerde er en voelde me een beetje – hoe zal ik het zeggen – miscasted wanneer ik, met een glas Vedett in mijn knuist voorbij het zoveelste opengereten lichaam, het zoveelste met blauwzuur verminkte gelaat, de zoveelste opname van schreeuwende en van een bombardement weghollende kinderen kwam.

De indruk was zelfs in die mate pregnant dat ik sympathiseerde met het schoon volk dat verzuchtte dat het toch wel echt gruwelijke beelden waren. Ik hoorde in elk geval niemand zeggen dat het mooie beelden waren.

Ik heb vragen bij dit soort tentoonstellingen. Uiteraard besef ik dat het belangrijk is dat persfotografen, vaak in zeer gevaarlijke omstandigheden, beelden van onrecht en gruwel maken en verspreiden over een wereld die daar anders geen kennis van zou kunnen nemen – waardoor zij in aanzienlijke mate bijdragen tot bewustwording en, in het beste geval, tot het terugdringen van het onrecht en de gruwel. Ik begrijp dat die persfotografen op zoek gaan naar treffende, emotionele, desnoods schokkende beelden. Ik herinner mij de foto’s die ons eind jaren 1960-begin jaren 1970 uit Vietnam en Biafra bereikten. Die hadden een enorme impact. Ethiopië had het, een paar decennia later, al heel wat moeilijker om ons te mobiliseren. Nu weet ik niet of nog iemand opkijkt van een hongerend kind – of het moet er een zijn met vliegen in de ogen, zo mogelijk in dramatisch zwart-wit. U begrijpt wat ik bedoel. Ik bedoel: er is een opbod ontstaan. En dat is heel goed merkbaar op de World Press Photo-tentoonstelling. In die mate dat je je kunt afvragen of het wel ethisch te verantwoorden valt dat hieraan een wedstrijd wordt verbonden, een tentoonstelling, een vernissage met Cava en Vedett.



© Paul Hansen



De winnende foto – van Paul Hansen, we zien enkele mannen die twee dode kinderen van een zoveelste onheilsplek wegbrengen – heeft volgens mij vooral emotionele kwaliteiten. Uit de foto valt niet af te leiden om welk conflict het gaat, aan welke zijde de slachtoffers zijn gevallen, door welk incident. De foto heeft ook geen bijzondere esthetische kwaliteiten. Hij is in technisch opzicht oké, daar niet van (goed belicht, scherp, dat soort dingen), maar hij vertoont geen bijzondere compositorische eigenschappen, er is weinig te merken van een Cartier-Bressoniaans moment décisif, de elementen in de foto gaan met elkaar geen dialoog aan waardoor wij – zoals bij écht goede, in esthetisch opzicht goede en dus mooie foto’s het geval hoort te zijn – de foto moeten lezen en op die manier tot een lectuur komen die méér inhoudt dan het zogenaamde ‘eerste zicht’. Over deze foto valt niet meer te vertellen dan dat hij ons emotioneel raakt: wanhopige mannen dragen hun dode kinderen weg – daarbij blijft niemand onberoerd. Conclusie: de fotograaf heeft veeleer een emotie willen vastleggen dan dat hij een mooie foto heeft willen maken. Hij is meer overbrenger van emoties dan fotograaf.

Dat zorgt voor een conflict – denk ik dan met mijn Vedett in de hand. Ik voel mij hier op een vervelende manier gemanipuleerd. Dit soort foto’s is nodig, maar de esthetiserende context van de tentoonstelling, de vernissage, de speech van de schepen van Cultuur en de aanwezigen die naast al die geëxposeerde gruwel overgaan tot de orde van de dag: dat bezorgt mij een wee gevoel in de maag.


7137

 

240227

zondag 17 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 336

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

18 juni 2013




Twee wereldleiders, de presidenten van wat ooit de twee machtigste landen ter wereld waren. Zo zwaarwegend en zwaarwichtig waren ze dat ze elkaar in evenwicht konden houden. Nu zitten ze daar naar de grond te staren – of een beetje wezenloos voor zich uit. Met blinkende schoenen, zonder das. Ze hebben elk twee vlaggen nodig om hun land te afficheren. Hun onderonsje op de G8 is achter de rug. De ene is gelukkig getrouwd – nuja, dat denken we –, de andere lijkt over zijn echtscheiding te tobben. De houding van de handen, opvallend parallel, heeft meer met verveling dan met bidden te maken. Op de achtergrond een... achtergrond. Of is het een echt landschap, gezien door een panoramisch raam? Ik denk het niet, als ik zo de schaduwen op de grond bekijk. Heeft iemand hier nog een vraag? Hopelijk niet, dan kunnen we dit opdoeken. Dat is wat er afdruipt. Het enthousiasme is weg, de werkelijke macht ligt elders. Dit aan weerszijden van dat blinkende salontafeltje uitgezakte zitten is niet veel meer dan een verplicht nummer, een relict uit andere tijden.


