Posts tonen met het label antireclame. Alle posts tonen
Posts tonen met het label antireclame. Alle posts tonen

donderdag 31 juli 2025

notitie 482

DOOIE MUS


Vorige week kwam Vlaams minister van Media Cieltje Van Achter (van de N-VA, dezelfde partij die ook de raad van beheer van de VRT dirigeert) heel fier vertellen dat ze een vraag van VRT-CEO Delaplace om de programma’s te mogen onderbreken voor reclame had afgeblokt. Fier als een gieter. Zoals ze in mijn ogen ook afging. Want f*ck zeg, we moeten niet blij zijn met het feit dat er geen reclame-onderbrekingen komen. Dat is een dooie mus. Ik zal pas blij zijn wanneer de reclame op de openbare radio en tv effenaf wordt afgeschaft. Geëlimineerd. Uitgeschakeld. Verboden.

Want eerlijk gezegd: hoe komen ze erbij, om het zelfs maar te vrágen om programma’s te mogen onderbreken voor reclameboodschappen? Ja, zoals op de commerciële tv.

Kijk. Ik vraag bij dezen: Steve, kom terug. Ik weet dat je dood bent, maar kom toch maar terug. Je kunt het nog goedmaken. Want, Steve, je had dat kijk- en luistergeld nooit mogen afschaffen. Ik vraag je om terug te komen om die beslissing ongedaan te maken. Ja, je hoort het goed: om het kijk- en luistergeld terug in te voeren.

Want, beste luisteraars en kijkers van VRT, zeg eens eerlijk: zou u er geen 10 of 20 euro per jaar voor over hebben om naar een reclamevrije VRT te luisteren en te kijken? Zonder al die ergerlijke commercials voor Gamma, Impermo, Immoscoop, Delhaize? Die om de haverklap worden herhaald? Tot op een punt dat in de piekuren tot 10 procent of meer van de tijd erdoor wordt ingenomen: voor en na het nieuws, het weerbericht, de verkeersinformatie, en dan ook nog eens gewoon tussendoor, en stoemelings. U ergert zich daar toch ook aan?

Let wel, mijn ergernis, mijn kwaadheid, mijn woede wordt niet, of niet uitsluitend, ingegeven door esthetische motieven. Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat een reclameboodschap soms goed gemaakt is, origineel, mooi zelfs, of gewoon grappig. Wij maken uw keuken in Belgie. Dat was toch hilarisch? Daar gaat het mij niet, of niet uitsluitend om. Ik ben geërgerd, kwaad, woedend zelfs omdat ik me machteloos voel. Reclame op de VRT is in dat opzicht – en ik weet het, de vergelijking is politiek niet correct maar ik maak ze toch om retorische redenen – vergelijkbaar met de genocide in Gaza. Iedereen weet dat het totaal fout is, maar niemand kan er iets aan doen. Niemand wil het, en toch gebeurt het.

Hoeveel keer hebt u al het radionieuws gemist omdat u vlak voor het uur het toestel afzette om de reclame te vermijden? Hoeveel uren zat die oorwurm van tegels-natuursteen-parket-Impermo al in uw oor te knagen? Hoeveel keer al vond u het gênant dat een interessant interview moest worden afgebroken omdat de reclame er zat aan te komen? Hoeveel keer al hebt u zich vernederd gevoeld omdat u geïnstrumentaliseerd, geobjectiveerd, vervreemd wordt door die reclamemakers die eropuit zijn om u in uw meest basale drijfveren te treffen? Hoeveel keer al hebt u zich kwaad gemaakt om het vaak stuitend gebrek aan ethisch besef bij de adverteerders (en dus ook bij de verkopers van openbare ruimte en openbare tijd, in casu de VRT), bijvoorbeeld wanneer ze cruisereizen aanprijzen of een alweer grotere en bredere SUV? En dat nog los van het feit dat reclame per definitie leugenachtig is en mee aan de basis ligt van wat wij nu ‘de crisis van de waarheid’ noemen.

Reclame is er en ze blijft bestaan niet omdat wij dat leuk vinden maar omdat niemand er iets tegen vermag. Reclame is een uiting van het totalitaire bestel waarin we zijn terechtgekomen en waarin niemand nog weet waar de uitgang zich bevindt.

Steve Stevaert heeft, uiteraard uit populistische overwegingen, indertijd het kijk- en luistergeld afgeschaft. Mede daardoor, en uiteraard door de absurde besparingen die daarna zijn gevolgd, is de openbare omroep armlastig geworden. Reclame is maar één mogelijkheid om het gat op te vullen. Maar er zijn andere mogelijkheden. Als er op mijn solidaire bijdrage zou worden gerekend om een reclamevrije openbare omroep opnieuw mogelijk te maken, dan zal ik daar met heel veel plezier gevolg aan geven.

En kom nu niet af met het argument ‘er staat een knop op je tv’. Ik heb het niet over commerciële zenders, die mogen voor mijn part uitsluitend reclame uitzenden. (Wat ze eigenlijk al bijna doen: de programma’s lijken er vooral te worden gemaakt om de reclameblokken met elkaar te verbinden.) Neen, dit is een ideologische discussie. Dit gaat over openbare dienstverlening. Dit gaat over een overheid die, volgens mij dan toch, als belangrijke taak heeft om haar burgers tegen de commercie af te schermen in plaats van zich erdoor te laten inpalmen.

