woensdag 18 september 2024

een mooi moment, vorige week 6

Op zoek naar een geschikt programma om de avond mee door te brengen stuit ik op een interview met Nick Cave. Het zet me op weg naar een YouTube-filmpje van een live uitvoering van ‘O Children’, een song die Cave schreef denkend aan, zo zegt hij in dat interview, de kinderen aan wie wij, blijkens de lyrics, ‘de sleutels tot de Goelag’ overhandigen alvorens het pand te verlaten. De kinderen in het achtergrondkoor zingen in hun onschuld enthousiast mee met de uitermate coole rockband. Ontroerend én utterly confusing. Het wordt een Cave-avond in mijn mancave, zonder tv en eindigend in een herbeluistering van Skeleton Tree.

https://www.youtube.com/watch?v=igMg5fO7Gqc&ab_channel=VincenzoGarambone
https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/studio-brussel-interviews/2024/studio-brussel-interviews-s2024-michele-sprak-met-nick-cave-over-zijn-nieuw-album-wild-god/

240911


 

afscheid van mijn digitaal bestaan 419

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

21 oktober 2015


Vorige week ontstond er enige beroering over het feit dat alsmaar meer mensen gebruikmaken van beschikbare technologie – de zogenaamde Adblock-programmatuur, of de doorspoelknop op de digibox – om reclameboodschappen te skippen. De reclamesector beraadt zich over een tactiek om alsnog de reclameconsument te kunnen bereiken. (Let op de newspeak want eigenlijk moet hier staan: ‘om alsnog de persoon die zich niet aan reclame wil blootstellen te verhinderen om zich eraan te onttrekken’.) Moet die technologie verboden worden? Zullen krantensites hun eigenlijke en dus buitenpublicitaire ‘content’ niet meer gratis aanbieden (voor zover deze al niet door de publiciteit is aangetast)? Of moet de reclame zelf beter, kwalitatiever, esthetischer, entertainender?

Een achterliggende gedachte is dat we veel ‘content’ gratis kunnen krijgen doordat er reclame is. En de gedachte die dáár dan weer achter steekt, is dat we die achterliggende gedachte evident zouden vinden. Men schijnt er, om het beleefd te formuleren, nogal gemakkelijk van uit te gaan dat iedereen zich verzoend heeft met het feit dat reclame in onze wereld omnipresent is en, nog belangrijker, dat reclame op zich onmisbaar en zelfs onschuldig is.

De situatie is wat ze is, of we dat nu leuk vinden of niet. Culturele en sportmanifestaties, de geschreven pers, commerciële maar ook de openbare media: allemaal moeten ze het – in mindere of meerdere mate – van reclame-inkomsten hebben. Zelfs een openbare dienst als De Lijn speculeert op het uitdragen van reclameboodschappen om de eindjes aan elkaar te knopen en is niet te beroerd om dat ook als een officiële beleidslijn uit te dragen.

Ik vind dat zeer beroerd.

Ik vind namelijk niet dat mensen de mogelijkheid moet worden ontnomen om reclameboodschappen te ontlopen. Ik vind integendeel dat reclame zou moeten verboden worden. Ja, u leest het goed: ik vind dat reclame zou moeten verboden worden. Mis ik daardoor ‘content’? Dat zij dan maar zo. Ik maak mij sterk dat nog altijd voldoende ‘content’ mij zal bereiken. Sterker nog, ik ben er zeker van dat de ‘content’ die mij reclamevrij bereikt kwalitatiever zal zijn want zeker niet gebonden aan commerciële broodheren en dus objectiever. En dáárvoor ben ik zeer zeker bereid te betalen. Ik betaal graag voor alles wat zich weet te onttrekken aan de hegemonie van de commerciële logica, aan het totalitaire economische bestel.

Het is voor mij dus helemaal geen esthetische kwestie als zou de reclame misschien wel eens te irritant zou zijn, zoals nu ook de reclamesector zelf lijkt te beseffen. (Nog niet zo lang geleden hoorde ik die sector verkondigen dat reclame irritant móet zijn om mensen te bereiken.)

Waar het mij om gaat, is dat reclame per definitie leugenachtig is en dat zij, door leugenachtig te zijn, de taal en uiteindelijk alle morele standaarden die op waarheid teren aantast.

Ik weet dat dit hoogdravend klinkt, zeker als je de idiotie, de banaliteit en de totale overbodigheid en, ja, zelfs onschuld van de meeste reclameboodschappen ernaast legt, maar ik méén het.

Neem nu dit, ik lees het toevallig bij Jonathan Franzen: ‘Het recht op privacy – door Louis Brandeis en Samuel Warren in 1890 gedefinieerd als “het recht om met rust gelaten te worden” – lijkt op het eerste gezicht fundamenteel in de Amerikaanse samenleving.’ (De kunst van het alleen-zijn, 49) Het ‘recht om met rust gelaten te worden’. Ik vraag me af wat Brandeis en Warren nu, 125 jaar later, zouden zeggen over de systematische en niet gecontesteerde want vanzelfsprekend geworden schending van dit ‘recht op privacy’.