foto aangetroffen op De Standaard Online, 17 juni 2013




7136

Dudzele - 240227


zaterdag 16 maart 2024

getekend 445



9 * 80,3 * 28,4 * 486,1

 Sint-Michiels - Sint-Pieters - Zuienkerke - Zeebrugge - Dudzele - Damme - Sijsele - Oedelem - Beernem - Moerbrugge - Oostkamp - Sint-Michiels



7135

Brugge, K. in de Poortersloge - 240225

vrijdag 15 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 335

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


15 juni 2013


De wereld op zijn kop, of dubbel op zijn kop, gegeven het feit dat iedereen al op zijn kop staat en binnenstebuiten wordt uitgeschud. Eigenlijk. Betalen om over de mogelijkheid te kunnen beschikken om niet naar de reclame te moeten kijken. Maar je hebt die reclame helemaal niet gevraagd! De logica achter dit soort dubbelgedraaide averechtse constructies doet me denken aan het kopen van luchtcertificaten van minder vervuilende landen om op die manier alsnog aan de op ‘normale wijze’ onbereikbare CO2-uitstoot-norm te voldoen. Dat is gebakken lucht. Dubbelgebakken. Aangebrand! Iedereen voelt aan dat dit, hoe zal ik het zeggen?, nu ja, het woord is onvermijdelijk, ethisch onbevredigende oplossingen zijn.

Neem nu toch nog eens die televisiereclame. De voorgestelde maatregel verraadt de ware aard van commerciële omroepen. Hun corebusiness is niet: televisieprogramma’s maken. Het is hun erom te doen zoveel mogelijk advertentieruimte te verkopen en dus geld te genereren, en de televisieprogramma’s zijn daarbij maar het glijmiddel. Wie die programma’s wil zien, moet en zal de reclame erbij nemen. Reclame voor speelgoed of snoep voor, tijdens en na de kinderprogramma’s; reclame die op mannen mikt (auto’s, scheermesjes) voor, tijdens en na de sport; alle vormen van reclame voor, tijdens en na alle soorten programma’s en er wordt niet gekeken op een break minder of meer, zelfs niet tijdens speelfilms. Wat natuurlijk een crime (Frans) is maar zo werkt het nu eenmaal. We zijn al aan heel veel gewoon.

Maar nog niet aan de verplichting om extra te betalen voor technologie die het doorspoelen van de reclameblokken mogelijk maakt. Het omgekeerde van de omgekeerde wereld bestaat hierin: vroeger werd de reclame ons door de strot geramd zonder dat wij daar om vroegen. Nu moeten wij vragen (betalen) om de reclame ons niet door de strot te laten rammen. Het tenietdoen van wat vroeger een ongevraagd inconveniënt was, wordt nu voorgesteld als een gunstmaatregel – maar dan wel enkel voor wie ervoor betáált!

Het zegt wel iets over de wereld waarin we leven, me dunkt, dat de overheid niet bij machte is om dit soort manipulaties en disciplineringen onmogelijk te maken.





7134

Brugge, Poortersloge - 240225

 

donderdag 14 maart 2024

getekend 444


 

8 * 43,6 * 26,7 * 396,1

Nieuwege - Roksem - Aartrijke - Zedelgem - Loppem - Sint-Michiels



7133

Brugge, Poortersloge - 240225

 

woensdag 13 maart 2024

facebookbericht 1170

Ik weet dat het je vak is, Herman (Jacobs), maar zo op taalfouten en taalonzorgvuldigheden gefixeerd: dat moet lastig lezen zijn.


Ik ben de biografie (van Hugo Claus) ook aan het lezen (tot een derde gekomen), ben ook onder de indruk, maar vraag me - onder meer - toch af:

- of de gehanteerde methode niet soms wat arbitrair is (keuze van gesprekspartners; het is niet omdat sommige getuigen nog leven zijn dat ze relevant zijn...);
- waarom bepaalde bronnen, bijvoorbeeld Georges Wildemeersch, die toch ook al zeer grondig werk leverde, opvallend minder aan bod komen;
- in hoeverre de complexe persoonlijkheid van HC voldoende uitgediept is (waarbij de autobiografische component van zijn geschriften grondiger zou kunnen worden behandeld);
- in hoeverre het historische tijdskader voldoende wordt beschreven;
- of Schaevers niet te veel met schaar en plak heeft gewerkt...

