dinsdag 21 mei 2024

parallel 212

Een medische conditie die veroorzaakt wordt door medicijnen is een iatrogene aandoening.

Salman Rushdie, Mes, 88



Na het inbrengen van de pacemaker traden er medische klachten op die veroorzaakt bleken te zijn door de medische ingrepen zelf.

Lydia Davis, Varianten van ongemak in: De verzamelde verhalen, 572


afscheid van mijn digitaal bestaan 357

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

20 maart 2014

ARTIKEL


Routine, ritme en register

Over het schrijven van artikels


Het schrijven van artikels blijkt vooral een kwestie van ritme en routine, van een beheerste timing in de schriftuur. Maar je moet ook altijd goed weten in welk register je hoort te schrijven. Dat is afhankelijk van het onderwerp, van het soort bericht dat je brengt, van de ruimte die je is toegemeten. P.C. schreef in een vorig leven heel wat artikels. Hij stond ons te woord in zijn woning te Brugge.


Ik heb er toch wel een aantal geschreven, denk ik, voldoende in elk geval om dat geëigende ritme in de vingers te hebben. Op den duur schrijf je artikels zoals ik denk dat een jazzmusicus improviseert: schijnbaar gedachteloos variërend, maar altijd binnen de perken van de conventie.’

P.C. laat zich verleiden tot een lesje journalistiek schrijven. Hij haalt met zichtbaar genoegen herinneringen op aan zijn journalistieke tijd. Uit een map met gefotokopieerde artikels, alle van zijn hand, haalt hij er willekeurig eentje boven en illustreert zijn theorie. ‘Kijk. Een inleiding die al de kern van de mededeling bevat, gaat het stuk vooraf. Het stuk zelf begint met een aanloop, waarin vaak nog eens het belangrijkste wordt geëxpliciteerd. Zo heeft de aandachtige lezer de boodschap al meteen na titel, inleiding en die eerste zinnen behoorlijk ingepeperd gekregen.’

P.C. toont ons hoe de journalist na die eerste inleidende zinnen ingaat op de aanleiding of de voorgeschiedenis van de kwestie die hij behandelt. Hij moet in elk geval een situering geven, waarna eventueel een vooruitblik of een algemene opmerking als coda kan fungeren. Als dat alles – ‘meestal in één geut’ – op papier is gezet, en de zinnen mooi op maat zijn opgepoetst en bijgeschaafd, volgt het laatste werk: het bedenken van een titel. ‘Die moet,’ aldus P.C., ‘de aandacht trekken, catchy zijn. De essentie van het bericht moet erin vervat zijn, maar dan zodanig dat er nog iets te raden overblijft. Je kunt de lezer prikkelen met iets woordspelerigs of paradoxaals, of met een klank die blijft hangen. Uiteraard doet het er wel toe om welk soort artikel het gaat. Bij recensies of beschouwingen kun je je al wat gemakkelijker een literaire frivoliteit permitteren, het sec-feitelijke wat meer achterwege laten.’

Uiteraard kunnen we het niet nalaten P.C. om een mooi voorbeeld te vragen. Hij zegt dat hij daar redelijk goed in was, in het bedenken van die wat meer literaire titels. ‘Al zeg ik het zelf’, voegt hij er glimlachend aan toe. En hij diept het artikel ‘Tuinieren op ’s werelds rand’ op, een recensie van Het verkoolde alfabet van Paul de Wispelaere. ‘Maar die mogelijkheid heb je enkel met dat soort literaire artikels. Als je artikels moet schrijven die je als een artikel in een winkel moet verkopen, op maat geschreven stukjes die enkel een feit melden, een verkeersongeluk of een brand, of die verslag uitbrengen van een poëzieavond, iets waar nauwelijks duiding bij komt kijken of een persoonlijke mening, of een stukje waarin je iemand laat uitleggen hoe je een goed artikel schrijft, van die artikels die je schrijft op commando van één-twee-drie, pure broodschrijverij eigenlijk – ja, dan staat zo’n titelspielereitje daar toch maar wat potsierlijk, dan kun je je bij het bedenken van een titel maar beter op de vlakte houden en tot pure communicatie beperken.’

Gevraagd naar de ideale lengte van een artikel, antwoordt P.C. gevat, alsof hij haast heeft: ‘Dat hangt er een beetje van af, maar vijfhonderd woorden lijkt mij ideaal, exclusief titel en inleiding.’ (PC)

7201

Brussel - 240421


maandag 20 mei 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 356

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

7 maart 2014


ARROGANTIE

Arrogantie, hoogmoed, pretentie, hybris, eigendunk, zelfverzekerdheid, assertiviteit – en er zijn er wellicht nog te bedenken: schakeringen van een bepaalde instelling ten aanzien van hoe je je op een ‘sterke’ manier kunt verhouden ten overstaan van je medemensen en van de dingen die je onderneemt. (De tegenpolen zijn: bescheidenheid, onzekerheid, zelfgeringschatting, faalangst…) Probeer de nuances tussen al die begrippen in te zien. Om te begrijpen wat ze precies behelzen, helpt het om na te gaan in hoeverre je er het adjectief ‘gezond’ naast kunt plaatsen. Een gezonde dosis eigendunk, dat gaat nog net. Pretentie kan iets positiefs zijn, zelfverzekerdheid zeker ook. Maar kun je hoogmoed en hybris in bepaalde omstandigheden gezond noemen? Hier klinkt de onvermijdelijke afloop al mee: hoogmoed komt voor de val en hybris wordt afgestraft. Arrogantie is een in alle opzichten negatief begrip. Een gezonde portie arrogantie, dat bestaat niet. Neen, in de connotatiewolk die dat woord met zich meevoert, waait het ziekelijke mee aan. Arrogantie is een symptoom van iets wat verborgen hoort te blijven. Hierachter gaat een slecht zelfbeeld schuil, een lage dunk, een zwakheid. Iets wat je zeer kwetsbaar maakt.







