zaterdag 31 januari 2015

driekleur 172

Door zijn grijzige spiegelbeeld heen doemt de ander op in al de hevigheid van zijn kleuren: het diepe glanzende zwart, de rode snavel, de gele flapjes achter zijn oren.

Robert Anker, Fortuyn en Liefde, 46

op verhaal 21

Infecties


Op de een of andere manier zijn we allemaal Gods kinderen en we kunnen maar moedig zijn als we vatbaar zijn voor angst. We doen ons best. En mislukken altijd min of meer.

Men kan niet stellen dat de vader van Antoine Blancuire veel naar zijn zoon heeft omgekeken, en al zeker niet na de vroegtijdige dood van zijn vrouw. Toen hij haar ontmoette, was zij een decennium of twee jonger dan hij. En ook toen zij stierf. Zij schonk hem in de korte tijd dat zij samen waren Antoine, maar zij heeft van het moederschap niet lang kunnen genieten. Zij werd door een onverzadigbare kanker aangevreten en door Magere Hein opgehaald in een Brussels ziekenhuis dat nochtans de reputatie genoot hooggespecialiseerd te zijn. Antoine mocht vanaf zijn vijfde moederloos door het leven. Toen ieder familielid een paar maanden later had vastgesteld dat hij niet door verdriet leek te worden verteerd, werd hij bij een verre tante geparkeerd. Zijn vader, die toen al de gezegende leeftijd van vijfenvijftig had bereikt, hield aan de ziekte van zijn vrouw een panische angst voor infecties over en liet gedurende een paar jaar om de haverklap al zijn lichaamssappen analyseren in geldverslindende labo’s. Hij wou en zou er op tijd bij zijn en was meer daarmee bezig dan met zijn zoon. Tot hij voorgoed de kolder in de kop kreeg en aan de zijde van een Poolse deerne, die al een tijdje het huishouden van vader Blancuire op zich had genomen, met de noorderzon verdween en puber Antoine aan diens ontkiemende alcoholisme en kleptomanie overliet. De verre tante zag het niet aankomen en keek verwonderd op toen de politie een eerste keer bij haar aanbelde met de vraag of de genaamde Antoine Blancuire thuis was.

Op zijn dertigste had Antoine Blancuire al zoveel watertjes doorzwommen dat hij zich in alle ernst voornemens begon te maken om definitief met drinken te kappen. Hij had een tijdje in een grootwarenhuis gewerkt, waar hij op de kledingafdeling een lucratieve zwendel had opgezet met extreem gesoldeerde tailleurs en mantelpakjes. Maar natuurlijk was zijn systeem niet waterdicht – Antoine viel door de mand en mocht al blij zijn dat hij het gerecht niet op zijn dak kreeg. Door een goddelijke interventie vond hij alsnog werk bij een concurrerende keten, op de speelgoedafdeling dit keer. Hij bewerkte de kinderen als een echte rattenvanger van Hamelen door auto’s met afstandsbediening tot vlak voor hun voeten te laten aanstormen, waar hij ze liet manoeuvreren tot de kinderen er quasi over struikelden, om ze vervolgens rechtsomkeert tot bij de kassabalie te dirigeren. De truc werkte, weinig ouders bleken opgewassen tegen het gejengel en gezeur van hun enthousiaste kroost. Maar ook dit keer sloegen Antoines stoppen door. Op een zondag na een drukke verkoopzaterdag in december trok hij met de inhoud van de speelgoedafdelingkassa samen met een paar vrienden naar een gîte in de Franse Ardennen, na eerst de duiten in de plaatselijke Auchan in exquise wijnen uit de Bordeauxstreek te hebben omgezet. Het werd een leuker weekend dan de maandag die erop volgde: ontslag, andermaal, en dit keer ging Antoine niet vrijuit. Na twee maanden prison zag en greep hij de kans om, na wat gescharrel links en rechts, een relatie te starten met een rijke weduwe van vijftig. Antoine was inmiddels drieëndertig. Zijn relatie met de weduwe begon met boodschappen doen voor haar, en klussen, en misschien ook nog wel met diensten van een geheel andere aard. Dit keer wist hij zijn positie wél te consolideren: de vrouw, die ongelukkig getrouwd was geweest met een onvruchtbare CEO van een petroleumraffinaderij, nam Antoine in huis en liet zich door hem vermurwen om meteen een en ander bij de notaris te regelen.  