En dan heb ik het nog niet gehad over die verderfelijke logica van het consumentisme: reclame reduceert mensen tot verbruikers, tot verspillers, tot kopers van dingen die ze eigenlijk niet eens nodig hebben en die in de meeste gevallen – al is het maar alleen door het feit dat ze uit grondstoffen moeten worden gemaakt, dat ze moeten worden getransporteerd, dat ze zelf vervuilend zijn en dat ze uiteindelijk zelf weer afval worden – in ecologisch opzicht niet verdedigbaar zijn.




7320

Katwijk-Zandvoort (NL) - 240805


dinsdag 17 september 2024

een mooi moment, vorige week 5

Ik merk dat Guido Beelaert en Philippe Clerick hebben ingetekend op mijn boek. Romancier Beelaert (pseud.: Guido van Heulendonk) en blogger Clerick zijn door mij gewaardeerde scribenten. Hun interesse flatteert mijn ijdelheid: de appreciatie van wie je zelf hoog inschat doet het meeste deugd. Ik ben blijkbaar toch minstens een beetje – of in elk geval méér dan een Grote Volksschrijver – een writer’s writer.

240910



51 * 58,2 * 28,0 * 2912,4

Dudzele - Dudzele - Oostkerke - Hoeke - Oostkerke - Hoeke - Siphon - Damme 



Johan Grimonprez, Soundtrack to a coup d'état

notitie 455

NOTOIRE PIJPROKERS

Dat ons land – België dus – op geen al te fraaie manier afscheid nam van zijn kolonie, is al een tijd duidelijk. Toch heeft het bijzonder lang geduurd vooraleer de waarheid dienaangaande eenduidig en met de nodige kritische zin kon worden uitgesproken. De archieven bleven gesloten, voor zover belangrijk materiaal al niet vernietigd was, zoals historicus Ludo De Witte mocht ondervinden bij het schrijven van De moord op Lumumba. De conclusies van de parlementaire onderzoekscommissie waartoe dit boek aanleiding gaf waren vaag en vrijblijvend. De protagonisten van het complot – want dat was het – bleven buiten schot.

De naam Etienne Davignon valt niet in de film Soundtrack to a coup d'état. Dat had best gekund want hoewel Johan Grimonprez duidelijk voor een internationaal perspectief kiest, waarin vooral aandacht wordt besteed aan de Koude Oorlog, wordt ook de bedenkelijke rol belicht die wordt gespeeld door enkele Belgische spelers: het koningshuis, de haute finance achter de Union Minière, en enkele hooggeplaatste politici, met toenmalig premier Gaston Eyskens en Paul-Henri Spaak in een glansrol. Uiteraard moest Lumumba niet alleen verdwijnen omdat hij zogezegd een ‘communist’ was maar wellicht vooral omdat hij een einde wou stellen aan de systematische plundering van zijn land. Zo leverde België het uranium voor de atoombommen waarmee Hiroshima en Nagasaki van de kaart werden geveegd.

(Overigens wordt het retorisch geweld waarmee bepaalde politici die dat niet zijn als ‘communist’ worden weggezet ook in de huidige politieke praktijk toegepast. Met name ten aanzien van een zogenaamd ‘extreme’ politieke partij ter linkerzijde, maar dat geheel en al terzijde.)

Wie zich wil verdiepen in die zwarte bladzijden van de Belgische geschiedenis kan niet om het boek van De Witte heen. Het werd enkele jaar geleden in een nieuwe druk aangevuld met nieuwe inzichten.

En nu is er ook het meesterwerk van Johan Grimonprez.

Soundtrack to a coup d’état is een aanklacht waarin de maker het retorisch geweld uitdrukkelijk niet schuwt. Grimonprez laat in zijn sublieme compositie van beeld, muziek en citaten uit onverdachte bronnen niet alleen de esthetiek spreken van het historische beeldmateriaal en van de jazz, die in die tijd met Coltrane, Gillespie, Monk et tutti quanti hoge toppen scheerde. Zeer uitdrukkelijk schuift hij de montage naar voren als performatieve kracht. Wie na deze tweeënhalf uur durende onderdompeling onbewogen de cinemazaal verlaat, is een onverschillige, blinde kei.

Je kunt niet anders dan je de vraag stellen in welke mate je door Grimonprez bent gemanipuleerd – want uiteraard weten we hoe manipulatief montage kan zijn. Het kan niet anders dan Grimonprez’ bedoeling zijn geweest. Het antwoord op die vraag is natuurlijk positief: je bént gemanipuleerd. Dan volgt meteen de tweede vraag: mag dat dan zomaar? En dat is het punt waar, volgens mij, Grimonprez zijn publiek wil hebben omdat door zijn opzichtige beeld- en klankretoriek de vraag naar de waarheidsgetrouwheid van zijn verslag onvermijdelijk helemaal op de voorgrond komt. Met zijn ongegeneerd cinematografisch geweld legt Grimonprez al zijn kaarten op tafel – waarmee hij aangeeft rotsvast overtuigd te zijn van zijn versie van de feiten. Op die manier komt de waarheid onontkoombaar binnen. En die waarheid is, à la limite, dat er aan onze welvaart bloed kleeft.