Dus, Cieltje, neem uw taak echt ter harte en wees niet blij met een dooie mus. Tenzij uw partij niet echt in overheid en op solidariteit gebaseerde openbare dienstverlening geïnteresseerd is. Dat zou kunnen.


vrijdag 30 mei 2025

boekverhaal 50

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


augustus 2008

VRIJHEID

In De dingen houdt Georges Perec ons op een droge, klinische wijze een spiegel voor: hoe wij de slaaf zijn van het enige waar wij nog in geloven en naar handelen: de kapitalistische en materialistische illusie. We laten onszelf kluisteren door de lening die we moeten aangaan om ons het roerend en onroerend goed aan te schaffen waarover we ons hebben laten aanpraten dat we het nodig hebben of dat we het, binnen een bepaald, door reclame en sociale druk gestuurd discours, mooi en begerenswaardig moeten vinden. Om die spullen en dat huis te betalen, inclusief de rente op de hypothecaire lening uiteraard, leveren wij tientallen jaren vrijheid in en tonen wij ons bereid werkzaamheden te verrichten die wij in de meeste gevallen uit onszelf nooit bereid zouden zijn te doen. In zekere zin offeren wij er onze levens voor op.

De dingen begint met een beschrijving van het ideale huis en is gesteld in de voorwaardelijke wijs: ‘De muren zouden uit lichthouten wandkasten met glimmende koperen scharnieren bestaan.’ In het tweede hoofdstuk van het eerste deel leren we de werkelijke situatie kennen waarin Jerôme en Sylvie zijn beland. Hier is de tekst opgesteld in de verleden tijd: ‘Ze woonden in een minuscuul en aardig appartement met een laag plafond, dat uitkwam op een tuin.’ Deze situatie is lang niet zo idyllisch als ze hadden gedroomd – toch hebben ze zich met een job-om-den-brode vastgereden in hun poging om die droom te verwezenlijken. Tussen droom en daad, wist Elsschot, staan wetten in de weg en praktische bezwaren. In de woorden van Perec: ‘Maar tussen al die dromerijen waaraan zij zich met een vreemde gemakzucht overgaven, en de onbenulligheid van hun werkelijke daden, doemde geen enkel rationeel plan op dat de objectieve noodzakelijkheden en hun financiële mogelijkheden met elkaar in overeenstemming gebracht zou hebben.’ (21) In een laatste deel, dat zich afspeelt nadat beide protagonisten de leegte en uitzichtloosheid van hun bestaan hebben vastgesteld, alsook de onmogelijkheid om het te ontvluchten, schrijft Perec in de toekomende tijd: ‘Zij zullen van rijkdom dromen. Zij zullen in de goot kijken in de hoop een dikke portefeuille, een bankbiljet, een munt van honderd francs of een metrokaartje te vinden.’ (129)

De dingen van Georges Perec (ondertitel: Een verhaal uit de jaren zestig) doet pijn. Het is het relaas van onze verveling, van onze midlifecrisissen, van de uitzichtloosheid van onze levens, van het besef dat we zijn vastgelopen in ons onvermogen om zelf een andere richting uit te zetten dan deze die ons in onze kapitalistische wereld wordt voorgeschreven: een baan vinden, een woonst verwerven en deze aankleden met goederen en nutteloze prullen, een gezin stichten, zich conformeren. De dingen is een literaire verwoording van economische, sociologische, ideologische inzichten. Perec zet er een meedogenloos muziekje onder. De talloze opsommingen van vooral voorwerpen en goederen sorteren een dubbel effect: enerzijds is er het hopeloze besef dat we nóóit alles zullen kunnen verwerven – terwijl toch ook een devaluatie ontstaat: alles wordt met hetzelfde toontje afgeraffeld, naast elkaar en op gelijke hoogte geplaatst, er ontstaat op den duur verzadiging. Anderzijds heeft het ritme van al die opsommingen natuurlijk ook een bezwerende werking. Perec voert ons mee, hij creëert meesterlijk een dramatische spanning.

In De dingen komen veel voorwerpen voor. Meubels, toestellen, prullaria, boeken. Perec beschrijft ze op een manier die duidelijk maakt hoe ze tegelijk futiel en opaak zijn, onbeweeglijk, inwisselbaar. Aan veroudering en uit-de-mode-geraken onderhevig. Uiteraard kunnen in het interieur van Jerôme en Sylvie ook boeken niet ontbreken. Het boek De dingen is zelf ook een ding. Ik bedoel: het exemplaar dat ik hier voor me heb. Het is een ding van een soort zoals ik er hier veel in mijn woning heb. Ik koester mijn boeken, maar ik vervloek ze ook vaak. Ik koester ze wanneer ze tot leven komen (wanneer ik verlang ze te lezen of herlezen, wanneer ik ze lees, wanneer ik ze heb gelezen en wanneer ze een tijdlang mijn lectuur van volgende boeken beïnvloeden), maar ik vervloek ze ook wanneer ze mij duidelijk maken dat ik niet slechter af zou zijn indien ik ze niet zou bezitten. Het merendeel van die boeken – en meer in het algemeen van álle dingen hier rondom mij – leidt een sluimerend bestaan en had ik net zo goed niet kunnen verwerven. Het merendeel van al die dingen bestaat eigenlijk niet. Toch heb ik alles stuk voor stuk verworven, op de een of andere manier. Als ik ze niet gekregen heb, of gevonden, dan heb ik ernaar verlangd, heb ik ervoor gewerkt en gespaard…

Soms verlang ik naar een totaal witte kamer.

