dinsdag 30 september 2008

Het bestáát (33)

080916 – In de Brugse randgemeente Sint-Pieters is er een straat en die straat heet de Palingstraat. Aan die straat, een macadambaan met door middel van teerstrips aaneengevoegde betonstroken zoals er door dit land tienduizenden kilometer macadambanen getrokken zijn, staan huizen met, zoals er in dit land enzovoort: huizen met voortuintjes en zijtuintjes – een gigantische verspilling van ruimte, zeker ook omdat een groot deel van die gronden wordt ingenomen door opritten die leiden naar een ergens achterin het perceel gelegen garage. Waarom achterin, die garage? Om het zicht op de magnifieke halfalleenstaande woning niet te benemen, natuurlijk. Enfin. Meestal zijn die percelen van elkaar gescheiden door een draad of een haag. Nog zoiets geks: waarom moet die scheiding er zijn, als je gewoon bij elkaar langs de voorkant naar binnen kunt? Je kunt er je suf op filosoferen.

Welnu, aan de Palingstraat in Sint-Pieters – en daar wou ik toe komen – worden twee aan elkaar palende percelen van elkaar gescheiden niet door één draad of één schutting of één haag, maar door twéé hagen. Twee hagen, als een spouwmuur met tussen beide haagmuren in een vide. Ik zag het omdat ik, beroepshalve zou je kunnen zeggen, naar markante voortuintjes aan het speuren was en wat ik zag, tartte mijn verbeelding: in die vide was een mevrouw, die breder was dan die uitsparing tussen haar haag en die van de buren, de buitenkant van haar eigen haag aan het trimmen! Zo diep kan het water zijn…
[Op het moment dat ik klaar was om af te drukken, was de mevrouw al uit haar vide gekropen en verdwenen – ik was te laat.]

Reactie

De foto’s bij bericht 1545 bekijkend, bedenk ik dat in de fotografie het begrip ‘abstract’ vaak wordt gebruikt. Maar ook vaak verkeerdelijk.
Het internetwoordenboek van Van Dale geeft volgende verklaring van het woord ‘abstract’.
ab·stract bn, bw losgemaakt vd werkelijkheid (tegenst concreet): ~e (schilder)kunst die overeenkomst tussen het kunstwerk en de zichtbare werkelijkheid vermijdt (tegenst figuratieve schilderkunst); ~ denken los vd toevallige werkelijkheid.
De foto’s bij bericht 1545 zijn niet abstract, want een – weliswaar beperkte – uitsnede van de werkelijkheid. We herkennen de werkelijkheid zelfs nog. Kan een foto van de werkelijkheid überhaupt abstract zijn? Is het mogelijk dat een foto van de werkelijkheid abstract kan genoemd worden? Hoe onherkenbaar moet die er dan uitzien? Is het dan nog een foto? Bestaan er twee soorten foto’s die zo fundamenteel van elkaar verschillen dat ze niet beiden foto’s kunnen worden genoemd?
De tweedeling in foto 1547 is grandioos. Zo’n tweedeling verwijst voor mij naar veel. Naar splitsing bvb. Niet van België, maar naar de twee kanten van een gezicht van een persoon. Maar ook naar schizofrenie. En naar de mogelijkheid om de tweedeling in een banaal stadslandschap te verbeelden. Een streep maakt een foto boeiend. Ik denk dat foto’s zonder streep voor mij vanaf nu wel eens minder interessant zouden kunnen zijn.
Je maakt veel veelbelovende foto’s.
Luc

Dag 394 vVH&C

Overschrijven (102)

Zie goed om je heen. Een stad bouwt zichzelf snel of langzaam, maar verandert altijd van uiterlijk. Er blijft nog wonderlijk veel aanschouwelijk van vroeger. Gebouwen hebben meer potentie dan mensen om de tijd te doorstaan. Maar hoe lees je best dat vroeger? Men weet iets van de gebeurtenissen, van de heersers, het volk en de massa, van haar economie en politiek. Toch vormt dit alles slechts een beperkte definitie van de stad. Men moet het willen zien. Tussen de bestaande steden van steen in weven individuele mensen uit bizarre aandrift onophoudelijk aan duizenden spinnenwebbensteden. Het basispatroon is dikwijls liefde. Kijk, hier was het zo, daar zei ze die woorden, hier schrijnt het nog, en daar vergat ik hem.

Ook de capricieuze wegen waarover ik in vroeger tijden naar mijn minnaars snelde, staan op geen enkel stadsplan getekend. Dat ene nachtelijke pad, bijvoorbeeld, wanneer ik ongeweten en ongezien, blootsvoets en schaars gekleed naar hem toe rende. Om de tijd uit te houden, droeg ik uit het hoofd gedichten op. Ik woonde zeven gedichten ver, mijn stem klonk schor in de nachtelijke straat. Er was geen filosofie of boodschappenlijst die mijn denken toen bezwaarde.

Ann Meskens, Eindelijk buiten, voorpublicatie op http://drukfabriek.vpro.nl/.

1547 / Mechelen 1

Mechelen – 080524, 12u54

maandag 29 september 2008

Stad en ommeland: de mensen (2)

Van Apollo tot Zapatta
Monique vertelt over het kasteel Ten Poele, dat daar de familie Rapaert de Gras woonde. ‘De kinderloze barones adopteerde drie dochters. Een van de schoonzonen heeft het familiebezit door de molen gedraaid. Er werd een stuk van het domein verkocht. Daar staat nu het hotel. Het had eerst een andere naam, maar nu heet het “Apollo”. Ik kom hier elke dag drie keer wandelen met Zapatta. Hij komt van het asiel. Ik heb hem nog maar een maand of vier. Hij heette daar “Havana”, maar dat hoorde ik niet graag. Hij luistert goed naar zijn nieuwe naam, hé Zapatta? Er komen niet zo veel kinderen spelen op het speelplein. Ja, in de vakantie – en dan nog. Daar vooraan op de folly, daar zitten vaak jongeren. Ze gooien met stenen en lege blikjes naar de voorbijgangers. Prettig is anders. Mijnheer D. komt dan met vuilniszakken de boel opruimen. De stadswachters, die hier af en toe eens in het park komen kijken, zijn vooral geïnteresseerd in of ik wel plastic zakjes bij heb voor Zapatta. Een paar nachten geleden heeft hij een gordijn stukgebeten. Van onze loggia aan de voorkant. Pas later hoorde ik dat er die nacht drie inbraken waren geweest in de buurt. Ik heb hier een tijd geleden een heel lang gesprek gehad met een Canadese vrouw die in het hotel logeerde. Ze kwam ook in het park wandelen en zo geraakten wij aan de praat. We hadden het over onze hobby’s. Bleek dat zij, net zoals ik, graag borduurde! We hebben hier drie keer de hele ronde van het park gedaan! Zapatta is een kruising tussen een labrador en een herdershond. Jonge mensen praten zo niet. Neen, als ik al een praatje kan slaan, dan met een oudere mens.’