Een voorbeeld van Grimonprez’ beeldretoriek. Een paar keer zien we een olifant. De olifant, zou je kunnen zeggen, staat symbool voor Afrika. Een onderwaterbeeld toont de poten van een zwemmende olifant. Wat later zien we die olifant ook zwemmen, maar dan vanop een oever. We zien een olifant die met een kraan in een soort van geïmproviseerd korset op een schip wordt getakeld. Ten slotte zien we hoe de riemen van dat korset het begeven en hoe het dier in het ruim valt. Wrede beelden zijn het. De beelden van de zwemmende en door het luchtruim zwevende olifant vormen een verhaal, dat uiteraard iets zegt over de manier waarop de kolonisator Afrika heeft behandeld.



Nog een voorbeeld: de pijp van Dulles. Allen Dulles was een hooggeplaatste CIA-pief die er niet voor terugschrok zijn handen flink vuil te maken maar die achteraf luchtigjes alle verantwoordelijkheid van zich af schoof. Dulles wordt geïnterviewd en neemt rustig de tijd om de brand in zijn pijp te steken. Grimonprez toont dit fragment meerdere keren – het is niet ondenkbaar dat dit een impliciete verwijzing is naar Etienne Davignon, ook een notoir pijproker. Het ziet ernaar uit dat de inmiddels 92-jarige graaf Davignon, die zeer dicht betrokken was bij de moord op Lumumba, eerder de pijp aan Maarten zal geven dan dat hij rekenschap zal moeten afleggen voor zijn daden als jonge diplomaat en later als machtig financier en politicus.

Enzovoort – de voorbeelden zijn legio. Mis deze masterclass in beeldcultuur en ‘mediawijsheid’ niet. Vergewis u van de kracht van beeld en klank, en van de zeer ongemakkelijke waarheid die u als westerling, als Belg meer bepaald, onder ogen moet zien. Want ja, l’histoire se répète: het mag dan al geen rubber of koper meer zijn dat we daar met duizenden tonnen uit de kolonie slepen, van coltan maakt u evenzeer dagelijks gebruik in uw smartphone of door de Vlaamse overheid stevig gesubsidieerde elektrische wagen.




7319

Katwijk (NL) - 240805

maandag 16 september 2024

een mooi moment, vorige week 4

Ik zie Tom Waes een rozijn proeven en daarbij op commando bedachtzaamheid aan de dag leggen. Op de een of andere onnaspeurbare manier is dat op zo’n manier in beeld gebracht dat het mij ontroert. De reeks Kalm Waes, waarvan ik de tweede aflevering bekijk, gaat over stress, onthaasting, mindfulness, meditatie, ‘in het nù leven’ en het op een aangename manier in afzondering en ver van alle prikkels doorstaan van de tijd. Ik begeef me op grotendeels onbekend terrein. Het is dan ook nieuws voor me wanneer X. me laat weten dat het rozijnproeven een cliché is in de meditatiewereld. Gelukkig wist ik dat niet.

https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/kalm-waes/

240909


afscheid van mijn digitaal bestaan 418

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

25 september 2015


Ik zit, muziek op mijn kop en boek voor de neus, op de trein die om negen uur uit Brussel-Centraal is vertrokken. Niet pile op negen maar om negen uur of daaromtrent: vanaf een uur of drie na kantoortijd begint het al niet meer zo nauw te steken.

In Gent komt een jonge vrouw tegenover mij zitten. Ik kijk op uit Klemperers dagboek en schat haar een jaar of twintig, hooguit vijfentwintig. Ze heeft drie plastic zakken bij zich, twee ervan puilen uit met voedingswaren. Ik zie koekjesverpakkingen en trossen nog donkergroene bananen. (Ik weet dat het beladen is, die bananen, maar ik moet hier vermelden zoals het is gegaan en het was dus niet anders.) Ik voel meteen dat de jonge vrouw uit is op contact en sla mijn ogen neer. Ik wend voor te lezen. Ik wil geen contact.

Ik heb me niet vergist. De jonge vrouw buigt zich naar mij over en zegt iets. Ik hoor niet wat, en haal daarom de koptelefoon, waarin net iets zenuwachtigs van Dexter Gordon blaast, van mijn hoofd. Pardon?

Comment ça va?

Deze jongedame vraagt mij hoe het met me gaat. Dit is ongebruikelijk en ik besef meteen dat het al even ongebruikelijk is dat die vrouw dat niet lijkt te beseffen. Zij breekt binnen in mijn forenzenpricacy. Zij knipt een gat in de prikkeldraad die ik rond mijn comfortzone heb opgeworpen.

Ligt het aan haar jeugdige onbezonnenheid, of aan haar culturele achtergrond? Is dit een agressieve flirtation? Niets van dat alles. Het kind is zat. Of anderszins onder de invloed. Welk product haar een loer heeft gedraaid, kan ik niet achterhalen. Maar in elk geval is het niet iets wat bijdraagt tot een heldere communicatie en inachtneming van de op een in het Westen recht op zijn doel afstevenende forenzentrein gebruikelijke omgangsvormen. Ook niet als die trein door de avond rijdt.

Ik antwoord met de voorgeschreven nietszeggende mededeling en ben zo euvel de bal terug te kaatsen. In mij sluimert nog altijd dat restje salonanarchisme dat ertoe neigt om onconventioneel gedrag te honoreren. Bovendien moet je ten aanzien van vrouwen enige courtoisie ambiëren, ook al gedragen ze zich net niet netjes.