7200

Brussel - 240421

 

zondag 19 mei 2024

22 * 64,4 * 27,1 * 1196,0

Nieuwege - Plassendale - Roksem - Gistel - Oudenburg - Vlissegem - De Haan - Klemskerke - Stalhille - Meetkerke



7199

S. - 240420


zaterdag 18 mei 2024

Quentin Dupieux, Le deuxième acte

notitie 419

HET ACTEREN GEACTEERD

In de trailer van Le deuxième acte zegt de acteur die in de film de figurant speelt dat hij eigenlijk de hoofdrol heeft. Dat is uiteraard waar. Maar ook bijzonder tragisch.

Het is waar omdat er voor onze wereld geen tweede bedrijf is. Wat zich nu afspeelt, speelt zich nu af en er is geen tweede kans. Ook niet in de kunst, lijkt deze film te zeggen.

Daarover gaat Le deuxième acte. Het klinkt topzwaar en dat is het ook. Maar Quentin Dupieux levert wel een sobere, zeer humoristische maar tegelijkertijd ook intrieste prachtfilm af.

Le deuxième acte is geen dijenkletser of visueel spektakel. Liefhebbers van cinematografische hoogstandjes en geweld moeten vrede nemen met de naar verluidt langste tracking shot uit de wereldfilmgeschiedenis, een bloedneus en wat verbaal spervuur. Ja, u voelt mij al aankomen: dit is zo’n typisch Franse praatfilm voor intellectuele cinefielen!

Daar zorgen de fenomenale acteerprestaties van Léa Seydoux, Vincent Lindon, Louis Garrel, Raphaël Quenard en Manuel Guillot voor. En uiteraard is er ook het thema van de film. De inhoud, zeg maar, want jawel, Quentin Dupieux heeft het ergens over.

Le deuxième acte gaat over film in het bijzonder en fictie, of de verhouding tussen fictie en waarheid, in het algemeen. De acteurs wisselen voortdurend van register: ze spelen de rol die het script hun voorschrijft, en dan spelen ze zogezegd zichzelf, waarbij ze het over het maken van deze film hebben en zich soms zelfs rechtstreeks tot de camera of de geluidsman richten. Ze spelen dus dat ze spelen. Ze acteren het acteren – waarbij dat dubbelop acteren natuurlijk zelf ook weer een acteren is. Waarna ze weer naar hun rol terugkeren. Uiteraard staan de passages waarin ze ‘uit hun rol vallen’ ook in het script. De film wordt een dolgedraaide spiegeling en weerspiegeling waarbij de acteurs (en de filmmaker) hun eigen activiteit kritisch tegen het licht houden. Het virtuoze wisselen van registers zorgt voor hilarische momenten.

Dupieux stelt de vraag: hoe nog cinema maken in een tijd waarin woke, fake truth en artificiële intelligentie regeren? De film bestaat hoofdzakelijk uit gesprekken. Het verhaal is met opzet uitermate dun en ongeloofwaardig: hier is het Dupieux duidelijk niet om te doen. In de slotdialoog tussen David (Louis Garrel) en Florence (Léa Seydoux) zegt David dat hij eindelijk het licht heeft gezien: de werkelijkheid is niet zoals we gewoon zijn te denken de werkelijkheid maar fictie, en fictie is de werkelijkheid. Onze dromen en fantasieën, de kunst, muziek, literatuur en uiteraard ook film zijn werkelijker dan wat wij voor de werkelijkheid houden. Enkel als je het zo bekijkt, is het leven zoals het nu is leefbaar. Florence verwerpt deze filosofie: ‘La réalité est la réalité. Point final.’ We zitten op de Titanic en het orkest speelt tot het samen met de boot in de golven ten onder gaat. Daar moeten we het mee doen, iets anders hebben we niet.

Point final. Het zijn de laatste woorden van de film. Wat volgt is een woordeloze, schrijnende, gitzwarte epiloog waarin de zogezegde figurant Stéphane (Manuel Guillot), uitbater van het in the middle of nowhere gelegen, ‘Le deuxième acte’ genaamde restaurant (‘ouvert 7/7’), het hele gewicht van de film op zijn schouders laadt.

Quentin Dupieux, Le deuxième acte (2024)


7198

Brussel, Kanselarijstraat - 240416


vrijdag 17 mei 2024

7197

Brugge, Karel de Stoutelaan - 240414


donderdag 16 mei 2024

notitie 418

DECADENT WESTEN

Het Eurosongfestival van het voorbije weekend vond ik veruit de boeiendste editie van de afgelopen vijftig jaar, sinds Abba won met ‘Waterloo’. Niet dat ik ze alle vijftig gezien heb. Integendeel, ik denk niet dat ik in die halve eeuw drie keer heb gekeken. Ik herinner me één keer de puntentelling te hebben uitgezeten, mij verwonderend over de ellendige langdurigheid van de procedure.

Maar goed, daarover wil ik het niet hebben. En nog minder over de abominabele kwaliteit van het overgrote deel van de liedjes. Want het moge duidelijk zijn: over muziek gaat de liedjeswedstrijd allang niet meer. Eurosong is – op nogal vervelende wijze, het moet gezegd – verveld tot een lgbtqia+-manifestatie waarbij de liedjeswedstrijd enkel nog als kapstok of structurerend element fungeert. Op zich heb ik daar geen probleem mee, zolang ik niet word verplicht om ernaar te kijken. Op dezelfde wijze heb ik geen probleem met gay parades, zolang ik er maar niet bij hoef te worden betrokken. Ze doen maar. Blijkbaar kan het niet zonder geluidsvolume, wansmaak en een overdosis narcisme, maar daar hoef ik mij niets van aan te trekken. Dan nog altijd liever een – volgens Poetin en islamisten – ‘decadent Westen’ dan een repressieve dictatuur of een intolerant religieus fanatisme, twee andere manieren om samenlevingen te organiseren, die, overigens, eenzijdig masculien zijn.