Dag 393 vVH&C

080916 – Het is een zeer zieke samenleving, waarin drie kinderen van zeven en acht jaar in hun eentje op een kerkhof 146 graven vernielen. Veel meer kan en durf ik daarover niet te zeggen – maar dat is misschien geen reden om erover te zwijgen. De zieke die zich van zijn ziekte niet meer bewust is, de zieke die het hoofd afwendt en zijn ziekte niet meer onder ogen durft te zien, ja, die zieke mogen we opgeven. Je moet van de weeromstuit geen neoconservatieve zak worden, maar grafschenners van zeven en acht jaar missen – het kan niet anders, laat ons toch vooral dáár nog in geloven – wijsheid en gezag. En misschien vooral, aangezien ze het naar eigen zeggen ‘uit verveling’ hebben gedaan, iets om handen en begeleiding. Voorbeelden waar ze naar kunnen opkijken. Mensen die tijd hebben om zich om hen te bekommeren.

1546

P.

zondag 28 september 2008

Het bestáát (32)

080914 – Rijkelijk laat, met minstens twee decennia vertraging zeg maar, dringt het tot me door dat de keuze om Martine Bijl in te zetten in de reclames voor Hak­-conserven wellicht niet toevallig was.

Dag 392 vVH&C

080914 - Overschrijven (101)

Aan een collega I

Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
die oudste industrie van het verdriet, de poëzie.
Dat ik haat hoe zij met mij brutaal aan de haal gaat,
hoe zij mij struikelen doet over mijn
enjambementen, mijn chiasmen, assonanties
en tegen het scheenbeen van mijn eerste liefde schopt.
Dat zij helemaal geen rekening wil houden

met de noden van mijn darmen en de doden
in mijn ziel en de zaden op een plek
waar eeuwigheid een poging tot ontspringen doet.
Gister nog, bij Osman, die mijn kapper is,
kroop zij ongevraagd en naakt bij mij op schoot
terwijl het scheermes langs mijn slapen gleed.
En nog diezelfde dag, terwijl ik boven op een ladder stond,
strooide zij schaterend voetzoekers in het rond.

Wij mogen dan wel in een zuiderse patio liggen,
er fanatiek naar strevend onder een zwijgzame
sterrenhemel gelukzalig niets en niemand te zijn,
maar daar zelfs komt zij langs, de poëzie, la poesia,
met het bon chic, bon genre van een tettertrien.
Zij vindt het helemaal niet erg – wat dacht je wel? –
de beste coïtus ter wereld te verstoren
om te zeggen dat zij niets te zeggen heeft.

Rot op, roep ik, de pot op, rot toch op!
Maar daar propt zij al een vod
diep in de strot van mijn geliefde,
die haar terecht van oudsher wantrouwt.
Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
hoezeer en tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
de poëzie, dat ik haar haat met hart en ziel.
En dat, als ik haar liefheb: hoogstens per vergissing.

Luuk Gruwez, Lagerwal (Amsterdam 2008), 26-27

1545

zaterdag 27 september 2008

Het bestáát (31)

080913 – Het was me het dagje van de taalspelletjes en de versprekingen wel! Een hond die in zee zwemt was een zeehond – kwam die dan uit het water, dan werd hij een landhond. Wat verderop liep er in het landschap een schaap: een landschaap. Een hond die je kon dragen, had een hondvat. En L. had het op een gegeven ogenblik over een reis naar Honoluli. (Daar kon je niet naartoe met een design plooivelootje.) Nog een geluk dat hij niet Honolula had gezegd, zei hij zelf toen het lachsalvo min of meer was overgewaaid.
Het landschaap in kwestie.

Dag 391 vVH&C

080913 – Tja, wat is perfectionisme eigenlijk? Het werkt verlammend, het is steriel. Het is lafheid. En luiheid ook. Dat is paradoxaal, dat moet je even uitleggen. Want is de perfectionist nu net niet ijverig, helemaal niet lui, het tegenovergestelde van lui? Neen, dat lijkt hij alleen maar. Hij verbergt zijn fundamentele luiheid achter de ijver aan de oppervlakte (onder het oppervlak van zijn ijvervijver). Zijn luiheid is fundamenteler omdat hij, als perfectionist, niet echt tot handelen toekomt – en hij wil ook niet tot handelen toekomen omdat hij zich niet wil blootstellen aan de kritiek die dat handelen zou teweegbrengen en, daar onvermijdelijk mee verbonden, aan de noodzaak om door nog meer en nog ingrijpender handelen gevolg te geven aan die kritiek.

1544

Brussel, Leuvenseweg – 071018, 8u53

vrijdag 26 september 2008

Dag 390 vVH&C

080913 en 080926 – Mijn moeder vertelt dat ze gisterenochtend naar de mis is geweest. Ze had er eerst een hele tijd alleen gezeten maar toen, zegt ze, waren er, net voor de mis begon, nog drie gelovigen binnengekomen. Net als zij oude vrouwen. ‘Ook vrouwen, zeker?’, had ik gevraagd. ‘Natuurlijk,’ had zij opvallend nuchter geantwoord. ‘En dan gaat die mis gewoon door, met vier mensen in de kerk?’ ‘Ja.’ ‘En er is elke dag zo’n mis?’ ‘Ja, elke dag. Om negen uur.’ ‘Maar dan gebeurt het ongetwijfeld wel eens dat er helemaal niemand komt opdagen?’ ‘Dat zal wel.’ ‘En, wat doet de pastoor dan?’

