vrijdag 30 november 2012

schrikkel 321a

De auto zelf komt uit Argentinië, da’s alvast een heel eind uit de buurt. Het lijkt me wel wat, met zo’n kar door Europa tuffen en dan op een grauwe herfstochtend vlakbij het Brugse stadscentrum een ruitje opendraaien om de temperatuur te polsen. Vervolgens haal je voor elk – want je bent natuurlijk met je lief op stap – twee pistolets bij de warme bakker en een klomp boter in het Diksmuids Boterhuis. Waarna je op het terras van Cranenburgh een koffie gaat drinken terwijl je met je Argentijnse, eventueel Patagonische, ogen de schoonheid van het Brugse Marktplein peilt. Op de Volkswagen camper staat een websiteadres vermeld en daar vind ik een, weliswaar ergens in september in Griekenland afgebroken, reisverslag met foto’s en summiere Spaanstalige verslagjes uit de landen waarvan de vlaggen het als palmares fungerende stickerfries op de achtersteven sieren: Albanië, Kroatië, Italië, Zwitserland, Baskenland, Portugal, Spanje, Frankrijk, Nederland en dan zijn er nog een paar die ik niet herken of kan thuiswijzen. De volgorde begint alfabetisch maar eindigt in geografische inconsistentie – ook dat is avontuur. Ja, ik zou het wel willen, met zo’n camper mijn versie van In Europa schrijven.

schrikkel 320b

Het appartement wordt te huur aangeboden. Buiten smeult de herfst. Voorlopig uitgestort: een dosis gyproc en karton, aanvankelijk mooi tegen de hoek van het gebouw geschikt maar dan stilaan, ten prooi gevallen aan zwaartekracht, uitdijnend tot een vormeloze stapel. Op de vensterbank voor het raam lonkt een rood licht. Roxanne, echoot uit een ver verleden Stings stem in mijn brein. Ik stap aan dit tafereel voorbij: verval, afval, verloedering, afscheid. De herfst woedt in tinten van groen en oker. In het raam zet de lamp een verleden voort en verwijst het vastgoedplakkaat naar een nog niet ingevulde toekomst. Wie zal hier volgende zomer wonen, verlangen, zich vervelen?

3066

Stadtkyll (D) - 120722

donderdag 29 november 2012

schrikkel 320a

’s Ochtend, voor het ochtendgloren (zoals men dat zo lumineus formuleert – ‘voor dag en dauw’ was ook een mogelijkheid), passeer ik op mijn weg naar het station voorbij een gebouw van de stedelijke Technische Dienst. De mannen die hier aankomen, stappen naar binnen en beginnen aan de eettafel van hun gemeenschappelijke refter hun dag onder kunstlicht met – vermoed ik want ik heb het nooit kunnen verifiëren – een kop koffie uit hun thermos. Ze zijn in zichzelf gekeerd, of ze praten bij over wat ze gisterenavond op tv hebben gezien. (Enfin, ik weet niet wat ze ’s avonds doen. Misschien kalligraferen ze gedichten, of lezen ze Joyce, of zuipen ze zich de nacht in…) Het kunstlicht, de ruimte die ik nooit betreed en ook nooit zal betreden, het ijzerwerk voor het raam: dat alles versterkt de indruk van afgescheiden werelden, een wereld parallel aan de mijne, een waaraan ik voorbijloop op mijn weg naar een wereld die zij dan weer als onbetreden en onbetreedbaar zouden ervaren als ze er ooit een blik op zouden werpen.

schrikkel 319

Aan zijn hoedje, zijn grijze pardessus maar vooral zijn licht voorovergebogen gang herken ik hem – hoe gewoon hij er ook uitziet – uit duizenden. Hij is oud, ik schat hem tegen de tachtig, maar toch is hij nog vaak op weg. Ik heb hem ook al een keer of twee in het station gezien, hij stapte op de trein naar Brussel: blijkbaar heeft hij nog een bestemming.
Mijn stad is klein genoeg om dit soort figuren regelmatig te zien opduiken, maar ook in die mate groot dat het best zou kunnen dat je hen, na ze één keer te hebben gezien, nooit meer tegen het lijf loopt – ook al kan het niet anders dan dat ze zich regelmatig in jouw nabijheid bevinden. Ik probeer, telkens ik zo’n opmerkelijke figuur zie, mij bewust te zijn van het feit, zeker als het een ouder persoon betreft, dat hij op een dag, nabij in de toekomst, opeens nooit meer zal opduiken – en dat ik het dan niet zal beseffen. En misschien komt er daarna nog eens een dag dat ik, door iemand anders te zien, iemand met een hoedje of grijze pardessus of gelijkaardige licht voorovergebogen gang, nog eens aan deze man zal denken die nu al een paar keer mijn aandacht heeft opgeëist (zonder ook maar iets te vragen).
Zijn er mensen die mij zo zien, die ook zo naar mij kijken? Trek ik dergelijke onnadrukkelijke sporen? Ik zal het nooit weten en eigenlijk is het ook niet zo belangrijk. We komen hier, we leven hier een tijdje, en dan verdwijnen we. Eerst uit de werkelijkheid, vervolgens uit de herinnering. Als er al een herinnering is geweest.

facebookbericht 343

Over de toespraak van president José Mujica van Uruguay over de markt en het geluk.


‘Zelden, nee: nog nooit, heb ik een politicus met zo veel morele autoriteit horen praten over een langetermijnvisie.’ Ja, zo heb ik het ook ervaren. Maar meteen – het goede en het schone en het ware treden nooit onvermengd op – temperde een bijgedachte mijn vreugde: dat deze man zoiets enkel kan uitspreken omdat hij oud (77) is en geen macht meer te verwerven of te behouden heeft. Reden tot vreugde levert zo’n toespraak vast en zeker en niemand zal mij ooit een gebrek aan respect voor ouderen kunnen aanwrijven, maar het zou mij nog meer verheugen indien ik meer jongere en krachtigere mannen en vrouwen daadwerkelijk risico’s zou zien nemen. Indien ik in organisaties de zwijgers en jaknikkers zou zien opstaan tegen de kaasschaven en citroenpersen die hen belagen; indien ik in de politiek de backbenchers voor hun eigen gedacht zou zien opkomen; indien ik, bijvoorbeeld, in het onderwijs de gewone leerkrachten in opstand zou zien komen tegen het geestdodende gebureaucratiseer. José Mujica inspireert – maar laat het niet bij ‘delen’ en ‘leuk vinden’ blijven. Ik zie op Facebook veel mooie dingen gebeuren en sommigen onder jullie zijn echt wel een steen aan het verleggen in de rivier. Dat is formidabel. Maar weet ook dat Facebook een uitstekende susmachine is - een die gewetens sust. Jeroen (Olyslaegers), hoe dan ook, ik heb veel waardering voor wat je doet en hoe je het uitdraagt!