Vrijheid blijheid dus. Maar is de toe-eigening door de regenbooggemeenschap van het Eurosongfestival wel iets vrijs om vrolijk van te worden?

Het gezwaai met vlaggen is niet bepaald iets wat mijn vertrouwen vermag op te wekken. Ik vind het een vreemde combinatie: een manifestatie van hoogstindividuele expressiviteit samen met het vertoon van nationalistische aanhorigheid. Zeker als met sommige van de vertoonde vlaggen tezelfdertijd ook op militaire fronten wordt gezwaaid. Letterlijk op hetzelfde moment dat de Israëlische kandidate haar act kwam brengen, prijkte diezelfde blauwe zespuntige ster op de bommen die op Rafah vielen. Hoeveel Palestijnen werden tijdens de Eurovisie-uitzending gedood?

Een andere zaak, die mij eigenlijk nog meer stoort – enfin, ik druk me te aseptisch uit, eigenlijk moet ik zeggen: die ik nog weerzinwekkender vind – is deze. Ik zie het beeld voor mij van de ‘non-binaire’ winnaar uit – ironisch genoeg – het neutrale Zwitserland. (Ik plaats dat ‘non-binaire’ tussen aanhalingstekens omdat het in zowat alle berichten als een epitheton werd toegevoegd aan de naam van de zanger. Die – ook ironisch! – Nemo heet. Je zou verwachten dat een kenmerk zou worden toegevoegd dat niet naar zijn seksuele identiteit maar naar zijn zangkwaliteit zou verwijzen, bijvoorbeeld ‘de tenor Nemo’, maar niet dus. Zei ik niet al dat het liedjesfestival niets meer met muziek te maken heeft?) Ik zie dus, zei ik, het beeld van die non-binaire Zwitser voor me, tijdens de achterafpersconferentie. Hij zei dat hij niet ten volle kon genieten van zijn overwinning door alle heisa met het boegeroep voor de Israëlische kandidate, en dan was er ook nog eens de diskwalificatie van zijn Nederlandse collega. Dat kon ik begrijpen. Je wint, behalve als je Johnny Logan heet, maar één keer in je leven het Eurosongfestival en dan wil je niet dat jouw party gespoild wordt. Nemo zei dit, zittende achter een tafel met microfoons en voor een wand met daarop de logo’s van de sponsors van het festival. Ik zag de naam van de Israëlische hoofdsponsor, de namen van twee luchtvaartmaatschappijen, en ook nog het logo van een Chinese spionage- en beïnvloedingsgigant die in zijn eentje meer bijdraagt aan het decadent maken van het Westen dan alle lgbtqia+-organisaties en -manifestaties bij elkaar, met name TikTok.

Kijk, daar is het mij om te doen. Dat lgbtqia+ Eurosong gekaapt heeft, het zal mij Conchita Wurst wezen. Maar de regenbooggemeenschap lijkt niet te beseffen voor wiens kar ze zich heeft laten spannen. Of ze lijkt zich daar toch niet bijzonder hard aan te storen. Ik zie hier het individuele narcisme van deze al dan niet non-binaire homo’s, lesbiennes, transpersonen en welke varianten er mogelijk nog zijn uitvergroot in een soort van collectief narcisme, en wel van een gemeenschap die zozeer gericht is op haar eigen identiteit en op het recht om ‘zichzelf’ te zijn – een zeer terecht streven, uiteraard – dat ze geen oog meer heeft voor de context waarin ze deze strijd aangaat: een context waarin in ecologisch en ideologisch opzicht totaal foute giganten zichzelf schaamteloos afficheren. Als het Eurosongfestival decadent is, dan niet omdat het een manifestatie is van veranderende opvattingen over persoonlijke identiteit, op zich zeer verdedigbaar, maar omdat ook hier, net als in bijvoorbeeld de sport, het geld en bijgevolg de corruptie en de achteloosheid ten aanzien van het voortbestaan van de planeet regeren. Jammer dat de lgbtqia+-gemeenschap te zeer op zichzelf gericht is om dat te zien.





7196

Brugge, Kolenkaai - 240411

 

woensdag 15 mei 2024

getekend 449



7195

Brugge, Burg - 240411


dinsdag 14 mei 2024

7194

Brugge, Beenhouwersstraat - 240409


maandag 13 mei 2024

pauwenveren 53

Le paon / De pauw


En faisant la roue, cet oiseau,
Dont le pennage traîne à terre,
Apparaît encore plus beau,
Mais se découvre le derrière.


Ontplooit de pauw de vedertooi
Die hij op aarde slepen liet,
Dan lijkt die vogel eens zo mooi,
Ofschoon je zo zijn billen ziet.


Guillaume Apollinaire, Bestiaire ou Cortège d’Orphée / Beestenboek of stoet van Orpheus (vertaling Paul Claes)


220214

pauwenveren 52

Paris Guide vatte het spitsuur op de Boulevard Haussmann tussen de Passage Jouffroy en de Chaussée d’Antin – rond zes uur, wanneer de avondkranten in de kiosken aankwamen en het flaneren kon beginnen – in een fraaie montage van klanken en geuren: ‘het metalige zwart, de glans van muskus, het ruisen van zijden jurken en hoeden met pauwenveren.’

Eric Min, Gare du Nord, 22

2201




afscheid van mijn digitaal bestaan 355

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

20 februari 2014


ARREN MOEDE

Je zou soms de joker moeten kunnen inzetten – maar er zijn van die situaties. Niet voor alles bestaat een joker. En dan doe je maar iets, omdat het beter is dan niets en er geen betere middelen voorhanden zijn.

Voorwaarde is wel dat je weet wanneer je hem moet inzetten als je er een ter beschikking hebt.

