vrijdag 26 september 2008

Dag 390 vVH&C

080913 en 080926 – Mijn moeder vertelt dat ze gisterenochtend naar de mis is geweest. Ze had er eerst een hele tijd alleen gezeten maar toen, zegt ze, waren er, net voor de mis begon, nog drie gelovigen binnengekomen. Net als zij oude vrouwen. ‘Ook vrouwen, zeker?’, had ik gevraagd. ‘Natuurlijk,’ had zij opvallend nuchter geantwoord. ‘En dan gaat die mis gewoon door, met vier mensen in de kerk?’ ‘Ja.’ ‘En er is elke dag zo’n mis?’ ‘Ja, elke dag. Om negen uur.’ ‘Maar dan gebeurt het ongetwijfeld wel eens dat er helemaal niemand komt opdagen?’ ‘Dat zal wel.’ ‘En, wat doet de pastoor dan?’

Ja. Wat doet een pastoor als hij de mis moet opdragen voor nul gelovigen? Dat denkbeeld is onheilspellend desolaat. Het doet mij denken aan een voorbeeld dat mij ooit werd gegeven om een filosofisch systeem te illustreren – ik weet niet meer hetwelk, had het iets met David Hume te maken? Of Berkeley? (Enfin, het doet er niet toe – alleen al het feit dat het voorbeeld mij beter is bijgebleven dan het systeem...) Het voorbeeld ging over een schreeuw van een vogel in een immens oerwoud. Stel: geen mens heeft die schreeuw gehoord. Welnu, dan heeft die schreeuw niet bestaan. Maar tegelijk doet het denkbeeld van die op de celebrerende pastoor na lege kerk mij aan iets anders denken, ook een voorbeeld uit een filosofieles van meer dan een kwarteeuw geleden: doordat alles via ketens van oorzakelijkheid met elkaar is verbonden, is het zeer goed denkbaar dat de vleugelslag van een specimen van een nog niet door mensen ontdekte vlindersoort in het Amazonewoud bij ons een orkaan doet ontstaan. Ook al is die vleugelslag door niemand waargenomen…