Op de cover van mijn exemplaar van De dingen prijkt een fragment van Ateliers à Antibes, een schilderij uit 1955 van Nicolas de Staël. Daarop zie ik ook dingen, geabstraheerd: een tafel, een stoel, schilderijen aan de muur en op het tafelblad, een deur, een wand.

Misschien is het dat wat je met dingen moet doen: ze op de een of andere manier vereeuwigen. Een eerste goede aanzet daartoe is ze naar waarde te schatten en te koesteren of, wanneer ze hun recht van bestaan niet hebben afgedwongen, ze op tijd uit je bestaan te verwijderen. En eigenlijk begint het al met het verlangen ernaar te doorgronden. ‘De onmetelijkheid van hun verlangens verlamde hen,’ luidt de zin waarmee het hierboven gegeven citaat (‘Maar tussen die al te grote dromerijen…’) afsluit. Doorgrond dat verlangen. Begrijp dan al of het een noodzakelijk of een door sociale druk en reclame opgedrongen verlangen is. Probeer dat verlangen te elimineren terwijl het nog een niet-ingewilligd verlangen is. Wees sober. Verwerp het materialisme, verwerp het kapitalisme. Wees vrij.


Georges Perec, De dingen (1965; vertaling van Les choses door Edu Borger, 1990)


donderdag 22 mei 2025

facebookbericht 1184

Ik heb al een tijdje een hekel aan het werkwoord 'genieten' en vind hier een bevestiging van mijn argwaan. Hoe het te pas en te onpas wordt gebruikt, heel vaak in de gebiedende vorm. Niet alleen in reclames, maar ook in ons dagelijks taalgebruik. Ik probeer het zoveel mogelijk te vermijden, en wens het iedereen toe om bij het gebruik van dit woord zich bewust te zijn van de ideologische (totalitaire of totalitariserende) dimensie ervan.


dinsdag 20 mei 2025

notitie 468

EST-CE QUE J’ADORE ENCORE?

In 1999 hield ik een tijdje een dagboek bij waarin ik – zeer artistiekerig – ook prentjes kleefde: foto’s, tickets, uit de krant geknipte citaten, et cetera. Ik diepte dat dagboek een paar dagen geleden nog eens op naar aanleiding van de recente bushokjesreclamecampagne van Dior. Ik herinnerde me dat ik er een uit een tijdschrift gescheurde reclame van de toenmalige ‘J’adore’-campagne in had gekleefd. ‘J’adore’: een trefzeker trefwoord als slogan, dat bovendien rijmt met de merknaam. Maar dat was niet de reden waarom ik de pagina de moeite van het bewaren waard vond. Het ging mij meer om het beeld, dat mij om wellicht libidinaal geïnspireerde redenen die er hier verder niet toe doen moet hebben aangesproken.




26 jaar later heeft de geurtjesfirma nog altijd dezelfde slogan voor – allicht – hetzelfde en nog altijd veel te duur aan de vrouw gebrachte en in een licht gewijzigd recipiënt verpakte product, en bovendien zijn ook kleur en algemeen opzet van het reclamebeeld in grote mate ongewijzigd: een schone van de vrouwelijke kunne prijst in een zweem van goud een vorm van verleiding aan waar ik, eerlijk gezegd, maar weinig mee heb. En niet alleen omdat ik geen goede neus heb. Ook min of meer gelijk gebleven zijn: de vorm van de flacon, het lettertype, het oversized halssieraad, de driekwart pose met het naar de toeschouwer gewende hoofd, de lange haren met de scheiding in het midden, de blote schouders.

Wat mij hier interesseert, is het verschil tussen beide beelden en wat dat verschil zegt over de tijd waarin we de afgelopen kwarteeuw zijn terechtgekomen.

In het ‘oude’ beeld raakt het model de flacon aan met de wijsvinger van de linkerhand. De jonge vrouw lijkt op te rijzen uit een bad van vloeibaar goud. We zien de kreukels van haar eveneens goudkleurige topje, de welving van haar borsten. De flacon staat op een tafelblad (de boord van het zwembad?) in alweer datzelfde gouden kleur. Dat alles ontbreekt op het ‘nieuwe’ beeld. Daar wordt de blik van de toeschouwer integraal en onweerstaanbaar naar de ‘kop’ getrokken. Een totaal andere kop is het. Niet verleidelijk, toch niet naar mijn smaak (ik ben een heteroseksuele blanke, pardon, witte cisman van middelbare leeftijd, zeg maar gerust een boomer). Ik zie een jonge, uitermate zelfbewuste vrouw van kleur, zij het dat ze volledig naar het westerse schoonheidsideaal is gemodelleerd en gecoiffeerd; ik zie een lichtjes geopende mond met veel dikkere en wellicht opgespoten lippen; ik zie vooral een arrogante, om niet te zeggen agressieve en in elk geval niet lieflijke blik zoals die van het meisje van 1999. Wat ik ook zie is een – onleesbare – teksttatoeage onder het rechter sleutelbeen alsook een andere baseline onder de slogan. ‘L’eau de parfum’ zegt in 2025 resoluut-zakelijk waar het hier om gaat, terwijl ‘Absolute femininity’ (hé, ik let bij het overschrijven voor het eerst op de eigenaardige spelling) in 1999 nog een verzachtend ideaal van vrouwelijkheid opriep.