Mensen van mijn generatie – gek, ik begin die uitdrukking steeds vaker te gebruiken; als je jong bent doe je dat niet; alsof je maar van generaties spreekt in retrospectief – mensen van mijn generatie zullen zich, toch als het Vlaamse mensen zijn wier ouders over een televisietoestel beschikten, maar ik spreek over de late jaren zestig-begin zeventig, dus dat zal dan waarschijnlijk wel het geval zijn geweest… – ik herneem: Vlaamse mensen van mijn generatie, geboren in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw, zullen zich vast en zeker het televisieprogramma ‘Spel zonder grenzen’ herinneren. Die mensen weten nu wellicht al wat ik in dit lemma, dat ik met een opmerking over het inzetten van jokers aanvatte, zal vertellen.

In ‘Spel zonder grenzen’ namen landenteams het tegen elkaar op in een competitie die bestond uit allerlei dwaze spelletjes zoals elkaar, gekneld in een autoband en strijdend op een met bruine zeep ingesmeerde tatami, de loef afsteken, met water gevulde houten tobben over concurrerende ploegen uitstorten, met een reuzebal cyclobal spelen op driewielers met wielen van ongelijke omvang, enzovoort. Je kon het zo gek en dwaas niet verzinnen, of de bedenkers van de spelletjes waren jou al voor geweest. ’t Waren de beginjaren van de kleuren-tv, dus werd er bij de opbouw van de bordkartonnen decors kwistig en zonder al te veel zorg voor coloristieke harmonie met kleurenverf gesmost. De spelleiding was in handen van twee zebra’s, ik bedoel een als ijshockeyscheidsrechters uitgedost arbitrageduo afkomstig uit een of ander niet nader genoemd belastingparadijs dat te klein was om als afzonderlijk land deel te nemen, waardoor de neutraliteit van het duo verzekerd leek. België (toen was van Vlaanderen nog geen sprake) eindigde steevast laatste of, als het een keer niet over de hele lijn slecht afliep, voor- of derdelaatste.

Een van de verklaringen hiervoor was: domheid.

De Belgen kregen immers het jokerreglement nooit echt goed onder de knie. De joker, die goed was voor een verdubbeling van de behaalde punten, kon je in één van de spellen (manches) inzetten. Dat kon je uiteraard het best doen in een spel waarin geen enkel ander land zijn joker inzette. Dat kon je echter niet op voorhand weten; je maakte het meeste kans als enige je joker in te zetten in wat je als het moeilijkste spel beschouwde. Maar ook dat was niet zeker want ook de anderen konden die redenering maken. Enfin, dat was in elk geval een spannend spelelement. In elk spel was er telkens een land dat vrij was, dat niet mee mocht doen en dan van op de zijlijn mocht toekijken hoe de anderen een terugkaatsende boksbal tegen hun kop kregen, een reuzegroot kaartenhuis deden instorten vlak voor ze de laatste kaart hadden geplaatst, pijnlijk uitgleden op een schuin vlak en onherroepelijk tussen andere gesjeesde kandidaten in een met een niet nader genoemde maar in elk geval bijzonder smeuïge slijkgroene (kleuren-tv!) substantie gevuld bad terechtkwamen. Waarin ze, alvorens zelf slijkgroen gekleurd terug boven te komen, uiteraard eerst volledig kopje onder gingen. Enzovoort enzovoort, zo’n ‘Spel zonder grenzen’-avond diende uiteraard goedgevuld te zijn met luim en jool. Het valt nu nog maar moeilijk voor te stellen maar de mensen bleven er indertijd voor thuis.

Wat je niet mocht doen, was je joker inzetten in het laatste spel. Dat was het enige waarin álle landen aantraden en de behaalde punten werden er sowieso dubbel geteld.

Dan zullen we onze joker in dat laatste spel inzetten, dacht dus de Belgische delegatie, die het reglement niet tot in de allerkleinste lettertjes had gelezen. Twee keer dubbel, dat is maal vier: daar zal niemand aan gedacht hebben!

Wij, thuis gezellig voor de buis gezeten, zoals op datzelfde ogenblik een paar miljoen andere Vlamingen en over heel Eurovisie-Europa ongetwijfeld vele tientallen miljoenen voltallige huisgezinnen, zagen het aankomen. Maar toch vooral wij, wij die ons vereenzelvigden met onze ploeg, met de pijnlijke afgang waarop onze ploeg afstevende, met de gêne die ons bekroop toen het scheidsrechterlijke duo in het wit-zwartgestreepte T-shirt (met borstzakje, waarin steevast een dure chronometer of een opschrijfboekje stak) onze delegatieleider bij aanvang van het laatste reguliere spel erop attent maakte dat België de joker nog niet had ingezet. Een van die twee scheidsrechters heette – heel toepasselijk – Gennaro. Onze gegeneerdheid zat al in die man zijn naam ingebakken. Jan Theys, de BRT-commentator die ons de hele avond met zijn voorgewende betrokkenheid enthousiast had proberen te maken, maar die ook zijn wrevel niet had kunnen wegstoppen toen stilaan bleek dat de hoogste eer ook deze keer weer niet zou worden behaald; Jan Theys, die ooit live, met microfoon en al (die waren toen nog niet draadloos) in een van die ellendige waterbaden sukkelde en dat helemaal niet prettig vond; Jan Theys dus zag het aankomen en zei: ‘Zeg dat het niet waar is, wij denken dat wij de joker in het laatste spel mogen inzetten, maar, beste kijkers, dat mag helemaal niet! Dit is het laatste spel waarin wij de joker kunnen inzetten. Als wij het nu niet doen, zijn we hem gewoon kwijt!’ ‘Ai-ai-ai’, zuchtten wij gezamenlijk voor de buis. Wij hadden het eerlijk gezegd ook zien aankomen, maar bescheiden en dociel als wij waren, hadden wij tot op het moment dat Jan Theys begon te zuchten de mogelijkheid niet uitgesloten dat niet de Belgische delegatie maar dat wij ons vergistten: in die tijd ging er van de tv een nog ongecontesteerd gezag uit. (Ook dat kunnen wij ons heden ten dage nog maar moeilijk voorstellen!)