3065

Nabij Walheim (D) - 120722

woensdag 28 november 2012

facebookbericht 342

@Kristien Hemmerechts: wat zegt u nu? Dat u zich bij datgene wat u gisterenavond op tv zei hebt laten inspireren door de manier waarop over kunstenaars wordt gedacht, een manier waarvan 'sommige schrijvers en kunstenaars zouden schrikken'? Dat is waarschijnlijk heel erg 'nuchter' maar zo mogelijk nog schokkender dan wat u daar gisterenavond op tv zei. Ik mag hopen dat wat u zegt niet wordt ingegeven door perceptieangst maar door overtuiging. Wat nog niet betekent dat ik het met u eens ben wanneer u, zoals gisterenavond op tv, zeer licht gaat over de precaire toestand van heel wat 'schrijvers en kunstenaars' - die zich nu, zo blijkt ook uit de reacties, door uw optreden gekwetst voelen en ik kan hen begrijpen. (Ik heb het niet over docerende of gesubsidieerde 'schrijvers en kunstenaars' - wie al genoeg heeft mag inderdaad méér bijdragen. Dat hebt u wél goed gezien. Maar wat u dus niet goed ziet is dat de meerderheid ver onder een prijs werkt die elders in de samenleving als redelijk wordt ervaren.)

facebookbericht 341

Ik beken, ik ben ook een cultuursnob en solliciteer bij deze om in de huidige of in een toekomstige egalitaire omgeving te worden weggehoond en geëlimineerd. Overigens vind ik, na het neutraal-ironische 'verrekijk' van Reve en het al opiniërende 'treurbuis' van Komrij, het woord 'baggerbuis' ook zeer geschikt om er het apparaat mee te omschrijven dat, bij onzorgvuldig gebruik, ongevraagd allerlei rommel en reclame over ons uitstort.

reactie

Predikt Pascal de revolutie? De hoogmis van het consumentisme lijkt zijn beste tijd gehad te hebben als zelfs programma's ter ere van de misnoegde consument vinden dat kerstgedoe voor 15 december er wat over is. Ik ben benieuwd naar wat er over zal blijven eens de vlammen gedoofd zijn.

Len

PS: wat mij betreft mag de foto van schrikkel 305a best wel eens foto van de week worden.

reactie

Een roos is top in de bloemenwereld...
Weliswaar ziet de optimist enkel de bloemen,
de pessimist enkel de doornen....

Remi

3064


dinsdag 27 november 2012

schrikkel 318


Op mijn weg naar het station kom ik door de tuin van de psychiatrische kliniek en daar hebben ze een rozentuin aangelegd. Natuurlijk moet ik, als ik daar passeer, denken aan het liedje waarin de ik de jij nooit een rozentuin heeft beloofd en ook aan het feit dat ik bij het horen van dat liedje (het is al lang geleden!) moest denken: een wat? Een rozentuin? Maar wie belooft er nu aan iemand een rozentuin? En wat is dat, eigenlijk-feitelijk, een rozentuin? Wel, kijk naar de foto: dit is een rozentuin, het is een afgebakend stuk grond met daarop een verzameling… rozen. Stekelige planten, met mooie en aangenaam geurende bloemen, dat wel, maar toch stekelig… En die bloemen, die beginnen toch altijd vrij snel te verwelken… Hier, in de tuin van de psychiatrische kliniek, is de afboording van deze tuin bovendien ook heel stekelig: een kaarsrechte haag met een hoek waaraan je je, als je niet oppast, riskeert te snijden… ’t Is met gemengde gevoelens, al bij al, dat ik deze rozentuin passeer, in de tuin van de psychiatrische kliniek waar ik je nooit een rozentuin heb beloofd, op mijn weg naar het station…

3063

Nabij Mariahoop en Echt - 120720

reactie

Als ik op mijn blog over tradities en feesten gepostet heb dat ik de kersttijd te commercieel vind, heb ik mezelf eent beetje "geoutet" (=mezelf slecht gemaakt). Voor al de vrouwen houden van het kestfeest vanwegen de lichtjes, de bogentjes en all die kerstmarkten (ik denk dat in Belgie weinig kerstmarkten zijn). De vrouwen houden ook van het kerstfeest omdat het een feest voor het hele groote gezin is.
D.W. uit Duitsland
 
@Dieter
Dieter, het fenomeen van de kerstmarkten is uit jouw Duitsland naar hier overgewaaid! Je bedenking over de vrouwen deel ik niet: het zijn de kinderen die in de economie en dus in alles de wet dicteren.

maandag 26 november 2012

schrikkel 317b

Het is altijd een pijnlijk moment, een jaarlijks terugkerende bron van zware ergernis in mijn ogen, hoofd en hart: het monteren, bevestigen, uithangen, opstellen, etaleren en installeren van de stedelijke kerstversiering. Ik vind: er is nu toch al zeker een jaar of vijftien – door de toenemende ontkerstening, door de onzekerheid met betrekking tot de toekomst, door het uitblijven van harde winters, door de steeds cynischer aanwezige commercialisering en, recenter, door de crisis – alsmaar minder reden om die ziekelijke kerstuitbundigheid te organiseren (met inclusief natuurlijk de ellendige muzak die de hele dag ongevraagd over je wordt uitgestort vanuit onbereikbaar hoog aan de gevels opgehangen luidsprekers). En ik stel ook vast: dat er elk jaar minder en later aan kerstversiering wordt gedaan. Godzijdank. Maar dat neemt niet weg dat het mij stoort dat de stad het nog altijd nodig acht om in deze ongein te investeren en om mee te werken aan de enkel het mercantilisme en een zich vervelende horde kerstshoppers ten goede komende georkestreerde kerstpret. IJspistes, glühwein, kerstmarkten, versierde etalages, tegen de gevels opklimmende kerstmannen, kerstbomen, kerststallen, kerstballen: laat het allemaal knetteren in een laaiend vreugdevuur waaraan allen die zich aan dat gedoe ergeren – en het zullen er meer zijn dan wie er plezier aan beleeft – zich kunnen warmen. Dat zou pas verbroederend werken, dat zou pas een goede kerstsfeer oproepen, daar zouden de mensen zich misschien gelukkiger bij voelen dan bij die opgefokte kerstdwang die nu opnieuw, obligaat en ongeïnspireerd, zijn intrede doet in de steden, in mijn stad.