Mijn conclusies zijn misschien voorbarig en onwetenschappelijk – ik geef meteen toe dat ik geen wetenschappelijkheid ambieer. Maar wat ik zie, is dat het ‘raak mij aan’ is overgegaan in een ‘noli me tangere’; dat de erotische verleiding is omgebogen tot een arrogante ongenaakbaarheid. Ik zie ook een vermannelijking van de vrouwelijkheid; ik zie de verkleuring, de verharding, de verzakelijking van de samenleving.

(En dan nu allen in koor: Jaja, papa, vroeger was het beter.)


zondag 26 januari 2025

facebookbericht 1179

Gisteren was de uitsmijter in het VRT-televisiejournaal een binnenslaapactie van IKEA. Honderd personen mochten in de IKEA-winkel overnachten op de uitgestalde bedden en dat werd uitvoerig in beeld gebracht. Vandaag op VRT-Radio 1: reclame voor matrassen van IKEA. Ziedaar het economisch model van onze met belastinggeld gefinancierde en ‘normaal gezien’ reclamevrije overheidszender.


woensdag 18 december 2024

notitie 462

TWEE MOGELIJKE REACTIES

Wanneer, enkele minuten nadat het radionieuws heeft bericht over het feit dat de onderhandelingen tussen de directie van Audi-Vorst en de vakbonden zijn afgesprongen omdat de werknemers die langdurig ziek waren een tegemoetkoming wordt geweigerd, in het reclameblok het nieuwste Audi-model wordt aangeprezen (‘tegen saloncondities’), zijn er twee reacties mogelijk. Ik vrees dat de eerste overheerst maar ik hoop dat steeds meer mensen voor de tweede kiezen.

De eerste mogelijke reactie is: afstomping en onverschilligheid. We zijn ondertussen al zo gewoon aan het cynisme en de ironie waarmee de reclameboodschappen op ons worden afgevuurd, en dat in steeds grotere dosissen, dat we niet eens meer merken hoe schokkend immoreel ze vaak zijn. We vinden ze soms grappig of meestal irritant, maar doorgaans laten we ze datgene doen waarvoor ze gemaakt zijn: ons subliminaal indoctrineren en vergiftigen.

Neen, liever dan afstomping en onverschilligheid koester ik de tweede mogelijke reactie: woede en verontwaardiging. Ik begrijp hoe langer hoe minder dat onze overheid zich werkelijk met niets wat met moraliteit te maken heeft schijnt te willen inlaten. Wel met onze portemonnee en onze kleine troostmechanismen, maar niet met de genocide in Gaza, waardoor ze daaraan hoe langer hoe medeplichtiger is (en wij samen met haar); niet met de alomtegenwoordige smartphoneverslaving waaraan ondertussen al een hele generatie ten onder is gegaan en waardoor de samenleving verder afbrokkelt; niet met het zichzelf onderwerpen aan een neoliberaal-utilitaristische managementlogica, waardoor ze een heel digitaalonkundig of -moe bevolkingsdeel uitsluit; niet met de leugenachtigheid van de reclame, waardoor ze meewerkt aan de ondermijning van de taal en het waarheidsgeloof waarop, onder meer, de democratie en de overheid zelf gebaseerd zijn. Om maar die vier voorbeelden te noemen. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat de overheid zich opnieuw wat meer door morele principes zou mogen laten leiden, door een stevig onderbouwd mensbeeld met andere woorden, en dooreen idee van het goede, ware en schone. En concreet, toegepast op een mogelijk beleid inzake reclame op de radio, betekent dat: een verbod op moreel verwerpelijke boodschappen. Al zou ik het volledig bannen van reclame van de openbare zender nog meer toejuichen, natuurlijk.



donderdag 21 december 2023

honderd woorden 533

OPENBAAR

Als we het kapitalisme wég willen, dan kunnen we misschien met de openbare ruimte beginnen. Daar zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat enkel de overheid de lakens uitdeelt, en niet het private winstbejag. Behalve als dat door de overheid wordt gereguleerd, zoals bijvoorbeeld op markten en kermissen. Neem de door ondernemende jongelui uitgebate winterbars in onze publieke parken, of de steeds meer ruimte innemende en door zowat iedereen verafschuwde reclame op de openbare omroep, of de lucratieve maar daarom niet nuttige invulboeken in de scholen: dat zijn potentiële strijdpunten waarop een antikapitalistisch activisme zich in eerste instantie zou kunnen richten.