Aan haar reactie op mijn teruggekaatste vraag merk ik meteen dat het deze tijdelijke medemens, die een ander geslacht, kleur, leeftijd, taal en duidelijk ook achtergrond heeft dan ikzelf, niet zo goed vergaat en ik voel meteen in mij de wens opborrelen dat zij ook een andere bestemming heeft. Wat dan weer van mij niet zo netjes is. Ik verlang al hevig terug naar mijn lectuur maar voel meteen dat zij het been dat haar is toegeworpen stijf zal houden.

Er ontstaat iets als een aanzet tot gesprek. Die aanzet drijft op beleefdheid, mededogen en wanhoop – in wisselende proporties over beide deelnemers gedistribueerd.

Ik verneem dat het kind acht maanden geleden een ander kind op deze wereld heeft gezet, dat dat kind in Aalter (het volgende station godzijdank) op zijn moeder wacht, dat er geen vader meer is om mee te wachten, dat er één dag per week moet gepoetst worden in een Tielts ziekenhuis, en dat de enige Nederlandse wendingen die al tot deze Rwandese (want daar komt zij vandaan en daar wil zij over een jaar of twee terug heen) zijn doorgedrongen 'môh vint toch', 'oe wist?' en 'godverdomme' zijn. Wanneer zij die woorden uitspreekt, meen ik daarin iets van onbegrip – om niet te zeggen misprijzen – voor mijn leefwereld te horen doorklinken.

De donkerbruine kindvrouw lacht verdwaasd, haar ogen lijken weg te draaien waardoor een ongezond ogend wit tevoorschijn komt, ze spreekt traag met lome lippen en haar handen tasten onzeker naar de lucht die zich in de kloof tussen ons ijlings verdikt. In een betere wereld zou ik haar mooi kunnen vinden, denk ik.

En dan vraagt ze mijn nummer. Tu me donnes ton numéro?

Ik antwoord meteen, maar toch traag genoeg om eerst, in die ene seconde, te denken aan het lot van de vele vluchtelingen die ons land binnenkomen dezer dagen, de lange rijen voor het registratiebureau (gezien op tv), het onzekere lot dat hun wacht, het racistisch geïnspireerde onbegrip waarop ze worden onthaald, de verkrampte reactie van de bange blanke man die ikzelf ook ben, de sympathie voor allerlei vormen van primaircomfortverstrekking waarmee ik mijn geweten probeer te sussen.

Non.

Ik schrik van mijn eigen beslistheid. De Rwandese kijkt mij met smekende ogen aan. Toe, zeggen die ogen, toe, geef mij je nummer.

Ze herhaalt het nog eens met woorden, maar nu in de gebiedende wijs. Donne-moi ton numéro.

Non, herhaal ik, je ne vais pas faire ça.

Waarom zou ik ook? Wat zou ik mij op de hals halen als ik haar wel mijn telefoonnummer zou geven? Mijn weigering is redelijk. Maar het gevoel dat ik erbij heb, is dubbel.

Een smartphone roert zich. Stil, het apparaat staat op de trilfunctie. Zij antwoordt, maar de verbinding wordt meteen verbroken. Of is nooit tot stand gekomen. Op het schermpje spiek ik de naam 'Lou Lou'.

Ik ben opgelucht wanneer de trein het station van Aalter bereikt. De vrouw grist haar plastic tassen samen. Een van de trossen valt eruit. Ik raap hem voor haar op en reik hem aan. Zij zegt Merci en verlaat mijn wagon, trein en leven.


7318

Vlaardingen (NL) - 240804


zondag 15 september 2024

50 * 80,9 * 27,2 * 2854,2

Damme - Siphon - Dudzele - Lissewege - Zwankendamme - Zuienkerke - Meetkerke - Nieuwege 



een mooi moment, vorige week 3




Ik neem, gezeten aan een publieke tuintafel halverwege het weggetje dat met twee haakse bochten naar de top van Oedelem-Berg leidt, eindelijk nog eens de tijd om een schets te maken. Gedateerde motorgeluiden producerend passeren de deelnemers van een oldtimerrally. In een zorgvuldig beide bochten negotiërende goudkleurige Mercedes, bouwjaar ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw, passagiert een vrouw. Haar met florale motieven bedrukte hoofddoek behoedt haar zorgvuldig vormgegeven coupe voor uitwaaieren. Zij beloont, en passant, mijn aandacht voor het vehikel waarin zij naast een man – haar man? – heeft plaatsgenomen, met een wuifgebaar dat mij op onnaspeurbare wijze naar mijn kindertijd katapulteert, nog eens twintig jaar vérder terug in de tijd, toen wuiven naar vehikels nog niet ongebruikelijk was.