Gennaro en zijn kompaan (wiens naam ik vergeten heb maar het moet op Wikipedia zeker gemakkelijk terug te vinden zijn, en wie weet, misschien zijn er nog wel fragmenten van die op Europese schaal georganiseerde lol terug te vinden op YouTube); Gennaro en zijn kompaan dus overlegden druk, en riepen na een ellendig lange stilte, die zelfs praatvaar Jan Theys maar met de grootste moeite wist te overbruggen – het scheelde geen haar of de BRT had ons het ‘Interludium’-pancarte voorgeschoteld –; Gennaro en zijn kompaan dus riepen de Belgische delegatieleider bij zich en wezen hem op het onherroepelijke verdict.

Waarna de Belgische delegatie uit arren moede in dat laatste spel, waarin het helemaal niet uitblonk, haar joker inzette.

Met de gekende gevolgen.

Toen de meeste lol ervan af was en de meest vooruitstrevende Eurovisie-televisielanden zich aan andere rotzooi waagden, kon je het spelprogramma nog wel eens zien opduiken in achtergebleven contreien. Dan namen landen als Portugal of Malta het op tegen obscure Balkanstaten, voor zover die al niet in een bloediger spel met elkaar verwikkeld waren. Een waarin geen jokers konden worden ingezet.





7193

Brugge, Karel de Stoutelaan - 240402


zondag 12 mei 2024

7192

Sint-Michiels - 240404


zaterdag 11 mei 2024

21 * 66,6 * 26,8 * 1131,6

 Dudzele - Oostkerke - Vivenkapelle - Donk - Oedelem - Moerbrugge - Steenbrugge



afscheid van mijn digitaal bestaan 354

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


16 februari 2014


ARMOEDE

Ik heb nooit méér over armoede horen praten of erover gelezen dan dezer dagen. We bevinden ons in het zesde jaar van de crisis die de grootste heet te zijn na die van de jaren dertig van de twintigste eeuw (waar volgens een bepaalde partij niet naar verwezen mag worden) en het ziet er niet naar uit dat we het einde al bereikt hebben en evenmin dat we, voor zover we dit einde ooit zullen bereiken, dit zonder kleerscheuren zullen doen.

Vroeger zag je af en toe een bedelaar, en wist je van bepaalde individuen, die door werkloosheid, ziekte, scheiding of drankzucht in het sukkelstraatje waren terechtgekomen, dat ze in precaire omstandigheden leefden. Je zag ze niet vaak, en je wist dat er méér van waren dan diegenen die je te zien kreeg, maar je wist ook dat ze met niet velen waren. Nu vallen de armen nog altijd niet op, maar je weet dat ze er wel degelijk zijn. En je leest dat tegenwoordig zowat 25 procent van de mensen met armoede wordt geconfronteerd. De armoede is dus niet langer incidenteel, zoals met het gros van die stakkers van destijds die door de toen nog kleine mazen van het strak gespannen sociale opvangnetwerk waren gedonderd het geval was, maar structureel: armen maken nauwelijks nog kans om, ook al werken ze hard, boven het zogenaamde bestaansminimum uit te geraken, een rekenkundig gegeven waarachter veel leed, schulden, energiekosten en veel te hoge pachtprijzen schuilgaan.

Onrustbarend is vooral – en dan heb ik het voor een keer over mezelf en bij uitbreiding over een aantal mensen in mijn omgeving, die zeker niet excessief rijk te noemen is – dat je als het ware voelt dat die armoede, als stijgend grondwater (in het Brugse dialect de kwel genaamd), van onderuit dichterbij komt. Je blijft maar hard doorwerken, niet harder dan vroeger (voor zover dat al mogelijk was) maar toch, en ’t is alsof je aan je voeten, of aan je zitvlak als je een zittend bestaan leidt, nattigheid begint te voelen. Steeds vaker valt het voor dat je ook zonder buitengewone kosten te hebben gemaakt de maand met meer uitgaven dan inkomsten afsluit; sparen lukt niet meer, extraatjes zijn er steeds minder bij – en je hoort steeds vaker van mensen die de eindjes niet of ternauwernood aan elkaar weten te knopen, die hun auto wegdoen, die besparen op verwarming of voeding, die naar de Aldi gaan in plaats van naar de Delhaize, die minder kleren kopen of enkel nog in de solden, die al eens gesignaleerd worden in de Kringwinkel en dan niet uit overwegingen van interieursnobisme of in de hoop vintage spullen aan te treffen (die je daar trouwens al lang niet meer aantreft). En niemand zegt nog, toch niet in mijn omgeving, dat zijn kinderen het beter zullen hebben dan zijzelf.

7191

Zeebrugge - 240406


vrijdag 10 mei 2024

notitie 417

TIENDE DAG 6-10


X – 6.

Koning Karel de Oude is te gast bij graaf Neri degli Uberti, een voormalig politiek tegenstander, in diens mooie tuinen te Castellammare di Stabia. Terwijl ze aan de dis zitten, komen de twee jonge dochters van Neri visjes vangen in de vijver. De koning is danig gecharmeerd van hun bekoorlijkheden. Hij verneemt dat Neri niet over de middelen beschikt om zijn dochters een voldoende grote bruidsschat mee te geven. Hij weet zich in die mate door verliefdheid overmand dat hij het plan opvat de meisjes te schaken. Zijn trouwe graaf Guido slaagt erin hem van dit plan te doen afzien. Na het overwinnen van talrijke politieke en militaire vijanden slaagt koning Karel er nu ook in om zijn grootste vijand, zijn begeerte, te overwinnen. Hij helpt Neri bij het financieren van een fatsoenlijke bruidsschat voor diens dochters.


X – 7.