schrikkel 317a

Een beeld van de herfst, vanuit mijn keuken, drie hoog, waargenomen – met behulp van een telelens, lange sluitertijd. Vroeger wel, maar nu hou ik niet meer van de herfst: de naderende dood en het bederf zijn te zeer aanwezig. Maar in combinatie met een lichtmokkakleurige Mini kan het nog net – zeker als er een paar bladeren als felle toetsen op het zwarte dak blijven liggen en er net op het ogenblik dat ik afdruk (maar ik had haar natuurlijk zien aan komen rijden) een welgemutste dame voorbijfietst.

schrikkel 316

De hond, ik ken zijn naam niet en zal hem hier Mormel noemen, verwelkomde alle een voor een arriverende gasten. De eerste bezoekster kreeg een een schier agressief gekef te verduren, de laatste merkte nauwelijks nog Mormels verveelde zucht op. Mormel parkeerde zich onder de vleugel en observeerde van daaruit gelaten het uit begroetingen en het aannemen van mantels bestaande gedoe. Iedereen was inmiddels aanwezig, op een bezoekster na en toen ook die haar aankomst met een zachtjes dichtgeduwde achterdeur verraadde, zuchtte Mormel al niet meer – ik schrok daarvan op en keek om en zag enkel nog de plankenvloer: Mormel was in zijn elders in het huis opgestelde mand gekropen, blijkbaar. Wij konden aan de bespreking van De ringen van Saturnus beginnen.

schrikkel 315

R. kneedt het deeg voor het brood en voor de ovenkoeken die hij over anderhalf uur of wat met ons zal delen – we zullen er ham en kaas bij eten. Gist, bloem en water worden gemengd, en dan begint op het stenen aanrecht een fraai handenballet. R. rolt en gooit en geselt de witte massa tot deze de vorm van een bol aanneemt. Daarin duwt hij een holte, hij plooit het elastische volume weer dicht, bokst er tegen met de blote vuist, om het dan weer zacht te masseren en de hele handeling van voor af aan te hernemen. Dit kneden groeit uit tot een dialoog van zacht en hard, liefkozing en geseling. Wanneer na een minuut of tien de deegbal de vereiste consistentie heeft bereikt – hier speelt de ervaring – moet het in een kom onder een doek te rijzen worden gelegd. Drie kwartier later kan het mengsel de oven in, waaruit uiteindelijk, na een laatste metamorfose, het in korst gevatte kruim glorieus tevoorschijn zal komen, met een zuivere en onmogelijk verser te verkrijgen en welhaast bijbels te noemen smaak – al is die laatste connotatie wellicht veeleer ingegeven door het genereuze gebaar van het delen dan door de strikt culinaire en chemische processen die eraan zijn voorafgegaan.

reactie

Een adembenemende bespiegeling, Pascal. De paal, obstakel, broodje vissla, voor, na of ondertussen... zo mooi in zijn tevergeefsheid.

D.V.D.S.

3062

Tilburg - 120720

zondag 25 november 2012

schrikkel 314

’t Was misschien wel onze laatste wandeling naar de zee vanuit S’s ouderlijke huis in De Panne. We gingen langs bij de visboer aan het Sloepenplein en bij bakkerij Rosseel – en op een bank op de dijk aten we ons sobere middagmaal: broodje vissla. Daar begonnen we aan en toen zag ik die paal voor onze neuzen, die de horizon opdeelde zoals deze dag S.’s leven: voor en na het altijd, te allen tijde, kunnen terugkeren naar de vertrouwde plek van keuken, tafel, bed. Ik probeerde wat in haar omging na te voelen en besefte dat ik dat nooit zou kunnen, ik die al meer dan dertig jaar geleden afscheid nam van het huis waarin ik was opgegroeid tussen mijn vierde levensjaar en mijn achttiende – toen ik de malaises van mijn ouders voor bekeken hield en andere horizonten opzocht.

3061

Tussen Breda en Tilburg - 120719

zaterdag 24 november 2012

los ingeslagen 45

25 oktober 2012

Het is treurig, al die mislukkende huwelijken. In onze voormalige vriendengroep  – wat een slagveld! – zijn ook deze die overeind zijn gebleven al door zware crisissen gegaan. ’t Is niet meer iets van deze tijd, blijkbaar. Hoe moeten we daarmee om, hoe moeten we onze kinderen vertrouwen meegeven?