240908


7317

Groningen (NL) - 240807


zaterdag 14 september 2024

een mooi moment, vorige week 2

Bij de spoorwegovergang tussen Veldegem en Aartrijke maant Erik de Jong me aan om naar de wolken te luisteren. Maar dat gaat niet omdat ik fiets met de Lage Landenlijst in mijn oortjes. Die is bij dat liedje aanbeland waarin het, behalve over het beluisterbare geluid dat wolken blijkbaar maken, onder meer ook over de Afsluitdijk gaat. Waarop Eriks vroegere ik ooit moet hebben gefietst, zo begrijp ik. Net zoals ikzelf een paar weken geleden deed. Toch gedeeltelijk, want het grootste stuk moet je, tot de werken die er in uitvoering zijn in 2027 voltooid zullen zijn, als fietser in de pendelbus. Ik bedoel: je moet in een bus-met-laadruimte-voor-fietsen die meermaals per dag heen en weer tot een bepaald punt rijdt, enkele kilometers voor het andere uiteinde van de Afsluitdijk op de tegenoverliggende oever van het IJsselmeer. Maar dat was toen daar, en ik ben nu hier. Er komt geen trein aan, dus kan ik gewoon doorfietsen. Boven m’n hoofd zeilen de wolken over.

https://www.youtube.com/watch?v=5i0duYakqLY&ab_channel=VrtRadio1

240907


afscheid van mijn digitaal bestaan 417

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

10 augustus 2015


AVOND

Om half zes ‘s ochtends probeer ik mij nuchter voor te stellen hoe de avond is. Buiten heerst nog de duisternis. Zij zal terugkomen nadat zij weer enige tijd verdwenen is. Daar gaan we van uit, de aarde is rond.

De avond brengt, nadat de hindernissen van de dag overwonnen zijn, de afdaling naar de vlakte. Vermoeidheid en weerloosheid treden in, weerstanden worden overwonnen. Met de nacht in zicht wint onmiskenbaar een m’enfoutisme het pleit.

Reeds valt de sluimer die tegen middernacht, of iets daarna, een deken vormt. De avond brengt geen creaties. Daartoe ontbreken energie en concentratie; er zijn al te veel indrukken geweest. ‘s Avonds is receptiviteit aan de orde. De geluiden van de stilgevallen straat komen binnen. De uren zijn compacter en intenser dan die van overdag, wanneer ze in agendablokken zijn opgedeeld. Ze verglijden. Als er geen gasten zijn, meestal dus, brengt een film of een boek soelaas, of, als de dag te zwaar is geweest, een Zweedse krimi met psychologisch zwaar getraumatiseerde outcasts die het gevaarlijkst blijken wanneer de al te korte Scandinavische winterdag overgaat in een uitzichtloze poolnacht. Wanneer, met andere woorden, de avond al voorbij is nog voor hij valt.

In de loop van de avond nijpt de nood aan bevrediging, in welke vorm ook die nood en die bevrediging een uitweg zoeken. Er is verwachting, er zijn omstandigheden, er is wat er is – zodat er nu eens een zoete roes is en dan weer een bittere ontnuchtering. Naargelang van de uitkomst van deze spanningsboog, dient het bed zich aan als een evident verglijden of als gevolg van een abrupt wilsbesluit dat wringt en onverzoend blijft met de werkelijkheid.

Het middernachtelijke radionieuws maalt de mantra nog eens af met de al ettelijke malen gedebiteerde calamiteiten van het voorbije etmaal: ook vandaag werd de wereld niet gered. En dan volgen nog de krantenkoppen van de volgende dag. Maar eerst is er het wonder van de afwezigheid en – een hand tast slaapdronken naar de knop van de leeslamp – het vooruitzicht van hernieuwde luciditeit.





afscheid van mijn digitaal bestaan 416

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

5 augustus 2015

(25 november 2001)

Het laatste uur – zo zal blijken – mooi weer van de dag: ik ga met mijn oudste zoon en de hond wandelen in een zonovergoten, herfstkleurig Ryckevelde. (Ik heb een fotoapparaat meegenomen en de foto’s die ik zal maken, zullen getuigen hoe mooi het bos vandaag is.) Zo’n wandeling met een kind heeft altijd iets van dat treurige dat een toewijzingsnamiddag van een uit de echt gescheiden vader kenmerkt, maar dat gevoel zet ik altijd snel opzij. Ik ben niet gescheiden en ik ben hier met mijn zoon, meer niet.

T. voelt aan dat dit een – misschien al te zeldzame – gelegenheid tot spreken met zijn vader is en zoekt meteen al naar een onderwerp. ‘Over de media en de multimedia en de Kongolezen hebben we het al gehad,’ zegt hij grappend, verwijzend naar een vorige keer toen ik een imitatie van ex-premier Van den Boeynants ten beste had gegeven, die het dan, in die improvisatie, had over de inburgering van het internet in onze voormalige kolonie. T. had er hartelijk om kunnen lachen. Dit keer snijd ik het onderwerp ‘door een jongen van twaalf jaar te lezen boeken’ aan, en houd een bescheiden pleidooitje voor Karl May – zonder evenwel te overdrijven, mij heel goed bewust van het mogelijk contraproductieve van dit soort adviezen bij jonge kinderen die nu eenmaal niet meer leven in een culturele omgeving waarin het geschreven woord regeert. Een beetje later – hoe we daarop uitkwamen, weet ik al niet meer – hebben we het over het uiten van gevoelens. ‘Is het waar dat lachen gezond is?’ vraagt mijn zoon. Een nuchtere, wetenschappelijk bedoelde vraag. ‘Ja,’ antwoord ik. Waarop ik natuurlijk moet uitleggen waarom. ‘Lachen maakt bepaalde stoffen vrij in je lichaam, stoffen die goed zijn voor dat lichaam.’ Ik zeg maar iets want eigenlijk weet ik het niet. ‘Je gevoelens uiten is goed. Anders ben je een binnenvetter. Huilen is dus ook goed. Vrouwen leven langer, denk ik, omdat ze meer en beter dan mannen hun gevoelens weten te uiten.’ ‘Is huilen dan ook gezond?’ ‘Jazeker.’