Lisa, de dochter van Bernardo Puccini, een welvarende apotheker in Palermo, wordt verliefd op Peter van Aragon wanneer die, ter gelegenheid van de festiviteiten bij zijn kroning als koning van Sicilië, deelneemt aan een steekspel. Lisa beseft dat ze met haar geringe komaf geen kans maakt en valt ten prooi aan een depressie. Zij vraagt de bard Minuccio van Arezzo de koning op de hoogte te brengen van haar gevoelens door hem een door de dichter Nico van Siena geschreven lied te brengen. De koning is hierdoor aangegrepen en besluit de apothekersdochter van straat te helpen door haar te koppelen aan Perdicone, een jonge edelman die beter bij haar stand past.


X – 8.

De boezemvrienden Titus Quintius Fulvus en Hegesippos studeren filosofie in Athene. Hegesippos zoekt zich een bruid en vindt zijn gading in Sofronia. Maar Titus wordt hopeloos verliefd op haar. Hegesippos vindt zijn vriendschap belangrijker dan het vooruitzicht Sofronia te huwen. Hij stelt zijn vriend voor haar van hem over te nemen. Na lang aarzelen neemt Titus het voorstel aan. Maar om de familie van Sofronia niet voor het hoofd te stoten, moet zij wel eerst met Hegesippos trouwen. Daarna mag zij van haar wettige echtgenoot het bed delen met Titus. Kleine verwikkeling evenwel: Sofronia is van deze schikking niet op de hoogte en vrijt met Titus, denkende dat zij in Hegesippos’ armen ligt. Zo’n bedrog kan natuurlijk niet onopgemerkt blijven. Het komt uit en Sofronia’s familie keert zich tegen Hegesippos. Titus slaagt erin de familie te overtuigen dat zij Sofronia beter kan afstaan. Hij keert met haar naar Rome terug. Hegesippos blijft achter in Athene en geraakt aan lager wal. Hij zoekt hulp in Rome, maar Titus, die daar machtig en rijk is geworden, herkent hem niet. De wanhopige Hegesippos laadt de schuld van een misdaad die hij niet heeft begaan op zich. Hij zal worden geëxecuteerd, maar wordt op het laatste nippertje gered. Hij wordt nu wel herkend door Titus, die hem zijn zus Fulvia ten huwelijk aanbiedt. Eind goed al goed! Hegesippos aanvaardt het Romeinse staatsburgerschap en de twee stellen kunnen onder hetzelfde dak een fijn leven leiden, ‘in voorspoed en geluk’.


X – 9.

Sultan Saladin van Caïro reist, verkleed als koopman, naar Italië om er de christenen die zich voorbereiden op een volgende kruistocht te bespioneren. Op de weg van Milaan naar Pavia ontmoet hij messer Torello van Strada. Die biedt hem zijn gastvrijheid aan. Torello overlaadt de vermomde sultan met veel meer attenties dan iemand van een weliswaar rijke maar toch gewone burger kan verwachten. Maar Torello komt er niet toe de ware identiteit van zijn gast te achterhalen, laat staan diens ware bedoelingen te doorgronden. Enige tijd later vertrekt Torello op kruistocht. Met zijn vrouw spreekt hij de termijn af die moet verstrijken vooraleer zij, in het geval hem iets zou overkomen, mag hertrouwen. Torello’s kruistocht loopt niet goed af: hij belandt in de kerkers van – toevallig! – sultan Saladin. Ze herkennen elkaar niet. Omdat Torello een uitstekende valkenier is, neemt de sultan hem in dienst. Uiteindelijk herkennen ze elkaar toch. Saladin herinnert zich Torello’s gastvrijheid van weleer. Ondertussen heeft Torello’s echtgenote het foute bericht ontvangen dat haar man gesneuveld is. Na de rouwperiode kan zij de avances van de Lombardijse notabelen die naar haar hand dingen niet langer negeren. De met haar man afgesproken termijn staat op het punt te verstrijken. Geholpen door een van de magiërs van de sultan, slaagt Torello erin om, gebruikmakend van een vliegend bed, net op tijd thuis te komen. Daar kan hij vaststellen dat zijn echtgenote, die hem niet meteen herkent, zeer ongelukkig is met het vooruitzicht te moeten hertrouwen. Pas nadat Torello haar de ring heeft toegespeeld die zij hem bij de aanvang van zijn kruistocht heeft meegegeven, vallen de schellen haar van de ogen. De ‘bijna-bruidegom’ met wie zij op het punt stond te trouwen incasseert deze tegenvaller zeer sportief, dat moet gezegd!


X – 10.

Gualtieri, markies van Saluzzo, ‘dacht er niet aan een levensgezellin te nemen en zich van een nageslacht te verzekeren, wat als een niet gering blijk van wijsheid kan worden beschouwd’ (777). Maar uiteindelijk zwicht hij toch voor de druk van zijn onderhorigen, die vinden dat hij moet trouwen. Op één voorwaarde: dat hij zelf zijn echtgenote mag kiezen. Tot eenieders ontzetting neemt hij de boerendochter Griselda tot bruid. Zij overtreft evenwel alle verwachtingen en blijkt een goede echtgenote. Het is Gualtieri die uit zijn rol valt door haar, nadat zij van een dochter en vervolgens een zoon is bevallen, onheus te bejegenen. Hij neemt haar beide kinderen af en plaatst ze bij een verre tante. Griselda, die in de waan wordt gelaten dat haar kinderen zijn gedood, verbaast hem met de gelijkmoedigheid waarmee ze dat wrede lot ondergaat. Zelfs nadat Gualtieri haar zijn voornemen te kennen geeft haar te zullen verstoten, ondergaat zij ook deze ongein verduldig: voor haar is Gualtieri’s wil wet. Alsof dit alles nog niet wreed genoeg is, draagt Gualtieri Griselda op hem te helpen bij de festiviteiten voor zijn tweede huwelijk, ditmaal met een dame van stand. Ondertussen is hun dochter twaalf geworden. Gualtieri maakt Griselda wijs dat zij, de dochter dus, de nieuwe bruid is. Griselda vindt dat Gualtieri een goede keuze heeft gemaakt. Het feit dat zij ook bij deze beproeving geen krimp geeft, doet Gualtieri eindelijk besluiten dat hij zich geen betere vrouw kan wensen dan Griselda. Hij onthult haar de ware identiteit van de twaalfjarige jongedame en wat zijn tweede huwelijksfeest leek te zullen worden draait uit op een herenigingsfeest.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)