Ja. Wat doet een pastoor als hij de mis moet opdragen voor nul gelovigen? Dat denkbeeld is onheilspellend desolaat. Het doet mij denken aan een voorbeeld dat mij ooit werd gegeven om een filosofisch systeem te illustreren – ik weet niet meer hetwelk, had het iets met David Hume te maken? Of Berkeley? (Enfin, het doet er niet toe – alleen al het feit dat het voorbeeld mij beter is bijgebleven dan het systeem...) Het voorbeeld ging over een schreeuw van een vogel in een immens oerwoud. Stel: geen mens heeft die schreeuw gehoord. Welnu, dan heeft die schreeuw niet bestaan. Maar tegelijk doet het denkbeeld van die op de celebrerende pastoor na lege kerk mij aan iets anders denken, ook een voorbeeld uit een filosofieles van meer dan een kwarteeuw geleden: doordat alles via ketens van oorzakelijkheid met elkaar is verbonden, is het zeer goed denkbaar dat de vleugelslag van een specimen van een nog niet door mensen ontdekte vlindersoort in het Amazonewoud bij ons een orkaan doet ontstaan. Ook al is die vleugelslag door niemand waargenomen…

1543

Brugge, Atelier Bruno Van Dycke – 071022, 22u50

donderdag 25 september 2008

Stad en ommeland (3)

Albertpark

Reactie

Hoe symbolisch kan dit beeld zijn van de opfrissingswerken aan het lege wachthuisje met daarop de P van Parlement en de Belgische koningskroon voor het Federaal Parlement?Wie goed kijkt stelt met mij vast dat deze kiosk op een hellend vlak staat. Helaas, vrees ik, hét symbool van de politieke toestand van dit land: je kan deze lege doos honderd keer opfrissen, een laagje verf geven, op een ladder de spinnenwebben verwijderen: de gekroonde P blijft op een hellend vlak staan, naar rechts nota bene. Daar zal de 'Fontein der geknielden' van Georges Minne helaas niet veel aan kunnen veranderen, vrees ik.
Jos Verniest

Reactie

Dag Pascal,
Ik lees soms jouw teksten op je blog. Om één of andere reden vond ik de tekst over de zes zwanen erg mooi maar ook de reden die je opgaf waarom de foto niet was wat je in je hoofd had. Je beschrijft prachtig waarom iets een andere werkelijkheid wordt. Er zitten daar toch wel een paar mooie kantelmomenten in die ik niet in je andere teksten vind. Het kan natuurlijk ook niet altijd zo zijn natuurlijk. Je observaties verbazen me echt wel. Ik ben in de veronderstelling dat je al ooit hebt overwogen die observaties uit te geven? Kees Van Kooten heeft ook enkele van die prachtige observaties gemaakt en ik vind dat daar een groot gebrek aan is. Graag meer ervan.
Boudewijn

Het beste uit de tijdschriften

Een tekst van mijn hand is in de running voor de titel 'beste tijdschriftartikel' van 2007-2008, zoals u hier (klikken) kunt zien. Het gaat om het essay 'Een permanente hapering' over de vorige (2007) poëziezomer van Watou - u hebt deze tekst misschien al op deze blog gelezen.

Ik plaats dit bericht hier ter informatie en vanuit een gevoel van trots, niet om uw stem voor de publieksprijs af te pingelen want hoe zou u nu de tijd en de zin kunnen vinden om 25 tijdschriftartikelen te gaan vergelijken?

Laat ons hopen dat de vakjury van Knack een verstandige keuze maakt.

Dag 389 vVH&C

080911 – Op deze zevende verjaardag van ‘nine-eleven’ vindt – alweer – het journaal van Canvas het nodig het boek De vliegende Hollander van de Nederlander Rudi Dekkers te promoten. Dekkers was de vlieginstructeur bij wie de twee WTC-zelfmoordpiloten leerden vliegen. Dat hij vlieginstructeur was, valt hem niet te verwijten (iemand moet het doen en Dekkers moet iets doen), en dat hij toevallig twee schurken opleidde die, mede op basis van de bij hem opgedane kennis, een paar duizend onschuldigen de dood injaagden al evenmin. Daar heeft hij gewoon pech gehad. Maar dat hij het nodig vindt om uitgerekend vandaag ten eigen profijte de nagedachtenis van die duizenden te misbruiken, vind ik weinig sympathiek. En dat de samenstellers van het Canvas-journaal daarin meegaan al evenmin. Ook de cameraman mag eens nadenken over de morele implicaties van zijn werk: Dekkers wordt geïnterviewd voor een muur waarop grote foto’s hangen van andere auteurs van het fonds dat zijn vlieginstructeursmemoires uitgeeft. Op die manier worden Walter Zinzen, Johan de Boose, Peter Holvoet-Hanssen, Peter Verhelst en nog een paar anderen in zekere zin voor Dekkers’ kar gespannen en ik kan mij levendig indenken dat zij daar absoluut niet van gediend zullen zijn. (Of is het de uitgever die de cameraman daar geplaatst heeft? Des te erger!)

1542

Brussel, Federaal Parlement kant Leuvenseweg – 080703, 13u08

(Toevoeging: De gouden P in het fronton van dit fraaie bouwwerk slaat enkel en alleen op het woord 'parlement' (in de drie landstalen - parlement, parlement, Parlament). Andere interpretaties zijn mogelijk en toegelaten, maar gaan te ver. Deze foto is dus geen psychologiserend zelfportret, enkel een ludieke toespeling op de huidige politieke situatie.)

woensdag 24 september 2008

Het bestáát (30)

080911 – Nomen est omen. De veearts die dure apparatuur stal uit de afdeling Diergeneeskunde van de Universiteit Gent heet – zo leert ons het journaal van Canvas – Neil Stelemans.