De hond heeft iets gevonden, wentelt zich erin. T. loopt ernaartoe om het haar te beletten. Maar hij struikelt over een boomwortel. Hij komt op zijn knie terecht en begint… te huilen. Hij is in de war. Er steekt iets, dat voel ik aan, iets wat niet tot kniepijn te reduceren valt. Ik omhels hem. Hij laat het toe, slaat zijn armen rond mijn romp. Ik sus zijn tranen door het liedje te zingen van Charles Trenet dat ik in de auto op weg hierheen had gezongen, we hadden het plaatje opgelegd tijdens het opruimen na een bijzonder harmonieus verlopen middagmaal. Douce France, cher pays de mon enfance… Dat lucht op. We stappen verder.

Doet je knie pijn?’ vraag ik. Hij verbijt het. ‘Je moet je uiten, zoveel mogelijk. Je gevoelens uiten. Als je iets mooi vindt, bijvoorbeeld, zoals de kleuren van deze bomen. Of het lijnenspel van de takken.’ ‘Ja,’ zegt hij. Honderd meter verder: ‘Hoe komt het dat Laïka tegen jullie alle drie opspringt als we thuiskomen, maar niet tegen mij?’ Dat is het dus: hij voelt zich buitengesloten. ‘Misschien is dat omdat Laïka voelt dat je bang bent dat ze niet tegen je zal opspringen. Door er bang voor te zijn, máák je dat het zo is. Je moet zelfzeker zijn, overtuigd dat ze tegen je op zal springen. Je zult wel zien dat ze het dan ook bij jou zal doen.’ ‘Is dat zo?’ Ik besef dat ik heb gebluft. ‘Misschien toch niet,’ geef ik toe. ‘Misschien heb je gewoon een bepaalde lijfgeur die voor ons niet onaangenaam is maar die zij niet graag heeft. In dat geval kun je er niets aan doen. Of je hebt haar een keer onbedoeld pijn gedaan. Maar dat neemt niet weg dat je toch beter zelfzeker kunt zijn.’

In de loop van de wandeling hebben de wolken zich dreigend boven ons samengetrokken. Wanneer we in de auto stappen, vallen de eerste druppels. Een mooie wandeling was het, zoveel is zeker. Op zich zinvol, aangenaam. Maar meer nog dan de klaarblijkelijke liefde van een vader voor zijn zoon en – godzijdank nog altijd – een zoon voor zijn vader, overweegt bij mij als motivatie voor deze momenten de hoop dat mijn zoon er een mooie herinnering aan zal overhouden. De betekenis, de zin van een dergelijk geprivilegieerd moment ligt niet in het moment zelf (en zeker niet in het verleden), maar in de toekomst.

7316

Omgeving Lauwersmeer (NL) - 240807


vrijdag 13 september 2024

een mooi moment, vorige week 1

Ik maakte kennis met een zachtaardige en vriendelijke jongeman die zei dat hij toen hij nog geen kinderen had somber en pessimistisch in het leven stond.

240906

parallel 215

Ik wilde uw lunch en uw dutje niet bederven, zei ze, maar er zijn een hele hoop opschriften op de schutting gekalkt. Vervelende dingen. Meer dan vervelend.

Raymond Queneau, De blauwe bloemen, 144

Waarom zou je er met witkwast of spuitbus op uit trekken nu de laatste verbale taboes zijn geslecht en schuttingtaal niemand meer schokt?

Kees van Kooten, De tachtigjarige vrede, 120 

afscheid van mijn digitaal bestaan 415

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

31 juli 2015


AVERSIE

Luchthavenarbeiders treffen in de bagageruimte van een Afrikaans lijnvliegtuig een afgehakte apenkop met wellustig kronkelende maden aan: weerzin in de krant van vandaag, van alle dagen. De met zeep samengeklitte haarprop in de doucheafvoer: hekel aan, aan dat verwoede peuteren, hekel vermengd met weerzin. Een quad, die op een kalme zomeravond luid sputterend door de dorpsstraat knettert. Een wat? Een quad. Ergernis.

De woorden weerzin, hekel, afkeer, ergernis, aversie, enzovoort, al dan niet in combinaties of gevat in staande uitdrukkingen met de adjectieven visceraal, hartsgrondelijk, bloed-, onoverkomelijk etcetera: een heel palet staat ons ter beschikking om onze negatieve verhoudingen met de inderdaad vaak weerzinwekkende werkelijkheid te schilderen. (Kan de weergave van wat wij beminnen, waar wij van houden, wat wij bewonderen en koesteren even bloemrijk zijn?)

Wat mij interesseert, is welke woorden wij bij voorkeur gebruiken wanneer de aversie die wij voelen in min of meerdere mate met rede wordt vermengd.

Iets (slakken, spinnen, slijmen, excrementen, brandwonden bij een ander) kan ons op een puur fysiologische wijze doen huiveren, we voelen hoe het in de eerste plaats ons lichaam is dat reageert. Die walg of weerzin overkomt ons en enkel gewenning vermag er een dam tegen op te werpen. Andere zaken (belastingparadijs, bedrijfswagen, wapenhandel) vergen opinies, ideeën of overtuigingen om onze weerzin te adstrueren.