7190

Zeebrugge - 240406


donderdag 9 mei 2024

20 * 70,1 * 26,1 * 1065,0

Dudzele - Oostkerke - Sint-Anna-ter-Muiden - Retranchement - Nieuwvliet - Oostburg - Draaibrug - Hoeke - Damme



afscheid van mijn digitaal bestaan 353

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

1 januari 2014


VEERTIEN


Twee connotaties die aan het getal veertien verbonden zijn: Johan Cruijff en de Eerste Wereldoorlog.

In de tijd dat Johan Cruijff als een generaal over het middenveld heerste, was het nog niet gebruikelijk om met rugnummers tot diep in de dertig of veertig (of zelfs nog meer) te spelen. Nu krijgt elke speler van een ploeg het hele jaar door zijn eigen nummer opgespeld, ook als hij de vierendertigste onterecht aangekochte loonslaaf uit een of ander ‘achterlijk’ Afrika is – maar in de jaren zeventig werden de nummers verdeeld naargelang van de plaats die de speler – vaker dan nu dezelfde speler – op het veld innam. De keeper speelde altijd met het nummer 1, ook als hij de reservekeeper was; de backs met de daaropvolgende nummers; ergens in het midden liepen de spelverdelers 6 en 7 (bij Club waren dat een tijd Julien Cools en René Vandereycken); voorin liepen de 9 (Lotte Lambert) en de 11 (Ulrich Lefevre); de 10 was de vrije spits, meestal een kleiner uitgevallen, wendbaar mannetje (Marc Degryse). Dat was overzichtelijk, dat was gemakkelijk. Cruijff was zo outstanding dat hij zichzelf het recht voorbehield een nummer hoger dan 11 (het aantal spelers van een ploeg) te dragen. Vandaag zouden wij dat een geniale marketingtruc noemen. Cruijff was altijd de 14 – in die mate zelfs dat nooit een andere speler, ook niet van andere ploegen, het waagde dat nummer op te eisen.




En dan de Eerste Wereldoorlog. Die moet dit jaar herdacht en – laat ons alvast maar dát cliché uit de kast halen – dat zullen we geweten hebben. We zullen het in die mate geweten hebben dat we het nu al meer dan genoeg weten. Want inderdaad: de herdenking van ‘De Groote Oorlog’ (die dubbele O is, evengoed als de 14 van Cruijff, een typografische marketingtruc, genre 2BE, U2, 4U, de @ of # in alle mogelijke afkortingen en samentrekkingen) is nu al volop bezig – ze zijn er namelijk al in 13 mee gestart! Bang om in de overkill te belanden – overkill is hier wel een benarde woordkeuze, moet het gezegd? – zijn de talrijke initiatiefnemers vroeg genoeg van wal gestoken. Of het nu om televisiedocumentaires gaat of om pientere romanciers die, vooruitziend genoeg om vooral niet in het peloton aan het jaar te beginnen, nu al hun pièce de résistance op het lezend publiek loslaten. Het is al duidelijk dat we op een indigestie van herdenkingen afstevenen. Nog vóór het eigenlijke herdenkingsjaar hoort te beginnen – die oorlog van 14-18 begon maar in augustus – zullen we dat hele herdenken al in die mate beu zijn dat we nauwelijks nog zullen luisteren of kijken als het er echt om zal gaan. Ja, de mediamoeheid treedt nu al in. En dan heb ik het nog niet over de gêne, het ongemak, de ergernis, de verontwaardiging die mogelijk zijn bij het schaamteloos uitmelken van het vreselijke, door geen enkele documentaire of herdenking of roman te evoceren leed van die vele honderdduizenden die in de blubber ten onder zijn gegaan en wier leed ten eeuwigen dage anoniem, hemeltergend en absurd zal blijven. Ook bij de tweehonderdste verjaardag.


7189

Zeebrugge - 240406


woensdag 8 mei 2024

7188

Assebroek - 240403


dinsdag 7 mei 2024

driekleur 553

Roodborstjes, vinken, blauwe gaaien, goudmerels, zwartvleugeltangaren, kraaien, mussen, winterkoninkjes, rode kardinalen, zwarte merels en af en toe een blauwe lijster.

Paul Auster, Bericht vanuit het innerlijk, 14


afscheid van mijn digitaal bestaan 352

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

31 december 2013


Ik maak een paar optelsommen in mijn huishoudboek voor het voorbije jaar. De resultaten zijn toch opzienbarend. Naast alles wat noodzakelijk is en waarop enkel zou kunnen worden beknibbeld door rigoureus de broeksriem aan te halen, gaat *** op in drank en *** in geschenken, schenkingen, traktaties en attenties. Aan boeken besteedde ik het afgelopen jaar bijna 800 euro. Dit alles samen is ongeveer *** euro voor niet-noodzakelijke uitgaven, ofte de marge waarin zou kunnen worden bespaard. Roken doe ik niet en dure hobby’s houd ik er niet op na. Voor mij geen alpinisme met een Havanna na.