los ingeslagen 44

20 oktober 2012

Ik heb mij de voorbije dagen op Facebook een beetje gemengd in de discussies die na de gemeenteraadsverkiezingen zijn ontstaan over Bart De Wever, de N-VA, de coalitievormingen en het mandateren van ex-Blokkers die zijn overgelopen naar de zogenaamd respectabele Vlaams-nationale partij. Over de feitelijke opheffing van het cordon sanitaire. Over de salonfähigkeit van het extreem-rechtse gedachtegoed. (Zwarter dan zwart-geel kan een zwarte zondag niet zijn.)
Maar laat mij het hier niet over inhoud hebben.
Ik krijg bij dat gekwek en getwitter op het internet een dubbel gevoel.
Enerzijds genereren de nieuwe sociale media ontegensprekelijk een enorme mobiliserende werking. Je krijgt de kans om in no time je mening te vormen over zaken waarover je vandaag misschien niet zou hebben nagedacht ware het niet dat er daarover iets op je scherm passeerde, om daarop een antwoord te formuleren, om opgenomen te worden in gesprekken die je normaal gezien nooit zou voeren, met mensen die je in het werkelijke leven nooit zou kunnen ontmoeten. Dat is prima en het maakt van Twitter en Facebook potentieel zeer krachtige democratiemachines.
(Wat ik hier verder schrijf, is gebaseerd op mijn ervaringen met Facebook. Twitteren en tweeten, dat is me al helemaal te volatiel.)
Facebook heeft veel voordelen, maar er zijn ook nadelen. Het gemak waarmee berichten worden gepost, vaak inclusief tik- en spelfouten, maakt het denken te snel. En vooral: te onschadelijk, te inefficiënt. Als iedereen zijn meninkje formuleert, raken de ideeën die er echt toe doen ondergesneeuwd. Ze krijgen niet de tijd om te rijpen. Ruimte voor een tot in alle details ontwikkelde gedachtegang is er niet.
Opvallend aan Facebook is ook dat de discussies die zich erop ontspinnen vaak niet tegensprekelijk zijn. Het gebeurt soms wel eens, maar het spuien van een afwijkende mening wordt ferm belemmerd door het publieke karakter van het forum. Maar ook door het gegeven, eigen aan Facebook, dat je je onder ‘vrienden’ en dus vaak gelijkgezinden begeeft. Ze vinden het ‘leuk’ en ‘delen’ het zelfs, en dat is ook weer leuk, maar het helpt de dialoog geen zier vooruit. Meestal blijft het rustig. Heel vaak speelt het gewicht van de naam van diegene wiens mededeling je beaamt. Niet elke ‘vind ik leuk’ is statusverhogend. Het is gênant om zien, hoe hoog de pluimstrijkerij op Facebook hoogtij viert. Dit ritueel van beamen en ondersteunen is vaak niet meer dan een daad van zelfbevestiging.
Het wordt te gemakkelijk grappig, ludiek, en daardoor ook weer onschadelijk. Neem nu die ‘zet die ploat af!’-grapjes. Op zich soms wel geestig, vooral de Der Untergang-dialoog was onweerstaanbaar! Maar het is een vorm van desinfecteren. Alles dreigt te worden opgeleukt, ook het in se bijzonder trieste. De kritische zin bot erop af.
Facebook een democratiemachine? Ik heb zo mijn twijfels. De participanten hebben eventjes hun ei gelegd in het nest van de pseudo-openbaarheid, die ontlasting verlicht hen (in de zin van: zich bevrijden van een zwaarte), maar het resultaat is – behoudens een sporadische bewustmaking of inspiratie links of rechts – miniem. We gaan met zijn allen over tot de volgende status-update, what’s and who’s next? Een gigantische versnippering van democratische energie is het gevolg, en zij die er belang bij hebben dat alles bij het oude blijft, zijn daar het meest bij gebaat. Zij zien de kleine ongemakjes van het belaagd worden op sociale media met plezier door de vingers.

schrikkel 313a

We dragen onze beschaving uit: sensuele huidverzachtende productjes, lottoballen en keihardhouten pseudoneokoloniale kunstobjecten die memoreren waar onze rijkdom, die we met de lotto hopen te bestendigen omdat we de aangeprezen schoonheid nooit zullen bereiken, vandaan komt.

3060

Nabij Breda - 120719

vrijdag 23 november 2012

suikerspin

Suikerspin is een goed gedocumenteerde, stevig opgezette en fraai geschreven roman maar het is geen grote literatuur.

Erik Vlaminck vertelt, puttend uit archieven en zich baserend op interviews, het verhaal van een kermisclan dat op het eind van de negentiende eeuw begint met middeleeuwse praktijken (het tentoonstellen van ‘fenomenen’) en dat eindigt met een snoepkraam en met het nostalgisch restaureren van een paardjesmolen. Begin eenentwintigste eeuw is het kermisleven totaal veranderd. De mensen lenigen hun honger naar ‘fenomenen’ liever met de tv en de computer, de kinderen zijn allang niet meer geïnteresseerd in de veel te statische dynamiek van de paardjesmolen. De fantasie, die nodig is om op een kermisattractie weg te dromen en om in een rariteitenkabinet te leren dat de wereld groter en vreemder is dan de eigen voortuin en achterkeuken, is dood. Erik Vlaminck schetst in Suikerspin bijzonder goed de teloorgang van het authentieke kermisleven waarin de mensen zich nog konden vergapen aan een vreemdheid die ons nu enkel nog verveelt en aan prikkels die vandaag hoogstens nog meewarigheid vermogen op te wekken.
Erik Vlaminck tekent heel duidelijke karakters zonder zich aan karikaturalisme te bezondigen, hij schrijft een zeer geloofwaardig volks Vlaams, hij toont zich een meester in de beheersing van uiteenlopende taalregisters, hij zorgt voor een beheerste dosis spanning en sentiment, hij giet zijn verhaalstof en verzameld materiaal in een vernuftige structuur, hij toont op nog wel een paar andere manieren dat hij een goed verteller en schrijver is.
Maar in literair opzicht is Suikerspin weinig relevant. Deze roman blijft te zeer een documentair boek, de auteur bedient zich te nadrukkelijk van een klassiek instrumentarium. Erik Vlaminck is geen (post)modern auteur en dat maakt hem tamelijk irrelevant.
Zoiets is gemakkelijk te beweren maar lastig te staven. Ik probeer het aan de hand van een vergelijking met een ander boek dat ik onlangs las, het zeer relevante Alsof het voorbij is van Julian Barnes. De toevallige opeenvolging van deze twee boeken in mijn lectuur levert enkele onverwachte inzichten op. Hoezeer beide boeken ook onvergelijkbaar zijn, er is toch een zeer opvallend punt van overeenkomst. En precies die overeenkomst legt de grote kwaliteitsverschillen en het verschil in actuele relevantie tussen beide auteurs bloot.
(Hier moet ik een waarschuwing inlassen: hoewel ik mijn best zal doen zo weinig mogelijk te verklappen, riskeer ik vanaf hier een deel van zowel Barnes’ als Vlamincks plot prijs te geven.)
Het opvallende punt van overeenkomst waarover ik het heb, is het feit dat in beide boeken de kwestie van de juiste toewijzing van een ouderschap een prominente plaats inneemt. Deze kwestie vervult in Vlamincks boek niet, en bij Barnes wél een essentiële rol. Vlamincks vertelling blijft vooral een documentaire, sociologisch-volksculturele schets en een psychologische vertelling over de ontwikkeling van een kermiskramersfamilie, Barnes tilt zijn verhaal naar een (moraal)filosofisch niveau en – vooral – hij creëert een veel hechtere eenheid tussen inhoud en vorm. De roman van Erik Vlaminck had in veel opzichten ánders kunnen zijn, bij het boek van Julian Barnes krijg je veel meer het gevoel dat het in al zijn onderdelen noodzakelijk is zoals het is. En laat die noodzakelijkheid nu net een kenmerk zijn van grote literatuur.
Bij Barnes is de kwestie van het verkeerd ingeschatte ouderschap – niet X is de moeder van Y maar wel Z, en ik mag hier echt niet meer verklappen – in tegenstelling tot Vlaminck essentieel voor wat hij, Barnes, ons te vertellen heeft: hoe een persoon na vele decennia in grijze middelmaat te hebben geleefd kan – kán – ervaren dat hij door een gebrek aan empathie een cruciale episode in zijn leven verkeerd heeft ingeschat en daardoor een aantal geliefde personen onrecht heeft aangedaan. (Moraal)filosofische dimensie van dit gegeven: je kunt de gebeurtenissen niet ongedaan maken, net zo min als je op voorhand kunt voorspellen hoe je later op je leven zult terugkijken – maar misschien kun je, door een verlate empathie, alsnog tot een zinvolle inkeer komen en de kwaliteit van je leven tot een hoger niveau tillen. Van dat alles niets bij Vlaminck. Daar laat de kwestie van het verkeerd ingeschatte ouderschap mij redelijk onverschillig: niet X was de moeder van Y maar Z, en ja, so what? Aan die kwestie is in Suikerspin geen morele of filosofische dimensie verbonden.
Barnes’ roman gaat over ethiek, geschiedschrijving, waarheid en fictie, geheugen en nog meer gewichtige en universele thema’s. Vlaminck heeft het over kermis, uitbuiting van mismaakten en sukkelaars, de ruwe omgangsvormen in een welbepaalde omgeving. En hij betrekt in zijn roman niet, of in elk geval veel minder dan Barnes, de problematiek van het schrijven zelf.

