woensdag 14 november 2012

schrikkel 301

Dat maakt hem zo geliefd: dat hij volledig gefocust kan zijn, dat hij leeft in een éénduidig universum, dat hij zich van taal noch teken iets aantrekt en zich volledig wijdt aan zijn taak. En tegelijk ‘heb ik altijd zoiets van’: geef dat beest een schop onder de kont – ik verdráág dat slaafse niet. Maar toch parkeer ik mijn fiets niet voor zijn neus, ik zwicht voor het schattige.