Dit zijn voor mij geen punten van kritiek, enkel vragen waarvan ik denk dat een antwoord erop een grondigere bespreking zou opleveren.


Mark Schaevers, De levens van Claus (2024)


driekleur 546

Het besef van de eeuwigheid, het ‘oceaangevoel’, geeft, onafhankelijk van de brouillage-techniek, alleen maar rode, zwarte en gele vlekken op het filmrolletje wanneer tijdens de opname een van de drie zintuiglijke sensaties ontbreekt: gehoor, reuk of zicht.

Danilo Kiš in ‘The magical place’ in Raster 62 (1993), 142

afscheid van mijn digitaal bestaan 334

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

27 april 2013


ARBITRAIR

Een vreemde speling van het vocabulaire: van een arbitrage verwacht je nu net niet dat zij arbitrair is. Toch gebeurt het wel eens dat het liberum arbitrium van de arbiter tekortschiet.

Aan het ‘arbitraire’ kleeft – toch zeker voor wie graag de controle bewaart – een negatieve connotatie: het adjectief wordt gebezigd bij willekeurige voorvallen, bij gebeurtenissen die ons met noodlottigheid treffen. (Het lot kan ons ook gunstig gezind zijn, als het dat wil, maar dat wil het maar al te vaak niet. Het lot is graag een noodlot, blijkbaar.)

Arbitrariteit is een eigenschap die kan worden toegeschreven aan het Lot – of aan God, wat in vele gevallen hetzelfde is. De bliksem die ons huis vernielt, en niet dat van de buren. De verdwaalde kogel die de hulpvaardige soldaat doodt die net zijn gewonde kameraad in veiligheid wilde brengen en niet de sluipschutter voor wie hij was bestemd. De door de middenberm gekatapulteerde bestelwagen die frontaal het busje treft met zes van een bedevaart terugkerende nonnen.

Het Lot, of God, is wreed – maar wij aanvaarden Hun arbitrariteit. Wij kunnen immers niet anders. Anders is het als de mens voor Lot of God speelt. De kampbeul trancheert met vertoon van macht en cynische zelfgenoegzaamheid de pas aangekomenen tussen links en rechts, tussen leven en dood. Dit is onaanvaardbaar. Dit komt de mens niet toe.

Al wie van voetbal houdt, en ik reken mijzelf daar ook bij, weet dat van een arbiter geen arbitraire ingrepen mogen geduld worden: hij is geen robot. Maar precies door zijn menselijkheid blijft het mogelijk dat hij dwaalt – de uitdrukking scheidsrechterlijke dwaling is zelfs staand. Refs zijn maar refs voor zover ze ook slecht kunnen fluiten. Dan fluiten wij hen uit, of terug, maar toch: we moeten aanvaarden dat het mogelijk is. En het is, geef toe, een van de elementen die het spelletje boeiend maken: de onvoorspelbaarheid van de mate waarin de scheidsrechter zal dwalen – wat samenhangt met zijn onvermogen om echt helemaal onarbitrair te zijn.

Behalve onschuldige kinderhanden kunnen enkel robotten arbitrair zijn. Machines die lottoballen uitselecteren. Machines van het Lot. God, die niet menselijk is.

De arbitrariteit waarmee God een kind kanker laat hebben. Of een miljonair de lotto laat winnen.

Veel van onze creativiteit – die vaak uit verontwaardiging wordt geboren – heeft met deze arbitrariteit te maken. Wij proberen er verklaringen, vergoelijkingen voor te vinden. Stel: elke ingreep van het Lot zou rechtvaardig zijn, wij zouden snel geen voer voor gesprek meer hebben. Precies omdat het onrecht ons, en anderen, voortdurend wordt aangedaan (omdat wij ons lot niet in eigen handen hebben, omdat het überhaupt niet in iemands handen is), moeten wij aan het werk. Zonder arbitrair wereldbestel, zonder wrede God, geen filosofie, geen literatuur, geen godsdiensten, geen kunst. En ook geen voetbalverslaggeving.





7132

Brugge, N. en J. in de Poortersloge - 240225

dinsdag 12 maart 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 333

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

20 februari 2013

Waarom schrijf je het niet allemaal op?, vroeg C. mij gisteren, toen ik haar een beetje over mijn moeder vertelde. Ja, inderdaad, waarom schrijf ik het niet allemaal op. Ik zou een boek over haar kunnen schrijven. (Maar dat kun je over elk mensenleven, een boek schrijven. Ook het minst interessante. Ik bedoel: ook het minst interessante mensenleven. Al kun je natuurlijk ook zeer oninteressante boeken schrijven over interessante mensenlevens.)