Dat van mijn boekenbudget vertelde ik deze namiddag aan J. van boekhandel Raaklijn. (Ik moest daar zijn, had ik mezelf wijsgemaakt, om de bonnen te verzilveren die ik van de Biekorfleesclub en van N. had gekregen – en die dus geen spoor zullen nalaten in mijn budget). J. fronste de wenkbrauwen. Poeh, achthonderd? Slechts? Ik had een klant, hij is helaas dit jaar overleden, die hier niet buiten ging met minder dan 800 euro aan boeken! Per bezoek! De laatste jaren moest ik, omdat hij zelf niet meer hier geraakte, bij hem thuis leveren, en dat was telkens voor meer dan 1.000 euro, soms zelfs voor enkele duizendén euro! Hij kocht alles van L’Univers des Formes, Zodiaque, Pléiade… Helemaal op het laatst, toen hij ook uit zijn stoel niet meer kon, beval hij zijn dienster: ‘Reik me eens het laatste dagboekdeel van Julien Green aan, oui, le volume intitulé “Ce qui reste de jour”.’ Hij was Franstalig. Of hij zei: ‘Lieverd, kun je me eens Les Mémoires d’outre-tombe van Chateaubriand geven, ik moet dringend een passage opzoeken.’ En dan begon dat meisje te zoeken op min of meer de plek waar die man met bevende hand naar wees, en en passant stofte ze met de plumeau die ze altijd bij zich had nog vlug even de plank af.

Ik vroeg J. hoe het die man zijn bibliotheek is vergaan. Boeken zijn maar iets waard als reeks, antwoordde J.. Maar de erfgenamen zijn eerst tot de verdeling overgegaan! Elk naar zijn heug. Gevolg: geen enkele reeks is nog volledig en dus is de hele bibliotheek nagenoeg waardeloos geworden.

Een waardevolle maar voor mij nutteloze les. Nutteloos niet omdat ik nooit sterven zal, maar omdat ik geen reeksen verzamel.





7187

Veldegem - 240401


maandag 6 mei 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 351

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

25 december 2013


Ik breng deze kerstdag alleen door. Een beetje treurig is dat, maar ik heb anderzijds geen gedonder aan m’n kop en kan de hele dag besteden aan wat ik graag doe. Schrijven in dit dagboek is een van de dingen die ik graag doe.

Gisterenavond waren we te gast bij L. Net als vorig jaar. Ik keek om me heen en zag wat de tijd met sommigen onder ons in dat jaar heeft aangericht.

De gesprekken liepen vlot in elkaar over. Het viel me op dat wij elkaar niet genoeg laten uitspreken. Het stoorde me. Midden in een zin, nog voor de pointe is bereikt, zegt iemand iets over het eten, of over een detail in het interieur – en het verhaal dat gaande was, wordt nooit voltooid. Ik heb dan ook de indruk, nu, een half etmaal later, dat er niet echt veel is gezegd, dat veel onuitgesproken is gebleven. Niemand laat op die manier het achterste van zijn tong zien, waar hij of zij echt mee bezig is, wat hem of haar echt raakt.

We hadden het onder meer over de bomen die waren omgewaaid langs de vaart, over het sterk ontwikkeld smaakorgaan van eenden, over co-housing, of je dat nu al dan niet het best met vrienden doet, en over hoe straf de Vlaamse polyfonisten wel niet waren.

De gerechten smaakten voortreffelijk, de wijnen ook. Maar voor koffie waren we te moe. We praatten het nog L. uit zijn hoofd om de afwas tot morgen, vandaag dus, uit te stellen en deden hem allemaal samen. B. vloog erin als een razende Roeland, er lag al vlug een plas op de keukenvloer.

We wensten elkaar goedenacht en gingen uit elkaar en dachten, elk voor zich: misschien tot volgend jaar.

7186

Steenbrugge - 240401


zondag 5 mei 2024

19 * 52,7 * 27,3 * 994,9

Damme - Dudzele - Oostkerke - Hoeke - Damme - Sint-Kruis - Assebroek 



afscheid van mijn digitaal bestaan 350

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


29 november 2013

Een mens zou, aan de hand van het televisieprogramma ‘Blokken’ en de vragen die daarin verkeerd worden beantwoord, eens een lijstje moeten aanleggen met bewijzen van de teloorgang van de toch als evident beschikbaar veronderstelbare parate kennis. Maar een mens kan zich maar beter niet laten leiden door zorgen over de kwaliteit van ons onderwijs en door een al te pessimistische kijk op de toestand van onze beschaving – daarvoor is het leven te kort.

Dat echter gisteren een kandidaat niet wist dat de bergketen die zich op de grens tussen Spanje en Frankrijk van Atlantische Oceaan tot Middellandse Zee uitstrekt Pyreneeën heet, en dat vanmiddag allebei de kandidaten dachten dat John Le Carré een Franstalige auteur is: dat moet ik hier toch even kwijt.

Op zich zou ik dat nog niet de moeite van het opschrijven waard hebben gevonden, mocht niet de tweede kandidaat die in John Le Carré niet, in weerwil van diens Frans klinkende naam, de Britse thrillerauteur had herkend, bij de beslissende vraag niet ook nog eens freudiaans zijn uitgeschoven. Els F. uit Erpe-Mere kon niet op de naam komen van de kerel die in Pirates of the Caribbean die opgeschroefde Piet Piraat speelt waar zoveel vrouwen voor vallen – ik bedoel voor de acteur, niet voor de piraat. Johnny Depp was de naam die haar ontsnapte. Het lag op het puntje van haar tong, zoals dat pittige dipsausje waar ze onlangs van proefde, maar ze kon er niet op komen. En daardoor verloor ze het spel. Kijk, dat was nu eens iets wat ik ook niet wist: de exploten van de heer Depp zijn aan mij totaal voorbijgegaan.

Bij het troostpraatje achteraf komt Ben Crabbé, de onvolprezene, op deze onverklaarbare vergeetachtigheid terug: ‘Johnny Depp heeft het jou gelapt!’ ‘Ja,’ zegt Els F. uit Erpe-Mere, zonder dat haar was gevraagd gênante ontboezemingen prijs te geven, ‘vreemd dat ik niet op die naam kon komen want iedereen zegt dat mijn man zo op Johnny Depp gelijkt.’

Waartoe het ontbreken van parate kennis over piraten al niet leiden kan.