the broken circle breakdown

Ik heb nooit een regisseur zo dicht de grens van de kitsch en de sentimentaliteit net niet weten te overschrijden als Felix van Groeningen in The Broken Circle Breakdown. De thema’s die worden aangesneden zouden gemakkelijk aanleiding kunnen geven tot een regelrechte tearjerker-zonder-meer. Als daar zijn, onder andere: een halsoverkopse verliefdheid, vrienden die elkaar vinden in de muziek, de dood van een kind, zelfmoord. Vooral de scènes in het kinderziekenhuis zijn op het ondraaglijke af hartverscheurend – maar nergens gaat Van Groeningen over de rooie (ik kon de woordspeling niet laten liggen). Gevolg: ook de doorwinterde cinefielen vragen zich af, terwijl ze tijdens de generiek nog snel hun tranen drogen want de andere bezoekers zouden wel eens kunnen zien dat ze zich aan hun emoties hebben overgegeven in plaats van aan hun zorgvuldig afgewogen criteria, hoe hij, Van Groeningen, het heeft klaargespeeld. Het enige mogelijke, enigszins bête, antwoord is: omdat de film verdomd goed gemaakt is. Het verhaal is eenvoudig maar oersterk, het scenario met een stevig door elkaar geklutste chronologie is ijzersterk, de muziek die dit alles draagt maar vooral de manier waarop de uitvoeringen ervan in beeld zijn gebracht zijn beresterk, en de dialogen zijn ook, ja, heel sterk. De twee hoofdacteurs (Johan Heldenbergh en Veerle Baetens) tillen, op de tonen van de bluegrass, met hun glansprestaties het geheel helemaal over de gevarenlimiet van het sentimentalisme.
 
Ik heb nooit eerder zo hard geweend bij een film zónder me in die richting gemanipuleerd te voelen. En ik erken graag dat Van Groeningen erin is geslaagd om met een heel triestige thematiek, en met een sombere kijk op het leven (enkel de kracht van de muziek en van het samen musiceren komt positief en ongeschonden uit de verf), mij toch te inspireren en met hernieuwde voornemens en levenskracht de zaal te doen verlaten.
 
The Broken Circle Breakdown is voor mij zonder meer – voor zover ik daar een zicht op heb – de beste Belgische film aller tijden – en dat in een land dat de laatste twee decennia toch een zeer gunstige cinemareputatie heeft opgebouwd. Benieuwd naar de internationale doorbraak van deze ‘rolprent’ – zeker in een land als de Verenigde Staten, dat door Van Groeningen en coscenarist Heldenbergh niet wordt gespaard!

3059

Nabij Roosendaal - 120719

donderdag 22 november 2012

3058

Jeugdherberg Bruinisse - 120718

woensdag 21 november 2012

schrikkel 312

Rond een uur of zes werd ik wakker en ik zou me nog een keer draaien maar toen herinnerde ik mij dat er misschien al belangrijk nieuws zou zijn. En dus was het gedaan met de nachtrust – maar dit keer met plezier want in de Verenigde Staten was de teerling blijkbaar al geworpen. Zal de herverkiezing van Obama de loop van de geschiedenis een gunstige richting uitsturen? Wellicht niet maar met de tegenkandidaat zou het al helemaal niet zo geweest zijn, zo heeft men mij verteld. Ik kijk naar de bevestiging van Obama’s winst, en wat later naar de verliezersspeech en uiteindelijk de overwinnaarsspeech. Goed geregisseerd en in beeld gebracht allemaal – uitgebalanceerde scenario’s, voorgekauwde woorden. De mediamaatschappij. Een West-Europeaan staat om zes uur op, duwt op een knop en ziet hoe aan de andere kant van de Oceaan een bladzijde in het grote geschiedenisboek wordt omgedraaid. Bizar.