zaterdag 9 december 2023

honderd woorden 524

SLUIPEND GIF

Reclame stuurt het denken. Neem de Bebat-campagne voor het recycleren van batterijen. Op zich onschuldig, de manier waarop is dat minder. De subliminale boodschap van de slogan ‘Beter voor de natuur en voor ons allemaal’ is dat mensen buiten de natuur staan. Of neem de VAR, die reclame maakt voor de reclamesector zelf. Tijdens de donkere dagen heeft radio het meeste bereik. Veel mensen luisteren dan knus naar hun favoriete muziekjes. De ideale periode derhalve om te adverteren! De VAR spoort hier aan tot het kopen van reclameruimte om daarmee mensen die naar iets anders willen luisteren lastig te vallen.

https://www.youtube.com/watch?v=U81qNFyAyuQ 

zondag 26 november 2023

honderd woorden 513

ONAANVAARDBAAR

Wanneer een Radio 1-presentatrice zegt ‘Tot na het nieuws’ is dat eigenlijk inaccuraat want zeker nu het reclameblok ervoor vaak langer duurt dan het nieuws zelf zou ze eigenlijk moeten zeggen: ‘Tot na de reclame en het nieuws’. Maar dat mag niet: de presentatoren mogen onder geen beding expliciet een allusie maken op het feit dat, bijvoorbeeld in De Ochtend, de publiciteit voor en na de twee nieuwsberichten per uur en vaak ook nog eens tussendoor is uitgegroeid tot een onaanvaardbare hoeveelheid meestal uitermate infantiele boodschappen die de luisteraar behalve met irritatie ook met een gevoel van machteloze woede opzadelt.




zaterdag 14 oktober 2023

honderd woorden 484

URGENTIE

16:54’ spelt de klok. Mooi op tijd om straks te vernemen hoe het staat in Gaza, Oekraïne, Nagorno-Karabach en nog wel meer van die plekken waar ik nu niet wil zijn. Maar wacht, eerst is er reclame. Het blok begint al om 16 uur 55. Weg daarmee, ik schakel het toestel uit. En ja, hoe graag ik ook had vernomen hoe het nu staat in Gaza, Oekraïne en Nagorno-Karabach en al wordt het aantal doden – Aldi, wat is de knaldi? – met ronde cijfers weergegeven, een andere urgentie eist mijn aandacht op en ik vergeet terug te keren naar het nieuws.

woensdag 2 augustus 2023

facebookbericht 1163

Dirk Ooms: Hoe zou een overheid zoiets kunnen begrenzen? Waar ergens paal, perk? Er is nu eenmaal concurrentie, competitie. Van "bol-com" e.a. maken erg veel mensen gebruik, waaronder velen die voor 100% ertegen zijn. Zijn het "de anderen" die "gedachteloos consumeren"? Overigens : in welke maatschappij is, of liever: was reclame zo goed als afwezig? En was die Oostblokkerige samenleving zo goed? 


Waar heb ik het over het Oostblok gehad, Dirk? Ik ben die retorische truc echt beu. 'U bent antikapitalist, verhuis dan maar naar Noord-Korea als het daar zoveel beter is.'

En ja, wie ergens tegen is, moet consequent zijn. Voor mij dus geen bol.com. Ik koop zo weinig mogelijk via het internet. Ik koop sowieso zo weinig mogelijk dingen die niet echt noodzakelijk zijn - en ik kijk dan ook nog vaak uit naar wat beschikbaar is in een tweedehandscircuit.

Bovendien: de reclame van bol.com probeert het recht op retour te institutionaliseren. Dat is ronduit pervers - en dan heb ik het niet alleen over de ecologische schade die wordt veroorzaakt door dat nutteloze heen-en-weergerij met bestelwagens, die worden bestuurd door onderbetaalde chauffeurs.

Ja, de overheid kan reclame begrenzen, dat heeft ze al bewezen met tabak en alcohol, en hopelijk binnenkort ook met gokbedrijven.

En waarom zou er geen concurrentie mogelijk zijn zonder reclame? Hoeveel procent van de kostprijs gaat naar reclame?

honderd woorden 444

VERLOEDERING

Een van de redenen waarom ik tegen reclame ben, ja zelfs voorstander van een radicaal reclameverbod, is de morele verloedering van de openbare ruimte waartoe ze leidt. Van mijn overheid verwacht ik dat ze gezondheid promoot, burgers behoedt voor gok- en andere verslavingen, milieu- en klimaatbewustzijn bevordert... Maar een overheid die toestaat dat privébedrijven ons boodschappen door de strot duwen die daar dwars tegenin gaan, verliest haar geloofwaardigheid. Ik wil een overheid die paal en perk stelt aan cynisch winstbejag, aan openlijke leugenachtigheid, aan seksisme en aan het ongestrafte aansporen tot gedachteloos consumeren en bol-punt-com-koopverslaving. En dus aan veel reclameboodschappen.




zondag 30 juli 2023

honderd woorden 441

DISCIPLINERING

Als u in de doe-het-zelfzaak op zoek bent naar tegels, natuursteen, parket…, denkt u dan ook aan…? Juist: Impermo. Al maanden lang wordt de Radio 1-luisteraar deze merknaam ingepeperd. Het riedeltje kennen we al – en nu doen ze er nog een schep bovenop. Een volksmenner schreeuwt een joelende menigte toe, op vragende toon: ‘Tegels! Natuursteen! Parket!’? Waarop de menigte antwoordt, maar blijkbaar niet luid genoeg. Dus doet de menner het nog eens over, brullend. Ik denk aan filmopnames van een massabijeenkomst in nazi-Duitsland, met vooraan een druk gesticulerende Joseph Goebbels. Postpostmoderne ironie, natuurlijk. Maar ook: disciplinering. ‘Riefenstahl! Goebbels! Auschwitz!’? Impermo!