Het bestáát (29)

080911 – Ze was, echt waar, heel erg blij geweest met de prijs die ze met goed quizzen dacht te hebben gewonnen, en ze was dan ook uitermate teleurgesteld, tot tranens toe, toen bleek dat de twee weken Wenen die ze dacht te hebben gewonnen werden omgezet in vijf kilo ajuinen.

Het bestáát (28)

080910 – Zuster E. herinnert zich hoe op de dag van haar ‘professie’ een patiënte van de psychiatrische instelling waar zij werkte in haar kamer was ingebroken en in haar bed was gaan liggen op het ogenblik dat zij, E., toen nog novice, in de kerk haar geloften aflegde en dus ‘met God trouwde’.

1541

Station Gent-Sint-Pieters – 080708, 19u33

dinsdag 23 september 2008

Stad en ommeland: de mensen (1)

IJsberen en fokstieren
Met hun boerderij aan de Blankenbergse Dijk, recht tegenover de Sint-Pietersplas (waar de Vlaamse Vereniging voor Watersport afdeling Brugge zeilt, windsurft, kajakt, ijsbeert, hengelt en duikt), raken Agnes en George stilaan ingesloten tussen verkeer en recreatie. De oude en sinds korte tijd beschermde hoeve, waar ze al meer dan dertig jaar wonen en werken, is met talrijke bloemen versierd. Maar ik kom op een slecht moment want er staat een beetje te veel onkruid tussen, zegt Agnes. Hoogtijd om de gifspuit boven te halen, zegt ze.

‘Er is hier veel veranderd. Twee jaar geleden is dat hotel “Aan de plas” er bij gekomen. Toen er ook nog sprake van was om onze weide hiervoor om te bouwen tot een camping, zijn we zelfs op Focus geweest.’ De plannen zijn intussen wegens een negatief advies van de provincie – voorlopig? – opgeborgen. Maar Agnes en George hebben aan een half woord genoeg om hun nood te klagen: ‘Wij worden langs alle kanten bestookt met regels. Het wordt alsmaar moeilijker om het hoofd boven water te houden. Wij mogen geen hormonen meer gebruiken, maar in Amerika doen ze daar gewoon mee voort. Twintig kilometer naar het noorden, of veertig kilometer naar het zuiden: ander land, andere regels. In België is alles veel strenger. Het is heel moeilijk om boer te blijven. Als het zo blijft duren, zijn er over tien jaar geen boeren meer. Nu al vinden jonge boerenzonen geen vrouw. Wij willen voortdoen want we zien onze fokstieren graag. Maar het is moeilijk. En hoe gaan de mensen dan aan hun eten geraken? Wij zorgen voor de bevoorrading. Als die wegvalt, is er snel een tekort. Kijk wat er gebeurde toen met de werken aan de Scheepsdalebrug de Aldi een tijdlang niet bereikbaar was. Na amper twee dagen waren de rekken leeg.’

Dag 387 vVH&C

Overschrijven (100)

Regendag

Och hoe droevig sleept de dag. Betrokken
ligt de lucht met wolken grijs en grauw,
't stuifreînt, en die hooge boomen schokken
hunne kruinen, en vol vreemde rouw
ruischen zij, ontblaadrend, droeve zangen.
Lijk des avonds in het woud een dolend kind,
daar beneden door de donkre gangen
aaklig schreeuwt en huilt de wilde wind.
Sombre wolken door mijn ziel ook zweven,
nevelig betrekt mijn zonneglans.
Houd u sterk, o jongling, dat is 't leven.
Weze uw droefheid lijk uw vreugd – eens mans.

Albrecht Rodenbach (1856-1880)
Met dank aan
Laurens Jz. Coster

1540

Filmmuseum, Brussel – 070515, 10u56

1539 bis



maandag 22 september 2008

Het bestáát (27)

080908 – Twee klussen die al vele weken op mijn programma stonden, zijn geklaard. De scharnieren van enkele binnendeuren moesten geolied worden omdat ze danig piepten – hetgeen vooral ’s nachts vervelend is. Maar de smeerolie ligt in mijn auto, en die staat vier verdiepingen lager op straat. Dus moest ik daar bij het uitstappen aan denken, aan die olie. Het gebeurde vaak dat ik er voor het uitstappen aan dacht, en het gebeurde nog veel vaker erna, wanneer ik, eens terug binnen, weer die deuren hoorde piepen – maar het simultaan uitstappen en aan de olie denken, neen, dat was tot vandaag nog niet voorgevallen. Tweede klus: het aanbrengen van een briefje met de bede ‘Geen reclame!’ op de klep van mijn brievenbus. (Vroeger nog vriendelijk ‘AUB’ erbij, maar tot die vriendelijkheid ben ik na vele kilo’s ongewenst papier niet meer geneigd.) U begrijpt: die brievenbus van mij bevindt zich ook op de begane grond, dus hier stelde zich hetzelfde probleem, maar dan in de omgekeerde richting: plakband, papier en stift boven, enzovoort… En zie, vandaag is het probleem opgelost! En wel in beide richtingen tegelijk! Ik besliste opeens, zomaar, in een vlaag van ondernemingsdrift, om eens dat briefje op die klep te plakken. Beneden, plakkende, overdacht ik dat ik eindelijk een wekenoud beletsel had overwonnen. En ik herinnerde me meteen dat tweede beletsel, vanwege de structurele verwantschap als het ware. De auto staat daar, denk je dan op zo’n moment. Nu moet je het doen!

Dag 386 vVH&C

080906 – ’t Was inderdaad geen bom die daar gelegd is door Bertrand Sassoye, verzucht de medewerker aan de site van Michel Collon (waar u vaak te lezen krijgt wat u meestal nergens anders vindt, namelijk de waarheid – of toch minstens een ándere waarheid). U moet zijn artikel over de Israëlische clusterbommen in Zuid-Libanon maar eens lezen, u zult begrijpen dat de dood van de ontmijner uit Poelkapelle geen ‘spijtig accident’ is, zoals onze bewindslieden het ons willen laten geloven.