schrikkel 311

Ik stap na een lange dag werken van het station naar huis en denk: ik heb nog niets gezien vandaag, ik heb nog niets voor mijn schrikkelreeks. En dus ‘maak’ ik dit – nuja, veel maken is er niet aan, ik druk eigenlijk alleen maar op de knop van mijn compactcameraatje, zonder mij al te veel om instellingen te bekommeren. Twee mensen die voor mij uit het donkere stuk tussen Smedenpoort en Bloedput aanvatten, de weerkaatsing van het licht op de natte grond: het heeft vandaag geregend, blijkbaar. Straks ben ik thuis, na een geschiedenisloze dag. Ik heb niet veel gezien vandaag, en als ik het mijzelf niet zou hebben opgelegd iets te zien, dan zou ik ook dit niet hebben gezien.

schrikkel 310

Ik rijd met W. mee naar Gent om bij vormgevingsbedrijf Karakters de drukproeven van het nieuwe nummer van de Poëziekrant na te kijken. Plots merk ik dat we ons achter een uurwerk bevinden. Ik maak een foto, deze foto, en W., die stuurt, vraagt mij wat ik dan wel gezien heb. ‘Oh,’ zeg ik, ‘ik heb iets interessants gezien.’ – Maar ik besef meteen, en ik besef nu ook, dat het wellicht niet zo interessant is. Er zit wel een aanzet in het beeld, maar er klopt vanalles niet aan.

schrikkel 309

Een zeldzaam meteorologisch verschijnsel raast op 15 kilometer van mijn deur voorbij en het is dan ook een prima idee van C. om eens te gaan kijken: de Kanaalrat, zijnde een ministorm met windsnelheden tot 100 kilometer per uur komt vanuit het Nauw van Calais (Kales, zegt N-VA-excellentie Geert Bourgeois) noordwaarts richting volle Noordzee aanrazen. We rijden naar Zeebrugge, bewandelen de mooie nieuwe wandelbrug op de strekdam en genieten van het ‘spel’ – wat een dom woord, eigenlijk, in deze context – van wind, ondergaande zon, wolken, water, zand, geluid en geur. Het valt wel mee met die windsnelheden, achteraf horen we dat de storm de kust niet zo dicht heeft benaderd als vooraf was voorspeld. Maar het is toch een fijne wandeling en achteraf drinken we  gezellig een koffie in thearoom Lacia.

reactie

Prachtig verhaald deze kleine scene. Het is een kunst over iets te verhalen waar niets gebeurt. Mensen, het interieur van het café, wat u doet, de stemming, gedachten, werkelijk is er een hele boel waar over je kan verhalen. Ik geloof dat je meerdere zijden over all die dingen in het café schrijven kan. Ik denk dat kort beter is. Als de scene in het café te lang is, is het te lastig om de tekst te lezen. Omdat niets gebeurt.

D.W. uit Duitsland

3057

S. op Neeltje Jans - 120718

dinsdag 20 november 2012

schrikkel 308 / de dingen 82

Wat prijzig voor mijn portemonnee: achthonderd euro. ‘Neenee, meneer, niet voor de twee maar ‘t stuk.’ Ik had ze anders wel graag in huis gehaald. Design is ‘normaal’ gesproken niet mijn ding (ik vind wat als zodanig wordt aangeprezen of daarvoor moet doorgaan vaak te nuffig en/of te hoekig), maar deze stoelen ogen toch bijzonder fraai. En ik houd van de combinatie van leder en verchroomd staal. Zal ik ze missen nu een ander voor hun lonken is gezwicht? Ah, welneen. Het valt te hopen voor hem, of haar, dat ze gemakkelijk zitten – want dat weet je maar als je die dingen een tijdje hebt, en zo bekeken is achthonderd euro wel een erg groot risico.

schrikkel 307 / mirage 62

Soms slaat de duivel toe, of het duiveltje zo je wil – en dan lijkt het leven opeens minder rooskleurig. Vreemd dat ik enkel op die momenten de aandrang voel om zelfportretten te maken: liefst vaag en onscherp.



schrikkel 306

Pas na de film zien we wie de hele tijd in de rij voor ons zat. Mensen die we niet zo goed kennen maar toch een beetje en in elk geval genoeg om te weten dat ze wat we net hebben gezien ook smaken. De cinefiele en pedagoge in S. roeren zich en nog voor de eindgeneriek is afgelopen staat ze een snelcursus Italiaanse cinema te geven voor een verwonderd en dankbaar gelegenheidspubliek. Irresistibile!

wolken 522-544

wolkencitaten uit: Yann Martel, Het leven van Pi

522
(…) somberheid is slechts de overglijdende schaduw van een wolk. (16)

523
De orang-oetans hadden nog net zo veel trek in chapatti’s als altijd, de apen vroegen nooit of er nog nieuws uit Delhi was, de neushoorns en de geiten leefden nog steeds vredig samen, de vogels kwetterden, de wolken brachten regen, de zon was warm, de aarde ademde; God was – in mijn wereld bestond er geen Noodtoestand. (85)

524
Het weer veranderde snel. De zee, zo onmetelijk, zo adembenemend onmetelijk, bedaarde tot een glad, rustig deinen van tamme golfjes; de wind nam af tot een zoetgevooisd briesje, stralend witte wolken begonnen op te lichten aan een uitgestrekte, onpeilbare, teer lichtblauwe koepel. (116)

525
De sterren hielden zich schuil achter de wolken. (123)

526
De wolken, die zich verzamelden op het punt waar ik schepen wilde zien verschijnen, en de dag, die ten einde liep, kregen het voor elkaar dat mijn glimlach verflauwde. (128)

527
De dag brak aan, vochtig en betrokken, met een warme wind en een dichte deken van grijze wolken aan de hemel, die eruitzagen als opgepropte, vuile katoenen lakens. (132)

528
Het was warm, net als de dag daarvoor, met laaghangende bewolking en een licht briesje. (138)

529
Het begon te regenen. Het was de hele dag al warm en bewolkt geweest. (159)

530
De lucht klaarde op en de golven leken met de wolken te verdwijnen. (163)

531
Laat u niet beetnemen door verre wolken die er als bergen uitzien. (170)

532
Ik at met smaak terwijl ik naar de ondergaande zon aan de onbewolkte hemel keek. (177)

533
De sterren en de maan gingen schuil achter een dun wolkendek en het was pikkedonker. (189)

534
Op een paar slierten aan de horizon na was het onbewolkt. (189)

535
Het was een hete, onbewolkte dag. (203)

536
Zijn verdraagzaamheid op warme, onbewolkte dagen – als het dat tenminste was en niet gewoon luiheid – was niet voldoende. (205)