zaterdag 13 mei 2023

facebookbericht 1159

t Is maar een peiling hé, maar ondertussen ligt de ‘modale’ Vlaming vooral wakker van of hij nu ja dan neen een apparaat gaat kopen om het zogenaamde onkruid van tussen de kasseien van zijn oprit te verwijderen. Sterk werk!

vrijdag 5 mei 2023

facebookbericht 1157

VRT Radio 1 - het reclameblok voor het nieuws van 20 uur: publiciteit van Delhaize (voor barbecuevlees) en van Telenet (voor een nieuwe abonnementsformule).

Onder het motto: nixandehanda.

Zo cynisch ben ik nog niet dat ik dit cynisme voor lief neem.


vrijdag 24 februari 2023

gisteren 54

230223

Wanneer ik even in keuken of badkamer iets moet doen, zet ik daar altijd de radio aan. Maar nu kijk ik altijd eerst hoe laat het is, zodat ik kan vermijden van in een reclameblok terecht te komen.

Het tweede woord van Onze man in Havana, de roman van Graham Greene die ik ter hand neem omdat ik de verfilming van Carol Reed heb bekeken, is ‘nikker’. En op de eerste bladzijde ontmoet de lezer ook al een analoge versie van wat wij vandaag als stappentellerapplicatie in onze telefoon hebben zitten.

Na een zomers bezoek aan haar familie bracht ze uit Tsjernivstsi een fles zwavelzuur mee, door de fabrikant ten onrechte als wodka op de markt gebracht; ik kuste haar op de wangen en spoelde wekelijks het equivalent van een borrel door de gootsteen weg.

Benno Barnard, Afscheid van de handkus, 139

donderdag 29 september 2022

notitie 302

ONDERMIJNEND 

 

Mijn afkeer van reclame is niet enkel door esthetische overwegingen ingegeven. Uiteraard storen slechtgemaakte reclames me, uiteraard enerveert herhaling. Jazeker, dat komt maar al te vaak voor, maar ik ben niet zo rabiaat anti dat ik blind (of doof) zou zijn voor pareltjes van inventiviteit, goede en grappige vondsten, meesterstukjes van fotografie, enzovoort. Neen, esthetische overwegingen wegen niet door om mij te doen zeggen dat alle reclame zou moeten worden verboden. Ik ben die mening toegedaan omdat reclame totalitair is, omdat ze de taal ondermijnt en een aanfluiting is van de menselijke waardigheid. Omdat reclame een bedreiging vormt, niet in de eerste plaats in esthetisch maar wel in ethisch opzicht.

Er is gelegenheid te over om zich te ergeren en te bezinnen over de vraag hoe het komt dat reclame niet al lang verboden is. We worden er dagelijks mee gebombardeerd. (Met als gevolg dat de redelijke mens die ik nog altijd probeer te zijn zich er zoveel mogelijk probeert van af te schermen – maar er is geen ontkomen aan.)

Sta even samen met mij stil bij drie reclameboodschappen die de jongste weken door de openbare omroep VRT worden verspreid. (Ja, de openbare omroep. De ondanks ons belastinggeld armlastige openbare omroep die, tegen alle gemaakte afspraken in, zich op reclame-inkomsten moet verlaten om zijn taak te kunnen blijven vervullen. En die dus in die zin bezwaarlijk een ‘openbare’ omroep kan worden genoemd.)

1. Belfius en Proximus gebruiken het veertig jaar oude lied ‘Beats of Love’ van Nacht und Nebel om hun ‘Beats’-campagne te ondersteunen. Deze service, die bancaire en telecommunicatiediensten combineert, richt zich vooral op jongeren. Oké, niets aan de hand. Maar ik vind het niet kunnen dat een gitzwart lied waarvan de rechten blijkbaar voldoende verstreken zijn zodat de eerste-de-beste zakkenwasser zich ervan kan bedienen om zijn waar aan de man te brengen hier zomaar wordt geannexeerd. Dit stuit mij tegen de borst. De groep, waarvan de naam aan duistere praktijken tijdens de naziperiode refereert, werd geleid door de tragische figuur Patrick Nebel – ik vraag mij af wat hij ervan zou denken als hij zou hebben kunnen weten wat er nu met zijn lied gebeurt.

2. De reclamemakers van Lidl blinken tegenwoordig uit in arrogant cynisme. Pesterig cynisme. Want hoe kun je een reclameboodschap anders noemen die na een scherp repetitief geluid dat iedereen in de gordijnen jaagt zegt: ‘We weten dat dit irritant klinkt, maar het is best wel interessant. Want zo vestigen wij jullie aandacht op ons commercieel aanbod.’ Waarop dan een actie wordt toegelicht die kippenvlees aan 3,90 euro per kilo aanprijst. 3,90 euro per kilo. Wat blijft er na voeder, energie- en infrastructuurkosten, transport, verpakking, distributie enzovoort nog over voor de boer die die kip heeft ‘geproduceerd’? En welk leven heeft die kip geleid? Geleden?