Ondertussen in Brugge (125)

1539

zondag 21 september 2008

Het bestáát (26)

080905 – De nummerplaat van de lijkwagen die de kist met het stoffelijk overschot van de in Libanon bij het ontmijnen van clusterbommen gesneuvelde Belgische VN-soldaat op de luchthaven van Melsbroek komt ophalen: ‘NOG136’. Ik verzin het niet.

Stad en ommeland (2)

Dag 383 vVH&C

080905 – Al dagen worden we er nu op voorbereid: het afscheid van Kim Gevaert. ‘Het zal een emotioneel afscheid worden’: hoeveel keer hebben we dat nu al niet gehoord. Het moet en het zal. We zúllen die emoties voelen, hebben, beleven. Dat die Memorial Van Damme ook nog een sportmanifestatie is waarin tientallen andere atleten het beste van zichzelf zullen proberen te geven, waarin het eigenlijk gaat om sportieve prestaties – dat telt nu even niet. Van emoties zijn de kijkcijfers beter gediend. En die arme Kim moet daar in meedraaien. Wat ze doet, een beetje schutterig. Hetgeen haar nóg charmanter maakt.

1538

Vlaams Parlement, Brussel (onderdeel van een kunstwerk van Guillaume Bijl) – 080311, 14u53

zaterdag 20 september 2008

Stad en ommeland (1)

Brugge, Albertpark.

Het bestaat (25)

080905 en 080920 – Een wit donsveertje komt aanwaaien op de wind, het dobbert en stijgt op onzichtbare luchtlagen tot bij mij – en mij, dat is ik, die, vier hoog, door het raam naar het begin van de herfst sta te kijken. Het witte donsveertje zwenkt naar mij toe, wint opnieuw wat hoogte, klimt over de rand van het schuine dak onder mijn raam en landt in de droge goot. Ik haal mijn fototoestel en vorm in mijn hoofd al de zinnen die ik nu aan het schrijven ben voor het geval het veertje alweer weg zou waaien – ik zou dat wegwaaien willen filmen. Maar ik ben te laat terug: daar wiegt het veertje op onzichtb’re luchtlagen weg, al buiten het bereik van mijn camera. Ik blijf achter. Zonder beeld, maar met in mijn hoofd een zin die zich begint te vormen.

1537

Brugge, Visartpark – 080830, 21u34

vrijdag 19 september 2008

Overschrijven (102)

Als onze kleinkinderen ons over twintig jaar vragen waarom wij niets deden aan de opwarming van de aarde toen het nog kon, zullen we alleen maar kunnen zeggen: omdat ze BHV eerst moesten splitsen.

Nic Balthazar in De Standaard van 20 september 2008

Recuperatie of subversiviteit?

Jan Fabre kijkt het Standaard-publiek met de nek aan.

Dag 382 vVH&C

080905 – De toespraak van Sarah Palin op de Republikeinse Conventie. Hoe die vrouw haar gezin inzet in de strijd. Schaamteloos… Het is eigenlijk niet nodig dat ik het hier zeg, denk ik – maar ik kijk toch met verbazing en afschuw naar hoe haar publiek dat kritiekloos lijkt te slikken. Kijk, hoe die jongen die Palins dochter bezwangerd heeft daar samen met die dochter mag komen opdraven. En dan komt die griezelige McCain ook nog op het podium zijn lesje afdreunen… Het is te gek voor de woorden die hier tekortschieten om mijn verbijstering uit te drukken. En maar wijzen met dat vingertje.

Die hele Conventie draait niet om inhoud. Emotie: dat is de boodschap. De verpakking, en het communiceren van samenhorigheid en fanatisme. Is mevrouw tegen seks voor het huwelijk en tegen abortus? Geen probleem. Is ze voor het boren naar olie in beschermd natuurgebied? Vindt ze Obama’s bekommernis om de klimaatswijziging noppes? Ach, wie bekreunt zich dáár om? Hoe ze overkomt, dát telt. Of ze ‘haar mannetje kan staan’. En dat ze daarbij haar eigen kind, en kleinkind, als pasmunt inwisselt om haar tomeloze ambitie te koelen – geen republikein die zich daar om bekreunt.

Overigens vraag ik mij af waarom nu al maanden onze berichtgeving, hier, in deze plooi in de schort van Europa, wordt beheerst door iets wat – godbetert – niets méér is dan een vóórverkiezing! Wat is de relevantie? Het gaat nu al maanden over lieden die onder elkaar uitmaken over wie het straks zal gaan als echt om de knikkers wordt gespeeld. Kijk, dan moet ik denken aan die ouwe mannetjes die niet alleen naar de match gaan kijken, maar ook nog alle trainingen van hun favoriete voetbalteam bijwonen. En misschien gaan ze niet eens meer naar de match kijken want met de trainingen gaat er al heel wat tijd voorbij en het is bovendien gratis. Ja, dáár is het hen om te doen: niet de échte competitie maar de voorbereiding, de sfeer, het dagelijkse ritueel. De emotie van het erbij horen.

1536 / Onderweg 10

080817 – 15u04. Sète

donderdag 18 september 2008

Reactie op Het bestaat (24)

Het Niepcé-gevoel ligt al een tijdje achter me maar ik kan me perfect voorstellen hoe je je moet gevoeld hebben bij het zien van je eerste negatieven. Die rillingen zijn nu minder intens maar de fascinatie is er telkens weer. Ook als het driehonderdste rolletje z'n beelden prijsgeeft.
'k Vergelijk het soms hiermee: Toen ik voor het eerst het Kanaal overzeilde en na uren varen in de verte de krijtrotsen uit de mist zag opdoemen voelde ik me een beetje Columbus. Nu, zoveel jaren later, weet ik precies wanneer en waar ik de rotsen van Northforeland moet zien. Jezus... wat mis ik 'het kippenvel' van die eerste keer.
Paul

Dag 381 vVH&C

080904 en 080918 – Het bloedverwantschapsprobleem levert altijd spannende verhalen op. Is dit wel echt mijn kind, is dit wel echt mijn vader? De waarde die we aan de bloedband hechten berust op een van onze laatste onherleidbare instincten, een dat we nog niet hebben weggerationaliseerd – al zijn we er met het installeren van adoptie, heterogene gezinnen en holebi-ouderschap druk mee bezig.