Wanneer is een mensenleven interessant? Dat is alvast een zeer interessante vraag. Neem eens de proef op de som en vertel je eigen leven. Is het interessant? Hoeveel hoogtepunten, spanningslijnen, rode draden tref je aan? Zou je een gezelschap weten te boeien met je verhaal? Of zou je het van de manier moeten hebben waarop je je verhaal vertelt?

Elke levensloop is een plot – alleen is het vaak jammerlijk voorspelbaar. In het geval van mijn moeder nam de voorspelbaarheid in de loop der jaren toe. Ze startte onvoorspeld: ze was ‘een achterkomer’. De oorlogsjaren vormden het laatste grote avontuur in onze contreien en zij maakte dat avontuur mee. Zij ontsnapte aan het keurslijf van haar zeer voorspelbare omgeving: boers, katholiek, provinciaal, Zuid-West-Vlaams. Zij belandde in een maalstroom van rampspoed, calamiteiten, ongeluk. Zij moest haar taal achterlaten, haar achterban, haar evidente kindergeluk. Haar huwelijk was ongelukkig. Twee van de vijf kinderen die zij op de wereld zette, stierven voortijdig – hoewel zij het nooit met zoveel woorden zei, moet dat haar hebben getekend. Haar kinderen en haar man verlieten een na een het huis dat zij met veel moeite had verworven en onderhouden. Zij was voortijdig oud en versleten.

Dat is summier haar leven. Een leven. Natuurlijk valt er ook wel hier en daar iets positiefs over te zeggen. Maar de wet le bonheur se raconte mal is onverbiddelijk. In die zin is haar leven zeker in een boek te vatten want er was heel wat malheur. Zou ik het alsnog doen? Ik denk het niet. Mijn informatiebron is weg. Wat ben ik blij dat ik een jaar of zes geleden haar nog enkele anekdotes heb weten te ontfutselen.



7131

Brugge, tunnel aan de Unescorotonde - 240217

 

maandag 11 maart 2024

7130

Oostende - 240212

 

notitie 409

NEGENDE DAG 6-10


IX6.

Samen met zijn vriend Marino belandt Pinuccio in de herberg waar hij een oogje heeft op de dochter van de herbergier. Beide vrienden slapen er in hetzelfde bed. Pinuccio belandt in het bed van de herbergiersdochter, en de herbergiersvrouw belandt in het bed van Marino. Pinuccio wil terug naar zijn bed, maar vergist zich en belandt bij de herbergier. Hij denkt dat het Marino is en schept op over zijn pleziertjes met de dochter. De vrouw van de herbergier heeft intussen ook door dat Marino niet haar man is, maar in plaats van misbaar te maken, weet ze de situatie om te buigen in een versie die voor alle betrokkenen aanvaardbaar is, zonder dat er ruzie van komt.


IX7.

Talano d’Imolese droomt dat het gelaat van zijn mooie maar twistzieke jonge vrouw Margharita wordt verminkt door een wolf. Zij slaat zijn op deze droom gebaseerde advies om de volgende dag niet in het bos te komen in de wind. De gevolgen laten zich raden.


IX8.

De twee Florentijnse guiten Ciacco en Biondello bakken elkaar om beurten een poets. Biondello laat Ciacco, die erom bekend staat een veelvraat te zijn, aanzitten aan een karig maal, en Ciacco legt het erop aan om Biondello te laten afranselen door wijnhandelaar Filippo.


IX9.

Melissus en Josephus reizen naar Jeruzalen om er raad te vragen aan Salomo. Josephus heeft een onhandelbare vrouw. Melissus is, ondanks alle weldaden die hij verricht voor zijn stadsgenoten, niet geliefd. Hij krijgt van Salomo de raad te beminnen. En Josephus krijgt te horen dat hij naar de Ganzenbrug moet gaan. Daar ziet hij een ezeldrijver een koppige ezel mismeesteren. Hij begrijpt de les en past hem na zijn thuiskomst toe, met gunstig resultaat. Melissus van zijn kant verricht voortaan zijn weldaden niet uit pronkzucht maar uit liefde.


IX10.

Don Gianni van Barolo, priester te Barletta, maakt zijn vriend Pietro, koopman in Tresanti, wijs dat hij diens vrouw Gemmata in een merrie kan veranderen. Zo zal Pietro, die enkel over een ezel beschikt om zijn waren te vervoeren, zijn inkomsten kunnen vermeerderen. Op het moment dat Gianni Gemmata met zijn ‘pootstok’ een staart aanmeet, verbreekt Pietro, die dwaas is maar niet zo dwaas dat hij niet ziet wat er aan het gebeuren is, de betovering. Waardoor hij gedoemd is om zijn handeldrijverij zonder merrie voort te zetten.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)