537
Er waren allerlei soorten luchten. De lucht werd bestormd door prachtige witte wolken, plat aan de onderkant en rond en bollend aan de bovenkant. De lucht was volkomen onbewolkt, van een blauw dat een aanslag was op je zintuigen. De lucht was een zware, verstikkende deken van grijze wolken, maar zonder voorbode van regen. De lucht was lichtbewolkt. De lucht was bespikkeld met witte schapenwolkjes. De lucht was doorstreept met dunne wolkenslierten, die op uitgerekte wattenbolletjes leken. De lucht was een egale troebele nevel. De lucht was her en der beschilderd met vlakke wolken, die iets weg hadden van zandbanken. De lucht was soms niets dan de achtergrond voor een visueel effect aan de horizon: zonlicht werd over de zee uitgestort en veroorzaakte scherpe overgangen tussen licht en donker. De lucht was een zwart scherm van vallende regen in de verte. De lucht was vele wolken op vele hoogten; sommige waren dik en ondoorzichtig, andere leken wel rook. (217)

538
Het was vroeg in de ochtend op een bewolkte dag en we bevonden ons in het hart van een storm van vliegende vissen. (223)

539
De wolken leken angstig voor de wind uit te buitelen. (227)

540
Door een scheur in het dekzeil zag ik een stukje nachthemel. Onbewolkt en bezaaid met sterren. (229)

541
Ik keek weer omhoog. Wolkeloze blauwe lucht. (230)

542
Bewolkt, maar niets. (240)

543
Deze verslapping werd veroorzaakt door bewolking en, nog eerder, door ruwe zee. (270)

544
De lucht was onbewolkt en het was volle maan. (276)

straffe blog

Goed geschreven, Wendy. Ik zie wat ik moet doen voor mijn geld. Ik ben een bofkont want ik heb met drie dagen werken genoeg. Niet over maar genoeg en zelfs meer dan genoeg. Ik zie vele anderen harder en langer werken voor minder. Dat is onrechtvaardig. Ik ben vijftien jaar zelfstandig geweest. Toen verdiende ik drie keer meer, maar ik moest wel vijf keer zo hard werken. Je moet keuzes maken in het leven en niet wachten tot het pensioen - dat er misschien nooit zal komen - om ervan te genieten. En nu ga ik eens kijken naar andere stukken die je geschreven hebt.

(reactie op een stuk op de straffe blog van Wendy Kroy)

3056

Vlissingen - 120718

maandag 19 november 2012

schrikkel 205b

Sebald schrijft in De ringen van Saturnus over de van de klippen gevallen Oost-Engelse havenstad Dunwich. De mens bouwt met veel bravoure zijn kerken en pakhuizen en verdedigingstorens en – in latere eeuwen – zijn bunkers, maar de zee en de wind houden daar geen rekening mee en doen hun werk van ondergraving en ondermijning en de zwaartekracht voltooit het karwei.

schrikkel 305a

Het is wel wat, zo’n privéstek om naar het aanstormende golvengeweld te kijken. Het geraas van de wind, het water dat op de keien ratelt en terug de zee in schuimt, het algenschuim dat je in alle stilte rond de oren raast – en dan maar vertellen aan je jongste op de arm over schippers die nooit zijn teruggekeerd, de avonturiers die in een vorige eeuw de oversteek waagden, de zee die haar geheimen niet prijsgeeft, het leven dat hieruit is voortgekomen. Een verstild moment, iets groots.  

facebookbericht 340 / van boeken bezeten 17

Boeken hebben het vermogen om mensen gelukkig te maken maar ze kunnen ook, in hun grauwe materialiteit, droefenis teweegbrengen. Hugo (Boelaert, die op Facebook verslag deed van het opdoeken van zijn boekenantikwariaat), ik begrijp heel goed waarover je het hebt. Ik kan maar één ding zeggen, of neen, twee. 1. Dank je voor dit verslag, waarvan ik de meeste afleveringen heb gelezen. 2. Laat de positieve werking van de boeken overwinnen en stoot het grauwe, het stoffige, de lastige materie zoveel mogelijk af. En toch nog: 3. Het ga je goed.

3055

S. in Groede - 120718

zondag 18 november 2012

debuut 45

Stille jasmijn

Peter WJ Brouwer
Landdieren
Uitgeverij P, Leuven, 2011, 80 p./ € 17,50

Peter WJ Brouwer (1965) laat het titelgedicht ‘Landdieren’ als een motto aan zijn debuutbundel
voorafgaan:
Alle begin was moeilijk.
Nauwelijks ontsnapt in
een vlucht nergens heen
 
de ogen nog warm,
mezelf verdwaald.
 
Geen vogel met jou te mogen zijn
maar zwaar, zo zwaar aan de grond
zullen we landdieren zijn gebleken,
stram en schuw in onze huizen

hunkerend naar een plek
waar bakens zonder licht zijn.
Hoor je de merels?
laten we ongedwongen zijn.

Dit is geen eenvoudige poëzie. Ruwweg geparafraseerd komt, denk ik zo op het eerste gezicht, de inhoud van dit gedicht hierop neer: ‘Laat ons, ook al mag het niet, de kluisters van het landdier-zijn afleggen en kiezen voor de vrije vlucht van de vogels; laat ons de zorgen van het dagelijks leven achter ons laten en schoonheid betrachten’. Hierachter schuilt een visie op – of een ervaring met – (on)vrijheid, verantwoordelijkheid en verlangen.

Zoveel is al meteen duidelijk: we maken kennis met een dichter die al voldoende heeft geleefd – ‘Alle begin was moeilijk’: verleden tijd – om zijn verwachtingen niet té hooggestemd te laten zijn. Hoe we ook verlangen, landdieren zijn we en landdieren zullen we blijven. Schoonheid moet hier en nu worden gezocht, niet in een of andere bevlogen transcendentie.
Ik herlees nu en merk – op het tweede gezicht –: de verstrengeling van de werkwoordtijden die een complexe relatie met verleden en toekomst (terugblik en voornemen) uitzet; de onbepaaldheid (‘nergens heen’, ‘verdwaald’, ‘bakens zonder licht’, ‘ongedwongen’); het paradoxale van de aansporing in de laatste regel: ‘laten we ongedwongen zijn’. Dat kan, in de aanloop tot een eerste bundel, tellen als intentieverklaring. Berusting klinkt door want je kunt natuurlijk niet ongedwongen wíllen zijn. Je kunt het geheugen niet zomaar uitschakelen en met een schone lei beginnen.