Het bijzondere van de film L’Empreinte de l’Ange van Saffy Nebbou is dat de onzekerheid betreffende de bloedband zich hier niet situeert tussen het kind en de vader maar tussen het kind en de moeder. Bij vaders is die onzekerheid er, gezien de biologische premissen, strikt genomen altijd – mannen hebben zich daar in psychologisch opzicht tegen gewapend, denk ik dan, door niet zo hard aan hun kinderen vast te hangen. Vaders zijn ook in dát opzicht geen moeders.

Wanneer er bij vrouwen twijfel ontstaat nopens het eigen ouderschap, komt er een dosis hysterie, zelfbegoocheling en labiel gedrag om de hoek kijken. L’Empreinte de l’Ange gaat over een vrouw die door een brand in de kraamkliniek haar pasgeboren dochter verloor en die, zeven jaar later op een verjaardagsfeestje, ten aanzien van een van de aanwezige meisjes een onweerstaanbaar moederinstinct voelt opwellen. Ze is er zéker van dat dat meisje haar dochter is en laat zich door niets nog van dat denkbeeld afhelpen.

Ik verklap niet hoe het verder afloopt wanneer ik zeg dat deze overtuiging botst met een andere overtuiging, namelijk deze van die andere vrouw die ook op dat verjaardagsfeestje is, en wel om datzelfde meisje waarin de eerste vrouw haar emoties investeert, mee naar huis te nemen. Zoals ze dat al zeven jaar doet.

’t Is een interessant gegeven, maar levert het ook een goede film op? In de eindgeneriek staat te lezen dat het verhaal van de film op ware feiten is gebaseerd. Toen ik dat las, zei ik bij mezelf: blijkbaar hebben de makers van de film zelf beseft dat hun film onvoldoende overtuigingskracht heeft. En die overtuigingskracht ligt niet in de waarschijnlijkheid van het verhaal, maar in de waarachtige communicatie van de gevoelens. Blijkbaar schort er daar iets aan. Hoe zou dat komen?

Vorm is belangrijk. Er is niet alleen inhoud. De vorm moet die inhoud adequaat communiceren. Ik heb in de hele film geen enkel mooi beeld gezien. De esthetische meerwaarde is nihil. Niet één vormelement (kleur, kadrering, muziek, ritme…) draagt bij tot een algemeen welbevinden waarin ook de inhoud beter zou kunnen gedijen (waarachtiger zou worden). De dialogen dragen de verhaallijn, maar bevatten geen poëzie. Het spel van de acteurs kan er mee door maar is ook al niet bijzonder begeesterend.

En daardoor, door dat alles, komt er ruimte vrij om zich te beginnen ergeren aan details. Bijvoorbeeld dat er opvallend veel Volkswagens Golf close in beeld komen. Bijvoorbeeld dat in een café een man die een ‘demi’ bestelt een kraagloze pint krijgt van de ober, en dat er in het volgende shot wél een kraag op staat.

Voor een andere mening: http://www.digg.be/movie.php?id=1762.

1535 / Onderweg 9

Parthenais – 080821, 20u37

Onderweg 8

Fondamente - 080819, 17u53

woensdag 17 september 2008

Het bestáát (24)

080902 – Het wérkt! Niet eerder dan na eerst ettelijke keren met een opgeofferd rolletje bij klaarlichte dag te hebben geoefend eindelijk in de donkere (bad)kamer, op de tast: een volgeschoten middenformaat op de spoel, de spoel in de container, het vooraf geprepareerde mengsel van water en ontwikkelaar op min of meer de voorgeschreven temperatuur erbij. En dan: schudden maar, zes minuten. Daarna het mengsel van water en ‘stopper’, een minuutje schudden, en ten slotte: het fixeerbad. Dan nog het spoelen met een paar druppels detergent en, met spanning, afwachten – ik, een alchimist, wie had dat ooit gedacht! De kinderlijke vreugde, verbazing, grenzend aan ongeloof bijna, wanneer ik de film van de spoel haal en aan de geïmproviseerde wasdraad ophang en zie dat – warempel! – de zestien beelden, drie maanden geleden geschoten en in mijn geheugen al bijna verloren gegaan tussen al dat digitaal geweld, tevoorschijn zijn gekomen. En dat is nog maar de eerste fase! Het beeld is in negatief, uiteraard, maar ik zie wat het voorstelt, ik herinner mij wat het geweest is. En nu is er het verlangen om de spiegeling te maken van wit naar zwart, van zwart naar wit. Verlangen!

De gedroogde negatiefstrook op de glasplaat van mijn printer gelegd (waarop een hoekvormige stofvlek zat), gescand en vervolgens met photoshop de grijswaarden omgekeerd. Mijn eerste zelf ontwikkelde analoge (en uiteindelijk hybride) foto! Het Nièpce-gevoel!

1534 / Onderweg 7

Cornus – 080819, 17u41.

dinsdag 16 september 2008

Ondertussen in Brugge (124)

Het bestáát (23)

080831 – Op een van de graven van het kerkhof van Lissewege is de sterfdatum van de vrouw, die al vele jaren eerder haar man onder dezelfde steen die ook voor haar is voorbestemd te rusten heeft gelegd, aangebracht met metalen cijfers waarvan het korps iets afwijkt van dat van de overige cijfers en letters waarmee de beide namen, de geboortejaren van man en vrouw en het sterfjaar van de man zijn gevormd. Ze hadden ze in dat formaat niet meer in voorraad, klaarblijkelijk. Hoe vooruitziend moet een mens zijn?

1533 / Onderweg 6

080815 – 17u47. Op weg naar Cahors.

Onderweg 5

Onderweg 4

maandag 15 september 2008

Reactie op Dag 376 vVH&C

Montaigne zegt ook over zijn vriendschap met La Boétie dat hij, wanneer hem gevraagd wordt die vriendschap te verklaren, enkel kan zeggen : "parce que c'était moi, parce que c'était lui ..." Geen rationele keuze toch. Ook in vriendschap bestaat le coup de foudre, en dat is de onmiddellijke totale overgave. Die overgave met alle risico's vandien, die absolute onvoorwaardelijkheid is de vriendschap.