Je moet derhalve opletten met aversies. Een niet onderbouwde afkeer van iets waar een opinie voor nodig is: dat heet een negatief vooroordeel. Het oordeel wordt in dat geval, het woord zegt het zelf, te vroeg geveld. Wie iets wat denkwerk vergt puur op instinct afkeurt, mag rekenen op weerwerk. Een kerncentrale is geen kattenpis.

Sommige mensen hebben een predispositie voor aversies. Ik bedoel: ze hebben een afkeer van van alles en nog wat. Te pas en te onpas vinden ze het nodig om hun weerzin te ventileren. Dat kan op de zenuwen werken. Een van mijn aversies betreft hen. Die aversie is al bijna even sterk als mijn viscerale afkeer van lieden die álles leuk vinden.




7315

Omgeving Dokkum (NL) - 240807


driekleur 561

Och, als je ons zag, Timoleo en mij, te midden van de al-tannoers en aludels, kolven en pelikanen, retorten en alambieken, bezig met zouten en metalen, sommige violet, andere indigo, sommige blauw, andere groen, sommige geel, andere oranje en enkele rood, om nog maar te zwijgen van de witte en de zwarte, terwijl we observeren hoe ze van de ene kleur in de andere overgaan, van vast vloeibaar worden en van vloeibaar vast, van tastbaar ontastbaar worden en van ontastbaar tastbaar, en dan heb ik het alleen nog maar over de meest oppervlakkige kant van onze bewerkingen, dan, mijn goede Demo, zou je bij jezelf zeggen dat het vast en zeker niet tevergeefs is dat je meester en zijn alchimist zich zo ontzettend veel moeite getroosten.

Raymond Queneau, De blauwe bloemen, 142-143


donderdag 12 september 2024

49 * 57,7 * 27,5 * 2773,3

Nieuwege - Nieuwege - Meetkerke - Houtave - Meetkerke - Zuienkerke 



brief aan Guido van Heulendonk

Geachte heer Beelaert,
Dag Guido,

Dank u wel voor de overschrijving. Ik ben heel blij met uw belangstelling voor mijn boek en benieuwd naar wat u van Vaderader zult vinden. Ik stuur u in de loop van de maand oktober uw exemplaar op. Of misschien spring ik op mijn fiets en kom ik het u brengen. Ik moet daar toch in de buurt zijn: bij Jan Posman, die ook mijn boeken leest (en ik de zijne) en die in Maldegem woont.

Ik heb namelijk geen auto en de treinen naar Adegem staan in een openluchtmuseum weg te roesten, als ik mij niet vergis.

Ik ben, daartoe aangezet door onze korte ontmoeting enkele dagen geleden in de Biekorf, uw Barnsteen (2010) aan het lezen. Bijna uit, ik kan niet wachten met de laatste bladzijden: u hebt me helemaal mee. Wat een vakmanschap. Wat een taalbeheersing. Wat een vertelkunst. En wat een visie ook. ‘Door de boycot na de machtsovername van Hamas overleven 1,2 miljoen Palestijnen enkel dankzij humanitaire hulp. Baby’s vertonen groeistoornissen wegens ondervoeding.’ 2010. Nu is humanitaire hulp zelfs onmogelijk geworden, en dreigt er voor de kinderen polio. Om maar te zeggen: uw romankunst is geen louter divertissement. Zelden las ik een pertinentere kritiek op het nationalisme en op het soms schabouwelijke politieke bedrijf in ons land – dat, toevallig, alweer in een regeringsformatie verwikkeld zit, zoals in uw roman.

Toevallig? Nou, in acht genomen de duur van die formaties sluipt er natuurlijk een zekere mate van probabiliteit binnen in het samenvallen van het lezen over formatieberaad in uw verhaal met het werkelijke formatieberaad.

Ik buig zeer nederig het hoofd en vraag me in godsnaam af hoe het komt dat… Ach, u kent het riedeltje wel en het moet intussen allerakeligst zijn. De Wout van Aert van Adegem. De Poulidor van de Vlaamse letteren. Zo onrechtvaardig. Het is niet omdat u geen goede boeken schrijft, want u schrijft wél goede boeken, zeer goede boeken zelfs… Neen, het is omdat u geen lesbische mannenvreetster van in de twintig bent (woke alert!!!); geen mediagenieke, modieuze brillen dragende zelfverklaarde uitbater van een letterenwinkel; geen pokdalige koldereske schertsfiguur die op de buis graag komt mummelen over voetbal, als hij al niet wordt getackeld door lange joodse tenen.

Eerlijk gezegd, als ik het werk van sommige van uw veel succesrijkere concullega’s lees (ik weiger welhaast dat woord te gebruiken wegens de weerzin die het bij mij opwekt), ben ik bijna blij dat ik mij moet behelpen met uitgaven in eigen beheer om een weliswaar klein maar toch – vooral dat! – trouw publiek te bereiken.