In de eerste cyclus, ‘Mensenwerk’, lijkt de dichter zichzelf, zijn bestaan en zijn werk, te positioneren in tijd en ruimte. ‘Beginnen’ vind ik in deze cyclus het belangrijkste gedicht. Je zou kunnen zeggen dat het zowel poëticaal als existentieel kan worden opgevat. De mechanismen van dichten en leven vertonen parallellen. Zoals herinneringen in het leven in volgende ervaringen meespelen, zo geldt ook: ‘een gedicht / heeft een geheugen / en binnen in de kamer / tussen twee regels // lees ik door / wat niet vergeten is, / vogel die ik losliet.’ De vogel uit het openingsgedicht duikt hier terug op, en wel als een vrij gekozen woord; de vogel is als een vlieger die door de dichterlijke creativiteit wordt opgelaten. Brouwer trekt, denk ik, een parallel tussen leven en schrijven, waarbij de vogel zowel in het leven als in dat schrijven (dichten) staat voor zowel vrijheid als voor een onvergetelijk, onuitwisbaar feit – hetgeen opnieuw een onvrijheid lijkt in te houden. Geen vrijheid zonder onvrijheid. Het verleden dringt zich dwingend aan ons op – en de dichter moet daar evenzeer mee werken als de levenskunstenaar. Als we maar konden vergeten, ‘ja dan // zouden we voor altijd / een ander zijn, we zouden van niets weten // en van elkaar de zoetste / droom opnieuw beginnen.’
Maar we kunnen niet vergeten. Elk woord trekt een spoor en beïnvloedt alles wat volgt. Misschien is het die ballast die – zie het openingsgedicht – ons zo ‘zwaar’ maakt en ons het vliegen, het onszelf overstijgen, belet?

Of kan het toch? Kunnen we toch vergeten? Misschien kan het in de literatuur? In het gedicht ‘Bibliotheek’ staat: ‘dit is de plaats / waar jij en ik kunnen dolen’. En in de liefde kan het zeker. Het mooie slotgedicht van de eerste cyclus heet ‘Om langzaam te vergeten’. Brouwer beseft hier dat zijn onderwerp, erotiek, gebukt gaat onder karrenvrachten trivia en gemeenplaatsen; hij gebruikt en plaatst de woorden heel behoedzaam. Het gedicht eindigt zo: 

En het bloed
dat toch weer
 
zich zonder verveling verzamelde
tot in de openingen van een ander
die geen ander meer was
 
en je
voldoende volledig
om langzaam te vergeten. 

Brouwer onderzoekt voortdurend hoe de tijd meerdere richtingen uitgaat. Hoe dingen soms wel maar heel vaak ook niet ongedaan kunnen worden gemaakt. Twee voorbeelden. Er wordt een bezoek gebracht aan de grootouders, die al dood zijn – ‘een fossiel was haar stem en / mijn herinnering het huis geworden’. En in het tweeluik ‘Wat we nu weten’ vraagt de dichter zich af of we zouden durven doen wat we doen als we nu al zouden weten wat we, nadat we het hebben gedaan, zullen weten.
De dood is in elk geval onomkeerbaar, zo bevestigt het gedicht ‘Vooravond’:
 
Ik zie een glimmende steen
die niets anders worden wil
onbegrijpelijk lang op hem rusten.
 
Ook zie ik hem in een hemd
kort daarvoor, en daarbij zijn angst
 
dat er geen tijd meer is
zich behoorlijk te verkleden.
 
Soms staat de tijd stil en lijkt een levensmoment zich samen te trekken in een verhevigde waarneming. In het gedicht ‘Kalenderblad’ kijkt de ‘ik’ in de slaapkamer naar een ‘jij’ die ‘naakt voor een spiegel’ staat. Buiten, maar ook binnen, woedt de herfst – en deze verwijst dan toch, onvermijdelijk, naar een toekomst:
 
Toen het licht over een schutting
kleuren in je haren schudde
 
groeide oktober aan jouw voeten
de aarde dicht.
 
Boleten waren verschenen,
tijd stond stil op het kalenderblad
 
en in je hoofd woekerden jaren
in dagen dood.
De dood loert om de hoek, neemt verschillende gedaanten aan: het vergeten, het voorbijgaan van de tijd, de vergankelijkheid van de liefde. Peter WJ Brouwer (1965) is oud genoeg om ‘de naakte waarheid’ te kennen en om te weten wat gelijk hebben waard is: ‘ik ken de waarheid al te goed / ik kan haar beter laten’.
Deze debuutbundel leest stug. Je bent zelden zeker van wat je leest – vandaar mijn aarzelende toon. Maar dat houdt de aandacht scherp. De aangehouden moeite wordt beloond want elke lezing brengt nieuw begrip. Een indruk van weemoed overheerst, een indruk van gerijpte, gelaten wijsheid: ‘Al ben ik heel gebleven en kan ik / met wat ik nu weet leren leven.’

Peter WJ Brouwer heeft mij met een aantal verzen en een enkele keer met een heel gedicht heel erg bekoord. Bijvoorbeeld met ‘Regen en jasmijnen’, dat ik ook niet heel goed begrijp, maar dat in elk geval heel mooi klinkt. Ik citeer enkele verzen uit dat gedicht:
 
Toen de regen geluidloos omhoog droeg
geur van jasmijnen door het tuimelraam
 
[…]
 
Toen noodweer je kreten smoorde,
de regen stroomde in de diepe tuin
en er duisternis was over de zegeningen,
verworvenheden en
wat jij al niet liefhad.

Dat je thuis kwam
en het bij het gerucht bleef.
[…]
Dat zo
geluidloos de geur van jasmijnen.


Deze recensie verscheen eerder dit jaar in Poëziekrant.