S.

Het bestáát (22)

080830 – Twee meisjes met een hoofddoek – zoals je er in deze stad nog niet vaak ziet – staan op een parkeerplaats naast de groentemarkt te kletsen. Ze hebben net inkopen gedaan, dat zie je aan de plastic zakken aan de sturen van hun fietsen. Zoals ook autochtone vrouwen plastic zakken aan de sturen van hun fietsen hangen en blijven staan kletsen. En zoals ook autochtone vrouwen het niet zouden merken dat vlak naast hen een auto aan het manoeuvreren is om zijn plaats te verlaten, zo zien ook deze twee gehoofddoekte meisjes dat niet. De meisjes staan in de weg want de auto moet een zwaai maken en zij staan precies op de plek waar die zwaai moet worden beschreven. De autobestuurder claxonneert om dat die meisjes diets te maken. Maar zijn signaal klinkt heftig. Twee korte, venijnige claxonstootjes. Iets te heftig, misschien. Indien die twee geen hoofddoek zouden hebben gedragen, zou het misschien maar ééntje zijn geweest, denk ik dan. Nu goed, de meisjes begrijpen het signaal en ruimen meteen baan, de auto maakt zijn zwaai, wij stappen verder en ik vergeet meteen dit minieme incident (dat misschien niet eens een incident was). Vijftig meter verder, in het smalle straatje tussen het plein en de winkelstraat, we lopen naast elkaar, rinkelt achter ons een fietsbel. Twee korte rinkelingen, een beetje nijdig. We moeten plaats maken en dat doen we ook. Het is een van die twee allochtone meisjes. Een bussel prei steekt de kop op uit de plastic zak aan haar stuur.

Reactie op terugblik (22)


Remco Ekkers stuurde mij deze reactie, en ik ben daar bijzonder blij mee.

1532 / Onderweg 3

080815 – 15u59. Duras-Sauveterre
Hierover schreef ik hier al eerder.

zondag 14 september 2008

Het bestáát (21)

080829 – Een zwanengezin komt de Gouden-Handrei opgezeild. Twee witte, volwassen exemplaren en vier juvenielen, zoals dat dan heet: ze zijn herkenbaar aan hun kleinere gestalte en hun bruinere verenkleed. (Zo heet dat ook: een verenkleed.) Ze zwemmen vrij gedisciplineerd in wat je – omwille van die discipline – een formatie zou kunnen noemen en ik besluit ze op te wachten op de brug. Daar heb je een mooi perspectief op de rei, en met die zes zwanen op de voorgrond: dat wordt wel iets. Ik fiets dus tot daar en stel mij op, mijn Cyber-shot op de P, die, zeer geschikt gezien de omstandigheden, op zwart-wit staat. De zes zwanen zwemmen in mijn richting. Ze peddelen, glijden enigszins plechtstatig maar in elk geval bijzonder fotogeniek naar me toe. Tot, plots, eensklaps, uit een raam van een tweede verdieping van een van de huizen ter linkerzijde, een fikse boterham, of beter: een snede broods, met een ferme zwaai uit het raam wordt geworpen, als een freesbee nooit zijn horizontale ligging op de lucht verliest om uiteindelijk, tussen de zwanen en mij in, als een persoon die slecht gedoken heeft en straks met een rode buik uit het zwembad zal klimmen, met een plets op het wateroppervlak te belanden. Uiteraard hebben ook de zwanen dit gezien en ja, ik kan fluiten naar een mooi in formatie onder mijn brug door peddelende zwanenformatie van volwassenen en juvenielen.



[De afleveringen ‘Het bestáát’ 10 t.e.m. 20 zijn hier niet geplaatst om de heel eenvoudige reden dat ze in niet afgewerkte toestand zijn verloren gegaan. De kladjes staan in een notitieboekje, en dat is zoek.]

1531 / Onderweg 2

080814 – 16u11. Monségur-Sauveterre

zaterdag 13 september 2008

mirage 9

Ondertussen in Brugge (123)

Dag 376 vVH&C

080911 en 080913 – Een gesprek met T. over de vriendschap. Zij heeft het over de vrienden die je kiest. Maar kies je wel je vrienden? In hoeverre is het hebben van vrienden een gevolg van een vrije wilsbeschikking? Word je niet veeleer zelf gekozen? Het is een kwestie van herkenning. Maar iemand herkennen, dat is één – die persoon moet ook jou herkennen. Vriendschap doet zich alleen voor als je het geluk hebt dat jouw herkenning van een ander op diens (of haar) herkenning van jou stuit. Geluk: je hebt het niet in de hand. Je kunt het niet uitlokken of sturen; je moet chance hebben.

We zullen eens kijken wat Montaigne ‘Over de vriendschap’ te melden heeft! Hij lijkt keuze en vrije wil hoger aan te slaan. Een vriendschap als die tussen vader en zoon is niet ten volle een vriendschap: ‘naarmate deze vriendschappen ons meer door plichten en natuurlijke banden worden opgelegd, komen onze vrije wil en persoonlijke keuze daarin minder aan bod. En niets is zo volledig een eigen creatie van de vrije wil als genegenheid en vriendschap.’ Om dezelfde reden kan de homoseksuele vriendschap tussen twee mannen, of zelfs de vriendschap tussen een man en een vrouw, niet ten volle vriendschap worden genoemd omdat daar altijd ook een deel van ‘een warmte’ is die ‘brandt en verzengt’.

Ik heb de indruk dat Montaigne het heeft over het gevoel ná de ontmoeting. Al dan niet vrij zijn de geboden kans te assumeren. Ik heb het over de ontmoeting zélf, de kans. De chance.