Ik las in de loop van vele jaren, zo leert mijn zorgvuldig sinds 1976 bijgehouden leeslijst me, Vrienden van de poëzie, De afrekening (zie: https://pascaldigital.blogspot.com/2022/01/notitie-102.html), Paarden zijn ook varkens, Vreemde vogels en De echo van de raaf, en telkens staat daar een hoge quotering naast. Allemaal achten en negens. Voor Barnsteen zal dat, ik weet het nu al, niet anders zijn. Ongelezen staan hier nog: De vooravond, Terug naar Killary Harbour, En dan, als ik weg ben en Niemand uit België ik neem me voor om, met betrekking tot die boeken, het euvel van ongelezenheid spoedig ongedaan te maken. Ik verheug me er nu al op. Uiteraard zal ik ook uw nieuwe roman De kroon met twee pieken lezen. En ik hoop oprecht, zoals ik al zei, dat u er eindelijk de hoogste vormen van erkenning mee verwerft, voor zover het in deze Lage Landen nog mogelijk is welverdiende erkenning te krijgen voor literaire verdiensten. U verdient alle prijzen en de hoogste oplagen.


Met vriendelijke groet,





7314

Omgeving Dokkum (NL) - 240807


woensdag 11 september 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 414

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


26 juli 2015


ETHISCHE CODE

Ligt het aan mij? Ik weet het niet maar als ik hier in Brugge maar eigenlijk overal elders waar er iets te zien is (maar waar niet of nauwelijks naar gekeken wordt) mensen voortdurend zichzelf zie fotograferen; als ik die verwende jongelui van overal ter wereld naar ‘Tomorrowland’ zie afzakken om daar vooral zichzelf te etaleren en zich in een collectieve roes onder te dompelen; als ik die beelden zie van l’Alpe d’Huez, die schaamteloze – nu ja, ik begin niet aan een beschrijving… – neen, dan denk ik niet dat het aan mij ligt of dat het aan een soort van somberheid te wijten is die mij soms wel eens parten speelt (dat geef ik grif toe) of aan een al te gemakkelijke nostalgie, maar dan durf ik toch wel eens te denken aan termen als ‘barbarij’ of ‘het einde van een beschaving’ of, in een Duitse bui (wat mij soms overkomt), ‘Die Untergang des Abendlandes’. En dan bekruipt mij niets minder dan een bijna tastbare aanvechting om (...) al die lui eens een dag of twee in een bejaardentehuis te laten meedraaien of achter een vuilniswagen te laten aanlopen. Om hun eigen rommel op te ruimen. Ik zeg maar iets. Het maakt me woedend, en eigenlijk ben ik ook kwaad natuurlijk op ‘de media’ die deze emocultuur, dit veralgemeende en blijkbaar vrij algemeen aanvaarde narcisme en deze volslagen stijlloosheid propageren en aanwakkeren – een emocultuur die niet lijkt te kunnen gedijen zonder een scherm tussen zichzelf en de werkelijkheid te plaatsen.

Stijl? Ik versta onder stijl de manier waarop we onze eindigheid onder ogen zien.

Vuilniswagen? Ik zag in een televisiejournaal van een paar dagen geleden een reportage over de schoonmaak ’s ochtends vroeg, na een nachtje feesten in de Gentse binnenstad. Dat was een zeer sprekende reportage.

Bejaardentehuis? Ik zag vorige week een bijzonder mooie uitzending op de televisie. Jeroen Meus was in ‘Goed volk’ te gast in een bejaardentehuis. Het eten in de gaarkeuken vormde niet meer dan de kapstok want eigenlijk draaide het om de mensen. Zwakke, zieke, zorgbehoevende maar nooit zielige mensen. Zelfs de meest wanhopige man, een nog maar 72-jarige Zuid-Afrikaan of Rhodesiaan die door een speling van het lot in België was terechtgekomen en daar niet meer was weggeraakt, en die nu – hoewel hij uitdrukkelijk zegde dat hij liever dood zou zijn – zijn geest levendig probeerde te houden met boekhoudkundige bewerkingen, zelfs die man werd in zijn waardigheid getoond en daar kwamen geen selfies aan te pas, geen extatische klankclimaxen, geen gespuug naar renners of exhibitionisme in Borat-string.

Kijk, als ik over een beheersovereenkomst met de VRT zou moeten onderhandelen, dan zou ik – zeer conservatief en paternalistisch, ik weet het – toch, al was het in een voetnoot of een technische fiche, een verwijzing inlassen naar wat we ooit volksopvoeding noemden, naar een ethische code, naar waarden voor mijn part. Ik zou hoongelach over mij heen krijgen en woorden als betutteling en niet van deze tijd en wat weet ik al niet. En het enige wat ik daartegen zou kunnen inbrengen, is dat ik mij steeds vaker schaam in deze tijd te moeten leven.




7313

Leeuwarden (NL) - 240807


dinsdag 10 september 2024

driekleur 560

Letland had een ander kleurenpalet gekregen: vaalgeel als hoofdtoon, en veel grijs. Alle boomkruinen netwerkjes van zwart tegen een zilveren hemel, die – hoewel het amper halfvier was – al rood kleurde in het westen.

Guido van Heulendonk, Barnsteen, 173


7312

Leeuwarden (NL) - 240806


maandag 9 september 2024

parallel 214

Een universum waar andere wetten golden. Elanden wel degelijk boven de bomen zweefden, op de wiekslag van hun gewei.

Guido van Heulendonk, Barnsteen, 101

Het is heel goed mogelijk dat er werkelijk haaien door de lucht vliegen, over de bossen, aangezien immers niets onwerkelijk is…

Thomas Bernhard, Verstoring, 191