3. De in mijn ogen ergerlijkste campagne loopt al vele maanden. Het is die van Bio-Planet, nota bene een warenhuisketen die teert op een imago van fairtrade, duurzaamheid, bio-kwaliteit en milieuvriendelijkheid. De slogan van deze warenhuisketen voor de gegoede milieubewuste middenklasse laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ‘There ís a Planet-B’ – met klemtoon op ‘is’. Iedere keer dat ik die slogan hoor, ben ik verwonderd over het feit dat er blijkbaar nog altijd weldenkende medeburgers zijn die zich nog níet – klemtoon op ‘niet’ – hebben voorgenomen daar nooit nog een stap binnen te zetten.

Neen, ik moet ze niet die reclame. Ik vind het een aantasting van mijn eerbaarheid dat ik er niet aan kan ontkomen en ik vind het onbegrijpelijk dat niemand er iets tegen onderneemt.

vrijdag 16 september 2022

notitie 294

EMOTIE

 

U ziet de illustratie bij dit stukje en u denkt waarschijnlijk dat hier een tirade volgt tegen de actie van warenhuisketen Aldi om bij elke ‘aankoopschijf’ van 15 euro een poppetje uit te delen; of tegen de ecologische waanzin van dergelijke acties; of tegen het manipulatieve en onethische karakter ervan (mikken op de kinderen om de ouders meer geld uit hun zakken te kloppen). Of misschien verwacht u een pleidooi tegen het gebruik van emotietekens (emoticons of emoji of hoe die ondingen ook mogen heten) – mensen die mij een beetje volgen weten dat ik die surrogaten van echte verbale geschreven communicatie vermijd en eigenlijk ook maar matig kan appreciëren.

Neen, niets is minder waar. Ik heb iets positiefs te melden over de emoji-actie van den Aldi. U staat met andere woorden op het verkeerde been.

Meestal ga ik naar de Carrefour hier om de hoek, maar als ik in de buurt ben en er aan denk, en ik bovendien krap in de wijn zit of nog eens zin heb in in diepgevroren toestand naar hier verscheept lamsvlees uit Nieuw-Zeeland (ik weet het, grondig fout, korteketen en zo…), dan stap ik de Aldi binnen. Zo ook vandaag.

Na het doen mijner boodschappen – en uiteraard met méér in de winkelkar dan ik aanvankelijk had ingeschat, maar zo gaat dat nu eenmaal en alles zal wel zijn weg vinden, er wordt hier niets verspild – bevind ik mij aan de kassa en stop mijn aankopen in mijn fietstassen, die ik mee naar binnen heb genomen. De caissière rekent af en schuift me, terwijl ik nog aan het wegstoppen ben (want ik kan haar scantempo niet volgen), alvast zes kleine doosjes toe waarin dus – dat besef ik al vlug want ik heb de radioreclame gehoord – van die emojipoppetjes zitten.

Wat moet ik daarmee?

Precies op het moment dat ik mij dat afvraag, zie ik hoe de dame die achter mij haar aankopen op de rolband heeft gelegd naar die doosjes kijkt. Zij is ergens tegen de veertig aan, schat ik. Een jonge moeder.

Ik heb een bestemming voor mijn poppetjes. Wanneer ik klaar ben met wegstoppen en betalen, gris ik de zes doosjes bijeen en richt mij tot de roodharige jonge moeder (zij heeft rood haar): ‘Kunt u hier iets mee?’ ‘Ja hoor,’ antwoordt zij prompt. En vervolgens: ‘Ik hoopte er al op.’

Dat is een volstrekt overbodige toevoeging en bovendien voor haarzelf statusverlagend want zij, die toevoeging, verraadt een begerigheid die toch wel ongepast mag worden genoemd. Maar het is wel eerlijk natuurlijk en, hoe moet ik het zeggen, ontwapenend, vertederend. Ik deponeer de zes doosjes in haar als een kommetje naar mij uitgestrekte handen, en permitteer me een al eveneens lichtjes onbeschaamde mededeling: ‘Dat had ik al menen te zien.’ Daarmee wijs ik haar – onbedoeld – een beetje terecht, wat me evenwel niet kwalijk wordt genomen want er verschijnt een brede glimlach op haar gelaat. ;-) Die nog eens wordt herhaald wanneer wij op de parking onze fietstassen aan onze fiets hechten (elk zijn/haar fiets) en onze weg in het leven verder bewandelen, elk zijn/haar eigen weg. Zij met emojipoppetjes en ik zonder. 

 


 

maandag 12 september 2022

facebookbericht 1146

Natuurlijk zijn er mooie reclames en die zie ik zelf ook graag. Ik zie ook graag gevaarlijke sportwagens, en straaljagers waarmee steden kunnen worden gebombardeerd. Ik vind de technologie achter machinegeweren fascinerend. Het vernuft dat nodig is om napalm en Zyklon-B aan te maken is verbluffend. Een volstrekt overbodige maanraket is een wonder van menselijk kunnen.