Montaigne, Essays I-28, Amsterdam 1993, 224 vv

1530 / Onderweg 1

080810 – 11u40. Parking Côte d’Opale

vrijdag 12 september 2008

Terugblik (26) 489/1000

Zaterdagmarkt op het het Brugse Beursplein. Meerbepaald in de Hauwerstraat, tussen het Beursplein en het Zand. Op het Beursplein is er de fruit-, groenten- en bloemenmarkt, op het Zand vind je vlees en kaas, maar je kunt er ook kussenslopen, steunzolen, petten en onderbroeken kopen. De Hauwerstraat is voorbehouden voor gelegenheidsverkopers, spektakelpromoties, bijzondere en al dan niet eenmalige producten. Wonderzalven, supersprays, geneeskrachtige jarretellen. De Hauwerstraat is een sas tussen beide pleinen, er is op zaterdagvoormiddag altijd veel passage. De mensen kijken en luisteren er geamuseerd naar de venters en leurders-met-standplaats, die zich schor schreeuwen want hun winst wordt per verkocht stuk berekend. Het is er een voortdurende va-et-vient. Er is zo veel passage (mensen met plastic zakken vol prei of breiwol, mensen met een fiets aan de hand, mensen met jengelende kinderen in een buggy) dat de stroom traagzaam voorbijschuift. Hoewel iedereen er openlijk bij de neus wordt genomen, heerst er een opgewekte stemming. Een zotte kant van het kapitalisme. En zie, te midden van al die drukte staart een man treurig in mijn lens. Hij kijkt zo droef dat ik nu nog altijd met hem te doen heb. Door de scherpte van de focus, door het licht dat op zijn niet rechtstreeks door de zon beschenen gelaatskant valt (wellicht door toedoen van een reflectie in een ruit), door de lichttoets in zijn linkeroog, maar vooral door zijn expressieve, goedige, vragende blik, een blik die zich afwendt van alles wat zich rondom hem afspeelt, en natuurlijk door deze foto: door dat alles blijft hij in mijn geheugen gegrift. En ja, griffen is wel het juiste woord als ik dat aangezicht bekijk. Heb ik die man zijn privacy geschonden, vraag ik me dan af. (Of vraagt u zich af.) Door hem te fotograferen, door die foto te publiceren (ook al is het in dit bescheiden medium). Ik denk het niet. Integendeel, ik doe die man een beetje meer bestaan. Of hij mij zou begrijpen, weet ik niet, maar ik beschouw deze foto als een eerbetoon aan een mens die iets voor mij, en misschien ook voor u, is gaan betékenen. Het gewoel op de achtergrond (ik kan het bijna hóren) gaat maar door, het gaat op in de wanorde van de foto-achtergrond – maar hij, deze man, dat aangezicht, blijft verstild, geconcentreerd, bestaan. Hij staat op het punt een vraag te stellen en misschien heb ik die vraag hier en nu beantwoord.

1529 / Sète 9

Cimetière Marin

Sète 8

donderdag 11 september 2008

Dag 371 vVH&C

080910 – De (op Canvas uitgezonden) reportage van de jonge Franse reporter Diego Buñuel over Noord-Korea (in zes delen te bekijken op YouTube) is wat je noemt verfrissende televisie. Undercover trekt de jonge Franse reporter naar het meest gesloten land ter wereld. Als toerist en samen met een vriend die in zijn bril een camera heeft ingebouwd. Buñuel wordt tijdens zijn verblijf voortdurend vergezeld door een ‘gids’. We krijgen de achterkant van de façade te zien die de dictatuur naar de wereld ophoudt. Buñuel trekt hierin rond met een voortdurend aangehouden glimlach op de facie – en daarin precies schuilt de grote kracht van zijn reportage: eerst denk je in een soort komisch programma te zijn beland, maar op de duur besef je dat de glimlach een grijns is, dat deze jongeman wel degelijk beseft hoe belangrijk het is dat hij dit aan de wereld toont, en hoe moedig hij daarbij te werk gaat. De glimlach is de aftandse roetsjbaan die hij uittest in een Noord-Koreaans pretpark; de grijns is de geïndoctrineerde haat en angst die bij de bevolking leven: haat jegens het Westen, angst voor de eigen leiders. Luguber.

1528 / Sète 7

woensdag 10 september 2008

dinsdag 9 september 2008

Dag 384 vVH&C

080909 – Een week of twee voor de sluiting alsnog, en dan nog min of meer toevallig, in eigen stad in de tentoonstelling ‘Brugge in de verf’ beland. Hoe is Brugge in de 19de en 20ste eeuw door schilders in beeld gebracht? Ik weet niet of de tentoonstelling een exhaustief beeld ophangt van de aan Brugge gewijde figuratieve schilderkunst sinds 1800, maar het valt toch op dat deze nochtans ‘schilderachtige’ stad maar weinig grote meesters heeft geïnspireerd. (Of is het net doordat Brugge zo schilderachtig is, zo pittoresk?) Van alle belangrijke kunststromingen, die nochtans Vlaanderen niet links hebben laten liggen, lijkt, zo op het eerste gezicht, enkel het symbolisme in Brugge een vruchtbare voedingsbodem (een spiegel) te hebben gevonden. (En dan nog ontbreekt op de tentoonstelling de belangrijkste vertegenwoordiger, Ferdinand Khnopff, wiens ‘Secret-Reflet’ niet werd overgebracht vanuit het naburige Groeningemuseum.) De uitschieters op ‘Brugge in de verf’ zijn de verdienstelijke luministisch-realistische doeken van Bruno De Simpel (mij voorheen onbekend), de sterke compositie ‘Brugge de dode, Brugge de levende’, een vroege Gustave De Smet (een voorstelling van een middeleeuws poortgebouw naast een 19de- of 20ste-eeuwse rokende fabrieksschoorsteen), en ‘Le Quai’ van Henri Le Sidaner.

Maar voor de rest leunt het merendeel van de getoonde schilderijen vervaarlijk dicht aan tegen het soort schilderkunst dat in deze toeristenstad op zonnige zondagen nog wel eens door amateurs wordt bedreven. Er is ten andere op de tentoonstelling een wand ingericht met foto’s van interieurs van Bruggelingen, waarin telkens zo’n product van artistieke vlijt aan de muur prijkt: bruggetjes, kantwerksters, trapgevels en begijntjes à volonté.

‘Brugge in de verf’, nog tot 21 september in het Gruuthusemuseum