Antoine moet nu vijftig zijn. Zijn weduwe is niet meer. Hoe het Antoine tegenwoordig vergaat, is onmogelijk te traceren. Hij zou onlangs nog zijn gesignaleerd in het casino van een Boheems kuuroord waar patiënten al drie eeuwen met hun glas aanschuiven bij een lauwwaterbron, maar het was niet duidelijk of hij daar was als croupier of als gokverslaafde klant. Van zijn vader en de Poolse is nooit meer iets vernomen.

surf je suf 23



150124

Johan Sanctorum over de ondraaglijke lichtheid van de kunst van Arne Quinze:

Rob Wijnberg over de ‘mediacratie’:

De gameverslaving van uw kinderen kan u geld kosten:

150125

Er zijn veel minder moslims in Europa dan meestal wordt gedacht:

150126

Recensie van Soumission van Michel Houellebecq:

150127

John Crombez over de politieke omwenteling in Griekenland:

De verschuiving van solidariteit en inclusiviteit naar liefdadigheid en uitsluiting:

Nergens wordt zo weinig kunst gekocht als in Nederland:

Bart Eeckhout over het voorstel van Liesbeth Homans om een aparte opvang voor kansarme kinderen te organiseren:

150128

De regeringspartijen en het veiligheidsprobleem:

150129

Door de vrijheid van meningsuiting is het ook mogelijk de islamgemeenschap te stigmatiseren:

150130

Rudi Vranckx over de jihad:

Luc Tuymans over de plagiaatzaak tegen hem:

Het terreurklimaat zorgt voor ieder van ons voor vrijheidsberoving:

3859

Oostende - 141213

vrijdag 30 januari 2015

niet opgenomen 76

141206

3858

Oostende - 141213

reactie



Geert Viaene heel herkenbaar! Van de eerste (en enige) gezinsreis naar Oostenrijk herinner ik mij ook vooral het feit dat mijn broer in het openluchtzwembad mocht - en er dadelijk weer uit sprong omdat het water zo koud was - en dat we een gezelschapsspel kregen om de tijd te doden op de terugweg met de bus.

*

Alberta Dekker toen ik de alpen in de verte zag schitteren in de sneeuw begon ik spontaan heidie na te doen;

*

Danielle Jacobs Hoe oud was je toen, Pascal? Ik herinner mij een gelijkaardige ervaring, maar dan in wintertijd. Stanzach im Lechtal. Ik was 11. We schrijven 1970. Sneeuwklassen, uiteraard alleen voor de gegoede klasse, maar dat had ik toen nog niet zo in de gaten. Skischoenen met veters en ski’s met bindingen die niet automatisch losschoten. Wat mij vooral is bijgebleven is de witte blikkering en schittering zover het oog strekt, de uivormige koepel van het witgewassen barokkerkje, de geur van houtvuur en van gezaagd hout, de alpen-koebel met handgeschilderde gentiaan en edelweiss in het lokale souvenirwinkeltje, en de doodsangsten die ik op de latten uitstond. Skiën en ik zijn nooit goede vrienden geworden; winterberglandschappen en ik des te meer.
Wat mij nu vooral opvalt is waar mijn blik naartoe ging. Ja, er waren andere meisjes daar, klasgenoten, die ik vanuit mijn ooghoek observeerde. Heel herkenbaar, dat gevoel dat je alleen stond en alleen was, ook in groep. Sommige van die meisjes waren al ‘verder’ en fladderden ongegeneerd als hitsige bakvissen rond de Piz Buin skileraar met zijn fonkelende witte tanden. Dat zijn woorden van nu. Dat zag ik toen natuurlijk niet zo. Maar toch had het iets unheimlichs voor me. Ik was toch meer nog het meisje van elf, vlak voor’t begin, er net tussenin, zoals Paul Van Vliet dat zo mooi bezingt in Meisjes van dertien.’Houden niet van zomerkampen, moeten daar toch heen. En zijn daar met z’n honderden verschrikkelijk alleen’. Met z’n honderden waren we niet en verschrikkelijk alleen, ach, zo vreselijk vond ik dat niet achteraf gezien. Maar dat kwam door mijn blik op de alpen-koebel.

*

Pascal Cornet Ik was toen twaalf, Danielle Jacobs, en geskied heb ik nooit en zal ik ook nooit doen! Plezierig is het wel dat ik blijkbaar herinneringen bij anderen doe opleven! Merci