Het gaat mij erom dat reclame alles beheerst en beïnvloedt en dat ze ons als dwaze consumenten vernedert. Het argument dat reclame mooi en creatief kan zijn doet voor mij niet ter zake.

zondag 11 september 2022

notitie 291

BESMAAD 

 

In een tekst over ‘Kunst en de vrije-markteconomie’, opgenomen in de postuum uitgegeven bundel Een leven lezen, heeft Daniël Robberechts het (in 1991) over ‘twee dingen die ik nooit aanvaard heb en nooit wil aanvaarden’. Een ervan is dit: ‘Dat de koophandel het zo nodig van een opdringerige en grove en vernederende reclame moet hebben als we dagelijks geserveerd krijgen; dat niet meer mensen zich door die reclame gehoond en besmaad voelen (…).’ (114)

Ik deel deze mening. Ik heb nooit aanvaard dat het bestaan van reclame vanzelfsprekend is, ik zal dat nooit willen aanvaarden. Ik zal meer zeggen: ik vind dat reclame zou moeten worden verboden.

Vaak wordt als tegenargument gezegd dat men de potentiële consument toch moet kunnen informeren over een product, zeker als het om een nieuw product gaat. Daar heb ik niets op tegen. Er bestaan kanalen genoeg om te informeren. Breng de potentiële consument op niet-opdringerige wijze op de hoogte van het feit dat die informatie beschikbaar is, maar laat hem de vrijheid om vrijwillig op dat aanbod van informatie in te gaan. En houdt het dan ook bij informatie, begin niet meteen met overtuigen, verleiden, leugenachtig misleiden.

Inderdaad: leugenachtig. De taal van reclame is in essentie leugenachtig. Want wat zegt reclame uiteindelijk? Dat wit witter wast dan wit. Dat zus beter is dan zo, wat zeg ik, dat zus de beste is. Maar is dat zo? En ten koste van wat is zus de beste? Dat wordt er niet bij gezegd. Reclame zegt ook voortdurend dat ik dingen nodig heb die ik best kan missen.

Ik geef Robberechts gelijk wanneer hij stelt dat reclame grof en vernederend is. Neem de opvallend talrijke reclames met seksuele toespelingen waarbij vrouwen worden voorgesteld als gillerige materialistisch ingestelde creaturen die hun gewillige mannen met beloftes van toekomstige seks gemakkelijk overtuigen dat een aankoop noodzakelijk is. U moet er maar eens op letten hoe vaak die toespelingen aanwezig zijn, ook bij producten die niets met seks te maken hebben. Dit is zowel voor vrouwen als voor mannen vernederend. Grof vind ik ook dat reclame van zichzelf wéét dat ze hinderlijk is – en dat ook uitspeelt. Al weken is er op de radio een reclame van Lidl. Een schrille stem scandeert op dreinerige toon ‘XXL, XXL, XXL…’ Waarop iemand zegt: ‘Irritant hé? Maar ook interessant…’ Waarna wordt gemeld dat een product in de afslag is. Alleen al het gegeven dat uitdrukkelijk wordt gezinspeeld op het feit dat de luisteraar deze reclame inderdaad irritant vindt, is een provocatie. ‘Doe mij maar iets. Je kunt mij toch niet raken. En bovendien wéét ik dat onze merknaam bij u subliminaal niveau blijft hangen, waardoor de overtuigingskracht van mijn boodschap sterker is dan uw neiging om mij na het horen van dit onding te boycotten.’ Inderdaad, reclame weet van zichzelf dat ze hinderlijk is. Vanwaar anders dat verkoopmodel dat iedereen intussen vanzelfsprekend vindt, dat we moeten betalen om iets zónder reclame te hebben? Spotify bijvoorbeeld. Ik maak om die reden geen gebruik van Spotify. Maar ook omdat ze daar kunstenaars uitbuiten, en natuurlijk ook om de heel eenvoudige reden dat ik geen Spotify nodig heb en ik de reflex heb om mij altijd af te vragen of ik wel iets echt nodig heb vooraleer ik tot aanschaf overga. Een voor de hand liggende uitleg is dat laatste – maar wel een die, heb ik de indruk, vaak wordt vergeten.

Robberechts heeft ook gelijk wanneer hij stelt dat reclame opdringerig is. Het is ver gekomen dat we vinden dat hij daarmee een open deur intrapt. We zijn zo geconditioneerd dat we altijd en overal aanvaarden dat er reclame aanwezig is, meer nog, dat sponsoren activiteiten mogelijk maken, dat de logica van de ‘koophandel’ al die activiteiten doordrenkt en beheerst.

Robberechts nog eens: ‘als het nu echt zo is dat de grofste en opdringerigste reclame het altijd beter doet en dat “de mensen dat echt graag zien”, dan kunnen “de mensen” voor mijn part de hort op en wil ik me graag tot een elite rekenen – een kieskeurige elite die tegenover de meerderheid alleen nog het voorrecht geniet om verongelijkt te worden.’ (114)

Een jaar nadat Robberechts dit schreef, stapte hij uit het leven. Ik acht het niet overdreven te stellen dat hij dit onder andere deed omdat hij zich door de reclame ‘gehoond en besmaad’ voelde en dat hij zich daar machteloos en ongelukkig bij voelde.

 

Daniël Robberechts, Een leven lezen (1995)